WEEKBLAD van 1800. Vrijdag, 15 Junij. No. 24. (WKZ/^ A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDEIl- BE LANGEN GEWIJD. Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ. DE VOORSTELLEN TOT YEREETERING. ikimmmm, Abonnomenten worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam •T. J. VAN BREDERODE,Haarlem bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Pkijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advebtentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts. behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. VII. Geschiedenis van den overdragt des Polders. Vervolg. De concept-overeenkomst, ter beoordeeling toege- zonden, bevat 14 artikelen. Art. 1 bepaaltdat op den dag der overeenkomst al bet in art. 20 der veilconditien genoemde of be- doelde, met baten en lasten in eigendom en onder- koud, benevens het beheer over den geheelen Polder aan het Polderbestuur overgaat, behoudens de uitzon- dering in art. 3. Art. 2 bevat eene uitgebreide opsomming van al hetgeen tot het bij art. 20 der koopvoonvaarden genoemde of bedoelde behoort. Art. 3 zondert van de bij art. 1 bedoelde overgave uit den in herstelling verkeerenden Lijnden en wat er verder toe behoort; de nog te verdiepen vaarten en togten, welke onder handen waren en die reeds ten vorigen jare aanbesteed, toen wegens te hooge aan- neemsom niet waren gegund. Het hier vermelde zou door de Commissie, of wie haar mogt vervangenworden beheerd en voltooid en op hare eerste aanschrijvingnaar aanleiding van art. 4 der slotbepalingen van het polder-reglement van 20 Julij 1855, door het Polderbestuur moeten worden overgenomen. De artt. 4 en 5 noemen de baten en lastenwelke aan den Polder worden overgedragen. Baten. a. de erfpacht of huur van uitgegeven dijks- groudenb. de opbrengst van het verpachte grasgevvas en visscherijc. van andere bedongen regten of voor- deelen bij onderscheidene overeenkomstend. andere welligt onbekende of bij verzuim niet vermelde schuld- pligtigheden eigenaardig aan den Polder toekomende alles van 1 Januarij 185 6 af. Deze baten zouden over 1856 door het Eijk worden ge'ind en aan den Polder uitgekeerd, onder inhouding van 3 pet. voor kosten van beheer. Lasten. a. de hoefslagen op den Polder of zijne eigendommen klevendealle bedongen verpligtingen bij onderscheidene overeenkomsten; b. alle andere welligt onbekende of bij verzuim niet vermelde bezwaren, eigenaardig op den Polder klevende; mede alles van 1 Januarij 1856 af. Voorts de grondlastenhet Eijnlandsch bundergeld de polder-, gemeente- of andere lasten, hoe ook ge- naamd, over het jaar 1856 omgeslagen wordende of daarin wegens het jaar 1855 of vroeger te betalen. Artt. 6 en 7 bepalen dat het Polderbestuur 1°. alle nog loopende verbindtenissen en vergunningenzonder voorbehoud van het Polderbestuur verleendgestand doet, voor zooveel die betrekking hebben op al het in de overgave genoemde of bedoelde, en het Eijk vrijwaart tegen alle daaruit voortspruitende aanspraken; 2°. insgelijks handhaaft de versehillende acten tot concessie van verveening, terwijl de gelden door de concessionarissen te betalen, ten bate komen van het Eijk, voor zoo verre betreft de sommen voor kosten van droogmaking en ten bate van den Polder, voor zooveel aangaat de jaarlijksche kosten van droog- houding of polderlasten. Art. 8 en 9 leggen aan het Polderbestuur de ver- pligting opom de overeenkomsten van huurvan dienst, met het in dienst zijnde personeel bestaande, gestand te doen en na den dag der overname min- stens 3 maanden lang op hunne tegenwoordige bezol- diging in dienst te houden de drie opzigtersen minstens 1 maand lang al de brug- en pontwachters behalve in geval van bijzondere ontevredenheid. Bij art. 10 wordt bepaald, dat het Polderbestuur op den dag der overname, de voorhanden st.eenkolen en smeermiddelen overneemt tegen den kostenden prijs, te betalen voor 31 December 1856; bij art. 11, dat al de kosten van overname, overgang, over- schrijving, of hoe ook genaamd, of van welken aard ookten laste van den Polder komen. Art. 12 kent aan het Polderbestuur het regt toe, om tegen betaling der kostenbij de notarissendie gestaan hebben over de verkoopingen der gronden en bij de Ministerien van