70 - Haarlemmermeer. goede uitwerking zoude doenwerd nog weinig be- proefd; slechts eene proefneming daarmede is mij bekendwaar men ook met den uitslag tevreden was. Ilerbaalde bewerking met ploeg en egge werkt gunstig. Yooral na de drooge zomers van 1857 en 1858 is eene merkbare verbetering te bespeuren van die slechte gronden, waarin veel gewerkt werd. Het overspreiden met 23 palm ondergrond door het graven van slooten werkt ook zeer goeddaar deze in den regel uit goede klei bestaat. Die bewer king kan voor 40 50 het bunder verrigt worden en daarna heeft men dikwerf behoorlijke gewassen verkregen. Daar echter bij het op nieuw ploegen van die gronden de ondergrond weder ligt boven zou komenis het in weide liggen na deze bewerking raadzaam. Tot de slechte gronden behooren voorts nog zeer schrale zwarte gronden en de zuivere zandgronden die men bij den Cruquius en bij Halfweg aantreft. De opbrengsten op deze gronden dalen dikwerf tot nul; steeds zijn zij zoo gering, dat zij weinig of geene pacht kunnen afwerpen. Men ziet dus, hoe afwijkend de kwaliteit der versehillende gronden is en het is dus duidelijk dat geen enkel algemeen oordeel bij zoo veel verschei- denheidop juistheid aanspraak maken kan. Wat nu de beteeling van den Polder betreft, zoo is in de eerste jaren en vooral als eerste gewas de koolzaadbouw zeer algemeen geweest. Deze is echter zeer spoedig sterk afgenomen. Gebraakt werd er nog weinig, het stoppelkoolzaad mislukte gemeenlijk en daarbij waren de laatste jaren (1859 was goed) voor het koolzaad zeer ongunstig; vooral 1857 toen het geheel door de made in de peul vernield werd. Yan de graangewassen zijn tarwe en haver in den regel het best geslaagd. Voor rogge was, vooral aanvankelijk, de grond te koud. In het voorjaar schoot deze dan veelal spillig opzoodat de opbrengst der rogge doorgaans minder dan die van tarwe was. Dit geldt inzonderheid van den kleigrond. Ook garst heeft behoefte aan warmen grond en slaagde derhalve gewoonlijk minder dan haver. Boonen en erwten zijn ookdoch niet veel verbouwd geworden. In de laatste jaren was de opbrengst daarvangelijk bijna overal in ons landslecht. De teelt van aardappelen is niet zeer belangrijk geweest; de hooge dagloonen waren voor het ver- bouwen van dit gewasdat veel arbeid vordert een groot bezwaar. Zij zijn somwijlen door personen, die daartoe het land voor /100 en daarboven pacht- tenin het groot verbouwd. De uitslag daarvan was echter zelden aanmoedigenddaar de opbrengst gemeenlijk slechts ruim 200 mud bedroeg en deprijs, vooral in de laatste jaren, niet meer dan 1,25 1,50 was. Eene belangrijke kultuur, die zich in dezen Polder ook nog al begint uit te breidenis die dermeekrap. In 1855 werd daarmede den eersten aanvang gemaakt en dit najaar zullen er p. m. 50 bunders op versehil lende plaatsen in Haarlenimermeer gedolven worden. De opbrengst was het vorige jaar, waar ze op geschikten grond en met behoorlijke zorg geteeld werd bijzonder loonend; de kwaliteit der verwstof werd zeer goed bevondengelijkstaande met de beste Zeeuwsche merken van kleigrond. Van 1 bunder tweejarige meekrap, door mij in 1858 gerooid, werden 3128 kilo onberoofd meekrappoeder gereed en verkocht voor f 1421. Dit geeft alzoo eene bruto opbrengst van 1142 het bunder. De soort was de taaije groene. Er is ook reeds sprake van het bouwen van eenen Meetoren en ook bestaat het plan eener Maatschappij voor het verbouwen en bereiden der Meekrap in den Haarlemmermeer- en Anna Paulowna-Polder. Ook de vlasbouw neemt zeer toe. Ten vorigen jare werd het land hiervoor voor 180 op stuk sta vast en voor 225 op St. Jans beraad met graagte gepacht. Het gewas slaagde zeer goed; verscheidene stukken te veld staand verkocht, bragten 400-f 450 het bunder op. Men biedt thans dan ook/200210 pacht op stuk sta vast. Uit bovenstaande opgaven zal genoegzaam blijken dat de kultuur der beste grondenbij goed beheer zeer voldoende resultaten kan geven. Wei waren vooral in de eerste jarende kosten van bebouwing groot, doch ook dit kwaad komt men allengs te boven. Men vindt thans vele bouwhoeven, waarvan de kultuur gerust met die van sinds lang in kultuur zijnde en gunstig bekende polders kan wedijveren. Omtrent de versehillende bouwwijzen door land- bouwers uit versehillende streken van het land in het werk gesteld en de lessendie de vergelijking dhbrvan heeft opgeleverdvalt nog weinig te zeggen. Vooreerst