WEEKBLAD van I860. Vrijdag, 16 Maart. N°. 11. Aan de Kiczers in Haarlemmermeer. De Voorstellen van den Dijkgraaf A A N L ANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. Jacob Klapwijk HAARLEMMERMEER, Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, J. J. VAN BREDERODE,Haarlem, bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Pkjjs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advebtentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts. behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco gesehieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. Op Dingsdag aanstaande moet de herstemming plaats liebben voor een Lid van den Gemeenteraad en dat wel tusschen C. Lewis en J. Klapwijk. Voor de kiezers, die van het gewigt der zaak zijn door- drongen en die de gemeentebelangen naar bun vermogen wensehen te bevorderenkan de keuze niet twijfel- achtig zijn. Van C. Lewis behoeven wij niets te zeggen. De kiezers kennen hem reeds sedert eenige jarenzoo wel persoor.lijk, als uit de openbare be- trekkingen die door hem zijn bekleed. Indien hij wordt gekozengeschiedt dit niet omdat men hem het geschiktste raadslid acht, maar omdat men voor hem partij kiest in zijne zaak met en tegenover den Bnrgemeester. Dergelijke handelingen zijn echter naar ons oordeel in strijd met de belangen der gemeente, die in nog zoovele gewigtige opzigten dringend voor- ziening eischenen waartoe aanzienlijke geldsommen van elders moeten worden verstrekt. De Gemeenteraad moet meer en meer de openbare aehting verdienen niet alleen in de gemeente zelf, maar ook daarbuiten indien de gemeente-instellingen spoedig in dien toe- stand zullen verkeerenwelken het belang van alien vordert. Daarom bevelen wij aan de kiezers dringend de keuze van Jacob Klapwijk aan. Wij zijn met de beide candidaten volkomen bekend. Wij kennen Jacob Klapwijk als eenfalsoenlijk man, die altijd nuchteren en bekwaam is; niemand ontkent dat hij voor de betrekking van raadslid zeer gescldkt is, omdat hij is een onafhankelijk man, die sedert vele jaren bewijzen heeft gegeven van een ge- zond oordeel en zelfstandig karakterdie de meest mogelijke aehting verdient en het vohte vertrouwen van velen en die daarenboven in een gedeelte van de Meer woont, waaruit nog niemand in den raad zitting heeft. Van verschillende kanten zijn wij aangezocht de keuze van Jacob Klapwijk ten sterkste en op de krachtigste wijze aan te bevelen. Aan dat ver- zoek voldoen wij gaarne door niet alleen de kiezers, maar ook de eigenarendie vertegenwoordigers hun- ner belangen in den polder bezittenkrachtig aan te sporende kiezers om ijverig ter stemming op te komen en zoo te stemmen als hunne overtuiging hun zal zeggendat het meest geschikt is ter bevordering der gemeentebelangende eigenaarsdie omtrent den bloei der gemeente ook alles behalve onverschillig kunnen zijn, om van hunnen invloed gebruik te makenten einde bij de stemmingdie thans plaats moet hebben worde verkozen. EN VAN HET DAGELIJKSCH BESTUUR. I. Het plan tot verbetering van den toestand des polders is in de vergadering van Hoofd-Ingelanden den 7den Maart, ingediend. Onze lezers vinden het in zijn geheel in dit nommer opgenomen. Indien zij het plan met belangstelling hebben te gemoet gezienen wie twijfelt daaraan dan zullen zij zeker even als wijdiep zijn teleurgesteldnadat zij er kennis van hebben genomen. De wijze toch waarop dit voorstel geschiedt, maakt het voor een naauwgezet onderzoek ongeschikt. Waartoe zou dit ook dienen, terwijl het Bestuur eenvoudig vraagt het voorstel in zijn geheel aan te nemen of te verwerpenen zicli van de verpligting ontslagen acht om de noodzakelijkbeid of wensche- lijkheid van het een en ander aan te toonen. De kosten worden globaal begroot op 332,000. Of na die uitgave de polder in voldoenden staat zal zijn gebragt, welke uitgaven daarna nog zullen wor den voorgesteldschijnt voor de Ingelanden als eene onverschillige zaak beschouwd te worden. Alleen de Dijkgraaf schijnt dit niet zoo begrepen te hebben, want in de beide opstellenin de vorige nom- mers van dit Weekbladonder de ingezonden stukken opgenomenkomt ten minste eene meer gedetailleerde begrooting der voorgestelde werken voor, tegelijk met eene berekening van kosten, omtrent hetgeen daarna door hem wenschelijk schijnt te worden geacht. Dientengevolge moet de 332,000 gesplitst worden als volgt 1°. Het aanbrengen van nog 2 ketels aan den Cruquius4 ketels aan den Lynden en vernieu- wing van de bestaande ketels aan den Leegh- water, met de noodige verandering aan de gebouwenf 112,000 2°. 