LAAG LAND en HOOG LAND. van den Berg, Leguit, de Vries Robbd en van d e r S t e r r bij het gestelde alternatief tot de slotsom vvaren gekomenom geheele inpolderingin verband met andere werken, aan te raden, in plaats van afsluiting van hooge landen met afzonderlijk ge- maal voor te stellenzoo als zij meenden te moeten doenware vrij zeker een ander onthaal aan hun werk te beurt gevallendan nil plaats vond. Daarin werd misgetast. Het denkbeeld om, in verband met de werking der stoomtuigen op de laagste gedeelten van den Poldertevens een groot gedeelte hoog land een eigen boezem te gevenmaakte een' goeden za- menhangeen goed geheel nit. Bene volledige uitvoering had afdoende resultaten kunnen gevenmaar het stelsel heeft iets tegen zich dat soms vrij krachtig iste wetenniemand wil er van gediend zijn en om die reden verlangt niemand het te onderzoeken; daarom weten de ingelanden (ik spreek van de meerderheid) nog niet bepaaldelijk wat zij wi'llenof liever hoe zij het uitgevoerd willen hebben, hoewel de algemeene strekking voor mij gansch niet twijfelachtig ishet zal van zelve blij- ken waarom. Het denkbeeld van inpoldering is eenmaal een stokpaardje gewordende commissie Storm Buy- sing c. s. weifelde zetf, zoo het schijnt, een oogen- blik om den knoop maar door te hakkenop biz. 27 van het rapport worden door haar de lichtzijde en de voordeelen aangetoond van algemeene inpoldering alvorens de bezwaren daartegen eenigermate te doen uitkomen. De Meercommissie was reeds met het euvel be- hebt, de Voorzitter van dat ligchaam spreekt immers op pag. 116, tweede gedeelte van zijn werk, van eene lage streek, denkelijk van eene kade, te om- ringen en door enkele molentjes op de waterberging uit te malen. In de Brochure van den Niet - Ingeland in 1859 bij J. Noordendorp te Amsterdam uitgege- ven waarvan de hoog geachte heer Dr. C. E. Heyn- s i n s zich als schrijver heeft bekend gemaakten welk stuk de strekking had het rapport meergemeld in alle deelen te bestrijdente wederleggen of te verbeterenwordt op biz. 20, 30 en 39, inpolde ring ter sprake gebragt en den wensch uitgedrukt dat die o. a. zullen geschieden voor rekening der eigenaars. Op bladz. 98 en vervolgens wordt met vernieuwde kracht op dat aanbeeld geslagen, de voor- stellenin het rapport vervatals onaannemelijk en niet afdoende beschouwden de overtuiging uitge- sprokendat inpoldering der lage landen eene moge- lijke zaak moest worden. Sterker kan de uitdruk- king wel niet zijn. Alle eigenaars in Noord-Hollandover het IJ na- melijkzijn als een eenig man durf ik bijna zeggen voor inpoldering gestemd, zij weten bij ondervinding dat eene doelmatige waterverdeeling en aanneming van een peil, tot de eerste en voornaamste grond- slagen behoorenwaarop eene goede polder-inrigting rusten moet. Eindelijk, de voorstanders van het systeem om den polder voor alsnog aan de uitsluitende werking der machines over te latenom het water uit de hoofdvaarten en togtenin de binnenslootenin plaats van in de liingvaart, het Spaarne en de Leede te bergenzijn die finaal vrij op dat beginsel evenmindie hebben groote en kleine plannetjes voor inpoldering in gereedheid tegen den tijddat de stoomtuigen, volgens hunne meening, den polder kunnen droog houden. Na al hetgeen voorafgegaan is, wensch ik de volgende hoofdzakenom den toestand van den Haarlem-,nerm.eer-Polder te verbeterenaan het oordeel van deskundigen en belanghebbenden te onderwerpen. In de eerste plaats neem ik aan dat de stoom tuigen de Lynden en de Cruquinsvan genoegzame meerdere ketels (4 en 2 stuks) voorzien moeten worden, terwijl de bestaande ketels aan de Leegh- icater vernieuwing vorderen, een en ander zal, met de noodige verandering aan de gebouwen, eene uit- gaaf van 112,000 noodzakelijk maken. Ten tweede moeten de verdiepingswerken aan de dwarstogten op eenen regelmatigen voet voortgezet wordenwaarvan de kosten uit de gewone begroo- ting gevonden worden. Ten derde komt in aanmerking de vermeerdering van het uitmalingsvermogendat volgens alle des kundigen te klein isen wel door middel van kapitale vijzelmolens, om te beginnen drie gangen, te plaat- sen op de dwarstogten aan de oostzijde, ten einde de stoomtuigen te verligten en die des zomers onder gewone omstandigheden buiten werking te kunnen houdenvordert eene uitgaaf van 160,000; wan- neer deze molens