was het bij de meesten bij den aanvang een zoeken en tastenen dan is ook de tijd nog te kort om uit die vergelijkingen juiste gevolgtrekkingen af te leiden. Het is echter blijkbaardat de weidebouw sterk toeneemt, zoo dat te voorzien staat, dat binnen wei nig tijdwel en misschien nog meer van den Polder in gras zal zijn gelegd. Alleen op de beste gronden kan het teelen op den duur voordeel blijven geven. Zoo lang althans de dagloonen zoo hoog zijn en men het kultuurstelsel met geriDgen voederbouw, kleinen veestapel en dien ten gevolge karige bemesting blijft volgenzullen de teelboerderijen op den minder vrucht- baren grond slechte rekening geven en tot zuivel- boerderijen worden hervormd. Daarbij hebben de meeste pachters een ontoereikend kapitaal en worden zij daardoor reeds tot weidebouw gedwongenwaarbij de uitschotten veel minder groot zijn en minder ar beid gevorderd wordt. Ook voor de grondeigenaars is het in weide leggen raadzaam, wijl zij daardoor althans voor het uitputten van den grond gewaarborgd zijn, en al kunnen de gronden dan ook in den eer sten tijd nog slechts eene geringo pacht afwerpen zoo verbeterd die toestand toch jaarlijks. Van de versehillende bouworden van ons land vindt men in den Haarlemmermeer-Polder het meest verte- gemvoordigd De Noordhollandsche koeboerderij. De veeboerderij van den Kijnkant. De Zuidhollandsche of Brabandsche tas. De eerste eigent zich vooral voor de kleine vee- boerderijen met eenig bouwland van p.m. 20 bunders; men heeft dan alles in klein bestek bijeen. Het woonhuis onder den voorgevel, in het midden de bergplaats voor het hooi en graanter eener zijde de koestal, ter wederzijde de dorschvloer en aan de achterzijde de paardenstal en de varkenshokken. Zij zijn niet zeer kostbaar en voor het doel geschikt. Alleen vindt bij elken onbevooroordeelde de inrigting der Noordhollandsche koestal steeds afkeuring, waarbij de koeijentwee aan tweetusschen schotten en met den kop naar den muur geplaatst zijnmen is dan genoodzaakt, het voeder van achteren voor elke koe afzonderlijk aan te dragen. De boerderij van den Bijnkant met zijne zware beheijinghechte steenen muren en geheele keurige maar kostbare inrigting tuigt van den rijken kleigrond in die oorden en de welvaart daardoor verspreid. Zij is geschikt voor den rijken boer, die de overwinst van voordeelige jarenuit de inrigting zijner fraaije woningdie zijn wedergade nergens in het buitenland heeft, laat blijken, niet voor den grondeigenaardie van nieuwen poldergrond gaarne rente wil zien. Ver scheidene dergelijke boerderijenin Haarlemmermeer gebouwd, hebben meer dan 300,00 per bunder gekost. Is de grond niet van eerste kwaliteit, dan blijft van de pachtsomna aftrek van lasten en be hoorlijke rente der gebouwenniet veel over. Voor eene teelboerderijwaartoe zij, bij den aanvang al thans, dikwijls werden gebezigd, is de inrigting voorts zeer ondoelmatig. De Zuidhollandsche of Brabandsche tas yerdient voor dit doel, vooral bij boerderijen van 60 bunders en daarboven, verre de voorlceur. Meestal slechts met steenen voet en verder van hout opgetrokkenzijn deze gebouwen niet buitengewoon kostbaar. Voor het graan heeft men eene ruime en gemak- kelijke berging. Ter eener zijde heeft men een ruimen dorschvloer, waar men met alle weer en wind en zonder eenig verlies van graan dorschen kan en die tevens voor de plaatsing van een dorschwerktuig zeer geschikt is. Ter andere zijde heeft men eene goede koestal. Door het aanbouwen van afdakken aan de beide zijden van het gebouw verkrijgt men op de minst kostbare wijze ruimte voor jong vee en varkens- stallenwagenschuurbergplaatsen enz. Het is de echte polderwoning en zij is in dezen polder met nog al afwijkende inrigting ook sterk vertegenwoordigd. Op enkele bouwerijen van groote uitgestrektheid vindt men nog eene bouworde, hier te lande zelden gevonden, namelijk die, waarbij voor elk doel, woon huis, koestal, dorschhuis, wagenschuur, enz. een afzonderlijk gebouw bestaat. Slechts bij teelboerderijen van 100 bunders en meer is de inrigting geschikt, maar dan biedt zij ook vele voordeelen aan. Men kan meer achtereenvolgens en naar de behoefte bij- bouwenenkele gebouwen zoo noodig vergrooten het valt gemakkelijk overal genoegzaam licht en lucht te verkrijgenen de gebouwen kunnen elk af zonderlijk vrij ligt van constructie en fundering en daardoor minder kostbaar zijn. Door de hooge