3 gangen watermolens aan de oost- zijde160,000 3°. Afsluiting van de sectien J en M en een gang vijzelmolens. 60,000 te zatnen f 332,000 Volgens de meening van den Dijkgraaf, zal indien deze molens voldoen, het aantal verdubbeld moeten worden, dus op nieuw160,000 Daarna zal eene algemeene inpoldering worden tot stand gebragt, met 35 bin- nenmolenswaarvan de kosten gerekend worden op400,000 Voor verbetering der lengtetogten en het jaagpadvoor eenige aanlegplaatsen en het krachtiger voortzetten der beplan- tingen zal gevorderd worden 100,000 Voor het hardmaken der lengtewegen bovendien190,000 De verdiepingswerken der dwarstogten worden uit de gewone begrooting gevonden en moeten dus hier worden gesteld voor memorie. Het planwaaraan bet Bestuur thans een begin van uitvoering schijnt te willen geven(wij mogen toch niet onderstellen dat het zelf de verwerping van het voor stel wenscht) zal dus in zijn geheel eene uitgaaf vorderen van1,182,000 De gelden zullen door eene leening worden gevon den de polder dus met eene rente-last van ruim f 3 per bunder worden bezwaard; daarbij komt dan nog de aflossing, het jaarlijksch onderhoud van al die nieuwe werkende uitbreiding van het personeel met dat gevorderd voor 49 molens, en hoeveel meer om voor al die opofferingenden polder ten slotte in eenen toestand te brengen, die zeer waarschijnlijk veel ongunstiger zal zijn, dan de thans bestaande. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat het onjuist is den toestand, wanrin de polder in het najaar verkeerd heeft, uitsluitend te wijten aan de werktuigen, die den polder droog moeten houden. Veelzoo niet het belangrijkste deelmoet worden toegeschreven aan de wijze, waarop gedurende het afgeloopen jaar met die werktuigen is gehandeld, en het gebruik dat daarvan is gemaakt. Dat de ketels en pompen der stoomtuigen verbe tering behoeven is eene reeds voor 4 jaren door deskundigen uitgemaakte zaak. Niemand zeker zal de noodzakelijkheid daarvan op goede gronden kunnen bestrijden. Indien echter de Dijkgraaf zegtik zal steeds de stelling bestrijdendat de drie stoomwerktuigenal zijn die eenigermate verbeterd in staat zouden zijn den polder droog te houdendan gaat hij zeker veel verder, dan alle deskundigen, die in de zaak zijn gehoord. De eommissie Storm Buysing c. s. immers zegt op biz. 22 van haar rapport: Wij houden het evenwel voor zeer mogelijkdat het vermogen der werktuigen door de na te melden verbeteringen zoodanig zoude kunnen worden vergrootdat het zonder den buitengewonen toevoer van de kwelbe- hoorlijk geevenredigd zoude zijn aan de uitgebreid- heid van den polder en de hoogte van opbrengst." En omtrent den buitengewonen" toevoer van de kwel zegt zij op biz. 13, naar aanleiding van het voorstel om die kwel door eene kleikist te keeren wij geven in overweging af te waohten of ook welligt de tijd gunstig daarop zal werkenzoo als bij vele andere polders het geval is en waaromtrent de omstandigbeiddat bij de laatste droogmaking van den Cruquius de kwel veel minder was dan „vroeger, eenigen grond van hoop geeft." Versterking van het gemaal is door de Commissie Storm Buysing c. s. eerst dan noodig geacht, wanneer het zou gebleken zijndat de verbetering der bestaande stoomtuigen niet aan hare verwachling beantwoordde. De commissie uit het Dagelijksch Bestuur zegt in haar rapport van 14 Eebruarij 1859, op biz. 5: Niettegenstaande dit te kort (7 6 paardenkracht ingeval van het grootst bekende waterbezwaar van ,,170 streep per maand) bij zulk eene buitengewone omstandigheidvermeenen wijdat door de verbete- ,,ringen volgens ons voorstel, eene voldoende bemaling van den Haarlemmermeerpolder zou verkregen wor- den.Wij stellen daarom voor1°. de hiervoren omschreven verbeteringen aan de stoomtuigen-, 2°. voort te gaan met het verdiepen der waterleidingen en met „het maken der meerdere waterberging; daardoor zal naar wij vertrouwen spoedig de gelegenheid bestaan om het peil van den polder te verlagen." Met het bijbouwen van bemalingswerktuigen wensehen wij geicacht te zien, tot dat na de genoemde verbeteringen het onvoldoende der bemaling mogt blijkenten einde den polder niet te drukken door schuldenwaaarvan de noodzakelijkheid niet vooraf bewezen is." (J. W. M. van de Poll, Previnaire, S. deClercqWz.) In de bijlage van dat rapport zegt dezelfde com missie: Wanneer ons voorstel tot verbetering der stoomtuigen wordt gevolgd, zoo vermeenen wjj^-datj. het uiterst zelden of mogelijk nimmer zal ydbwien Aj dat men het water niet zal kunnen meester woftfhn^. Wij konden daarom niet besluiten om [Mm nadeeldat zich mogelijk nimmer za

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 1