voldoen, kan het getal verdubbeld worden, waarvoor nogmaals eene som van/ 160,000 te stellen. Deze werktuigen worden zoo ingerigt, dat zij op den geheelen binnen-boezem en bij eventueele inpoldering ook voor deze dienst kunnen doen. In de vierde plaats moet eene afsluiting plaats hebben van de Sectien J en M, ten einde de kwel op dat punt onschadelijk te makenen die Sectien door een gang of twee vijzelmolens op peil te houden dit zal eene uitgaaf vorderen van f 60,000. Wanneer deze werken zijn uitgevoerd, zal het oogen- blik daar zijn om eene algemeene inpoldering tot stand te brengen, daar aangenomen kan worden dat het uitmalingsvermogen krachtig genoeg zal zijn om den te verkleinen boezembestaande uit de hoofd- en kruisvaart met de dwarstogten, die door 35 binnen- molens, gelijk staande met 14 kapitale molens, in de 24 uren, ruim 70 duim opgezet kan worden, regelmatig te ontlasten en daardoor aan de verschil- lende landen eenen waterstand te geven van 0,50 el beneden het laagste punt in elken polder. Voor de bepaling van de hoogte der opmaling is aangenomen dat de molens bij eenen boezemstand van 4.30 -5- AP. moeten stilstaan. Welligt dat dit peil nog opgevoerd kan wordenterwijl de kosten gerekend kunnen worden op p. m. f 400,000. Ten vijfde moeten de lengtetogten en het Jaagpad verbetering ondergaan en nog eenige aanlegplaatsen daargesteld, terwijl de beplantingen krachtiger voort gezet kunnen worden dan de beperkte middelen thans toelatenvoor een en ander wordt eene som van 100,000 gevorderd. Ten zesde kanzoodra de begrinding der dwars- en hoofdwegen is afgeloopenin overweging genomen worden om de overige lengtewegen hard te maken de som daartoe noodig is zeer aanzienlijk ,/190,000 en het jaarlijksch onderhoud zeer drukkend voor den polder, maar het algemeen wil in dat opzigt verbete ring, en de vraag moet alleen beantwoord worden, of de aanzienlijke uitgaven hiertoe benoodigd, en die ongetwijfeld te zamen, met de vroeger reeds aange- gevenedoor middel van geldleening gevonden moeten worden, productief kunnen zijn? Ik meen deze vraag nog eens, voor alle de opgenoemde aanzienlijke som- men te moeten herhalen, en toestemmend te mogen beantwoorden. De hoedanigheid van onze poldergronden, de ligging midden in het land, in de onmiddelijke nabijheid der groote stedende aanzienlijke huurwaarden die de hooge gronden reeds opbrengen, schrikken mij niet af om geldleeningen te sluitenomdat die niet zouden zijn voor improduktieve uitgaven, maar voor eene zaak, waardoor onze eigendommen tot de aanzienlijke waarde gebragt kunnen worden, welke zij op dit oogenblik missen. Als eigenaar van uitsluitend hoogen grond in den Haarlemmermeer-Polder heb ik nog de vraag gedaan of het mij geoorloofd was, het adres Deleourt, van der Kun en van der Hoop c. s.te onder- steunen. Op de gronden boven door mij aangegeven en in aanmerking nemende dat ook hier bijzondere voor alge meene belangen moeten wijkenaarzel ik geen oogen blik de bij dat adres ontvangene verklaring te onder- teekenen. Er prijs op stellende dat de plannen tot verbetering, even als vroeger, ter kennis van de belanghebbenden kwamenmeende ik dit stuk ter plaatsing aan het Weekblad van Haarlemmermeer te mogen aanbieden. Haaklem, Dijkgraaf van den 5 Maart 1860. Haarlemmermeer-Polder J. L. VAN DER BURCH. Laag land en hoog landZiedaar het wachtwoord voor alle polder-oorlogen. Naauwelijks is in den winter het water eenige duimen boven het gewone peil ge- rezenof het geklag gaat op over te veeleven als in den zomer over te weinig water. Waterlast en waterzuclit zijn de gewone elkander opvolgende ziekte- versChijnselen in elke (vooral nieuwe) droogmakerij. In zulk een tijd ontmoeten wij overal liedendie, als zij eens aan het beheer warenspoedig de zaak klaar zouden hebben en wij bedroeven ons er overhoe men toch gedurig en gedurig weer mistasten kan in de keuze van bestuursleden. Het ligt buiten mijn doel andersdenkenden uitvoerig te bestrijden. Ik wilde slechts mijne Mede-Ingelandendoor middel van dit blad, de vraag voorleggenof, met behoud van de eerlijkheid, het mogelijk is afscheidingen te maken, zonder de individueele toestemming (niet door middel van Hoofd-Ingelandenmaar persoonlijk tot den man van eene roede toe) van alien. Men zal reeds gissen waarom ik juist nu dit denkbeeld ter sprake breng. De Heeren