arbeidsloonen bood het gebruik van werkfuigen van nieuwere vinding vele voordeelen aan. Op een zestal bouwerijen wordt dan ook met stoom gedorscht en tevens daarmede stroo- en knol- lensuijder, haverbreker, soms ook graanmolenwater- pomp en nog andere werktuigen in beweging gebragt. De paarden-dorschwerktuigen zijn zeer algemeen in gebruik, inzonderheid die van Barret, Exall Andrews en het Amerikaansche hekel-dorscliwerk- tuig. Daar men dikwijls tot 1 het mud voor het handdorschen van tarwe of rogge geven moest, was de besparing door het dorschen met werktuigen groot. Bij goede inrigting komt alsdan het dorschen en schoonmaken van een mud niet hooger dan 3540 cents te staan. Ook stroo- en knollensnijders van versehillende constructie zijn veel in gebruik. De rijenbouw vindt nog slechts bij weinigen plaats hoewel er nog zelden gebraakt wordt, het aan onkruid niet ontbreekt en het wiedloon hoog is. Een groot deel der bebouwde gronden echter, de zwarte gronden namelijk, zijn voor het gebruik van werktuigen voor het schoonhouden der gewassen niet geschikt, daar deze grond te los is en geen genoegzamen wederstand biedt, waardoor het werkt.uig niet afsnijdt, maar de grond zich daarvoor ophoopt. Nog ten slotte zij een enkel woord gezegd over het stelsel van exploitatie en de wijze van verpachting, door het meerendeel der grondeigenaars gevolgd. Hier- omtrent heeft de ondervinding reeds in vele opzigten uitspraak gedaandoch in de meeste gevallen een af- keurend oordeel over den ingeslagen weg geveld. Om niet in herhaling te vallenverwijs ik den belangstellenden naar hetgeen ik daarover in een artikel in de Economist van Junij 185 8 zeide; vooral in den Haarlemmermeer-Polder kan men de slechte gevolgen der daar geschetste wijze van handelen bewaarheid vin- den. Eerst een uitputtend kultuurstelsel onder beheer van personen, dikwerf weinig met Polders bekend, daarna verpachting op geheel verkeerde groudslagenzijn de feilenwaarin het meerendeel verviel. Wel bestaan er gunstige uitzonderingenwel komt men, door de ondervinding geleerd, van vele misslagen langzamerhand terug, als het verburen van gronden, zonder daarop gebouwen te zetten, het op stam verkoopen der gewas sen enz.maar over het algemeen blijft het daar ge- zegde waar. Wanneer zal men eens tot de overtuiging komendat de belangen van den grondeigenaar en den pachter solidair zijn; dat niet hij wijs handelt, die zich de hoogste pacht laat belooven, en die de minste kosten aan zijnen grond verrigt, maar wel hij, die meer op de morele eigenschappen en vooral op het kapitaal van zijnen pachter let, die hem den grond met doelmatige en niet te kostbare gebouwen en in behoorlijken staat van kultuur gebragt, overgeefthem zoo noodig, in de eerste jaren door vermindering van pacht of met geldelijk voorschot te hulpe komt en hem door eenen langdurigen pachttijd, met regt van obtie, zekerheid voor de toekomst aanbiedt. Eerst als zulk eene wijze van handelen veld wint zullen welgestelde pachtersmet behoorlijk kapitaal toegerust, eenen nieuwen Polder komen bevolken en zal men het te gronde gaan van de eerste pachters niet meer als een noodzakelijk kwaad van nieuw in kultuur gebragte gronden beschouwen. Nu reeds moeten vele eigenaarsdoor den nood gedrongen aan onbemiddelde en dikwerf slechte pach ters eene verminderde pacht en betere voorwaarden toestaanwaarvoor zij vroeger een veel beteren pachter hadden kunnen bekomenmaar dien zij door hunne hooge eischen afschrikten. Het kultiveren voor eigen rekening door grondei genaars die zich niet aan den landbouw wijdenver- mindert nog steedsdaar het exploiteren door zetboeren slechts in zeer weinige gevallen rekening geeft, en verpachting zal dus ook spoedig hier de regel zijn. Blijft men echter op den ingeslagen weg voortgaan dan zal de verbetering van den Haarlemmermeer-Polder slechts eene zeer langzame zijn en niet spoedig die ontwikkeling bereiken waarvoor deze Polder vatbaar is. De Arrondissements-Kegtbank te Haarlem, heeft den 29sten Maart P. van Waveren vrijgesproken van de aanklagtewegens twee overtredingen ter zake van de verordening op het gedestilleerd. Van 10 tot 17 April zijn bij den Burgerlijken Stand aangegeven geboren 6 mann.7 vrouw. geslacht, te zamen 13; overleden 4 mann., 2 vrouw. geslacht, te zamen 6; levenloos aangegeven geene; ondertrouw^ 4 paren; gehuwd geene.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 2