Deleourt c. s. hebben de beleefdheid gehadmij eene uitnoodiging te zendenom deel te nemen aan hun adres. Ik deed dit niet, omdat ik meende niet te mogen vragenwat naar mijne over tuiging Hoofd-Ingelanden niet mogen ondersteunen, maar ik meende toch aan de uitnoodigers eenige reken- schap van mijn stilzwijgen verschuldigd te zijn, en niet beter dacht ik te kunnen antwoorden, dan in het openbaar mijne bezwaren aan geheel het belang- stellend publiek ter toetse gevende. In het eerst was het mijn voornemen de wenschelijkheid van zoo iets voor het gemeen belang te bespreken, maar toen ik het artikel in de correspondentie van het Handelsblad van 29 Eebruarij 1.1. las, daarna de bedenkingen van de Redactie van dit blad, die ons nog doet hopen op eene eenigzins uilvoerige mededeeling harer denlcwijze, en eindelijk het adres van non-adhaesiemeende ik veilig hiervan te kunnen afzien. In het voorbijgaan zou kunnen aangemerkt worden dat alle afscheidingen niet verhinderen kunnen dat het hemelwater valt op de gansche oppervlakte van den polder, dat alle afsluitingen met digte dammen, zulke hooge gedeelten dus spoedig lager zouden maken dan het lage, (wij spreken natuurlijk van hoog en laag in landbouwkundigen zinhetgeen altijd relatief ispositief hoog tochbestaat er in den ganschen polder niet) dat, doet men het met stortbedden het lage land hierdoor meer schade dan bate zal hebbendewijl het hooge al het overtollige water op het lage brengtzonder ooit iets in zijne slooten te kunnen opnemenen dat eindelijkzoo men op deze afgezonderde gedeelten een bijzonder gemaal stichtwaardoor het water op de liingvaart gebragt wordt, men slechts poldertjes in polders vormt, het geen erkend nadeelig iswant groote polders zijn voordeeliger dan kleine. Nu een enkel woord over het hoofddoel van dit sehrijvennamelijk de mogelijkheid eener afscheiding met behoud der regtvaardigheid. Toen de polder verkocht werdverkocht men ons land in eenen polder van 18000 bunders, niet van 5000, 2000 500 of zoo groot gij de afscheiding maken wilt. Wij hebben dus eenig regt om deel te blijven uit- maken van de groote gemeenschap. Trekgeeerde lezer, de lijn van afscheiding waar gij wilt, altijd zult gij enkelen benadeelen; stel, men snijdt 1000 bunders hoog land af en gij waart eigenaar van de 10 laagste bunders dezer 1000, zoudt gij niet wen- schen dat men de lijn achter uw land bragt? en zoudt gij niet zeer ver verkiezen uw land het hoogste van het lage, dan het laagste van het hooge te zien worden Maar nu doet men dit u ten gevalle, en terstond krijgt uw buurman dezelfde grieve er, zoo vervolgenstotdat eindelijk de geheele afscheiding eene fictie wordt. Maar heeft dan het lage land geen regten? Hoor het is een hard woordmaar niet te min eene waar- heiddie laag land kochtmoest ook weten dat het laag wasmet al de lasten aan laag land verbonden. Heeft hij het er niet te goedkooper om gekocht? en zoo dit in den Haarlemmermeer-Polder niet altijd het geval is geweest, is dat de schuld van den verkooper? Hij heeft in zijne taxatie een zeer aanmerkelijk verschil gemaakt. En is er dan geen redmiddel voor het lage land? Ozekeren ik ken er eendat in andere polders voortreffelijk heeft gewerkt. Tracht door alle geoor- loofde middelen een stelsel van slootschieten tot stand te brengendat u genoegzame waterberging in den polder verzekertmet slootenbreed genoeggenoeg- zaam in getal en zonder dammen. Zorg vooral dat de bodems dezer slooten, den ganschen polder door, in hetzelfde waterpasvlak gelegen zijn, zoo als men dat in de best geordende polders zien kan en laat de glooijingen in hoog en laag overal dezelfde wezen. Dan zal men met meer kennis zeggen dat het lage land boezem is van het hoogewant zoo er in het lage door regen of wel meer water ontstaat dan in het hooge, zal het even goed van het lage naar het hooge, dan van het hooge naar het lage kunnen vloeijen; want, voor de bodems der slooten bestaat geen hoog en laag meer. Jazegt de laaglander dat is voor- treffelijk. Maar zal men den hooglander noodzaken kunnen tot het graven van zulke vreesselijk diepe enindien de glooijingen dezelfde zijnontzaggelijk wijde slooten Ik geloof ja. Indien langs den wettelijken weg eene verordening in dezen zin werd vastgesteldgeloof ik dat men hetvooral ook met

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 2