Binnenlandsche zaken en van Pinantienzoodanige authentieke afschriften van acten of overeenkomsten, den Haarlemmermeer-Polder betreffendete ligtenals het mogt vermeenen noodig te hebben. Art. 13 verpligt het Polderbestuur, om, indien in de opgave der werkenverpligtingen of zaken iets vergeten mogt zijn, dat tot den Polder behoort, dit toch als overgenomen te beschouwen en daarnaar te handelen. Ten slotte zegt art. 14: Alle verschil over het regte verstand van deze overgave wordt door den Koning beslist." Wij zoeken in deze overeenkomst te vergeefs naar ddnig artikel, waarop de Meercommissie kan hebben gedoeld, toen zij in de vergezellende letteren betuigde Wij vleijen onsdat het stuk U zal doen zien de onbekrompen wijze, waarop men voornemens is de overgave te doen." Misschien is iemand onzer lezers gelukkiger dan wij, om er iets van dien aard in te vinden. Tegenover de niet belangrijlce baten over de drie verloopen maanden van het jaar, want de Pol derlasten over dien tijd komen er niet onder voor, staan al de lasten, zelfs van vroegere jaren tegen over de zekerheid voor het Eijk, alle mogelijke niet genoemde en derhalve onzekere verpligtingen voor den Polder, en hoewel wij de zorg waarderenwaar- mede in het belang van het Eijk is gehandeldver- oorloven wij ons toch te meenendat onbehrompenheid jegens den Polder is uitgesloten. Eeeds bij missive van 24 Maart 1856, N°. 15, is door Dijkgraaf en Heemraden op het schrijven der Meercommissie van 10 Maart, den 15den daaraan- volgende ingekomen, geantwoord. Zij berigten daarbij dat door henten einde in de belangrijke zaak geen oponthoud te doen ontstaan, reeds op Zaturdag 22 Maartvoor dat het Polderbestuur zijne eindinstelling had erlangd, eene bijeenkomst belegd hadden van Hoofd-Ingelandenten einde, naar aanleiding van art. 57 al. 21laatste gedeelte van het algemeen regle- ment van bestuur voor de waterschappen in Noord- Holland, hunne beschouwingen omtrent de concept- overeenkomst mede te deelendat in die vergadering besloten is1°. voor Hoofd-Ingelanden eenige afschriften van dit stuk te laten maken, en 2°. de versehillende bijlagen, in het genoemde stuk aangehaald, maar niet daarbij gevoegd, bij de Meercommissie aan te vragen ter betere beoordeeling der voorgestelde bij- zonderhedenten einde die stukken op het huis Zwanenburg ter inzage der leden beschikbaar te stellen. Verder wordt gemeld, dat in die vergadering, 3°. eene voorafgaande opnemiug der stoomtuigen en verdere in art. 20 der verkoopvoorwaarden genoemde of bedoelde werken wenschelijk is geacht en Dijkgraaf en Heemraden zich om die reden in aanraking hebben gesteld met den heer Ingenieur Michaelis, ten ein de, wat de stoomtuigen betreft, reeds spoedig eene opneming kunne plaats hebbenterwijlten aanzien der overige werkenzoo schrijven zij waaronder vooral de ringvaarthoofd- en kruisvaarten begrepen moeten worden, zoodra mogelijk in overleg met uwe Commissie opnemingen en peilingen kunnen plaats vinden." Ten slotte is ons opgedragenomhangende deze zaak, met uwe Commissie in overleg te treden ten aanzien van het opmaken en in werking brengen van een onderhoudsbestek voor het loopende jaar, waar- mede noodwendig moet worden voortgegaan." Insgelijks zou het naar ons inzien doelmatig zijn reeds nu over te gaan tot de aanbesteding der benoo- digde stcenkolen." Teu einde in den geregelden gang van zaken geene vertraging te veroorzakenzijn wij bereid en stellen voor, te dezer zake zoodra mogelijk in overleg te tredenwaartoe welligt uwerzijds eene magtiging op den heer Ingenieur Michaelis kan worden verstrekt." De brief is onderteekend door de heeren J. L. van der Burch als voorzitter en Previnaireals loco- secretaris. Zijn inhoud komt geheel overeen met hetgeen de notulen der vergadering van 22 Maart hieromtrent vermelden. Al de benoemde Hoofd-Ingelanden, name- lijk 6de andere helft moest nog gekozen worden mitsgaders Dijkgraaf en Heemradenmet uitzondering van den heer Gevers van Endegeest, wiens geloofsbrieven nog niet volledig waren ingekomen waren daarin tegenwoordig. Tot leden der commissieom de stoomtuigen op te nemen, werden benoemd de heeren Hoeufft van Velsen en Previnaire. Behalve van eene reeks andere mededeelingen en ingekomen stukkengaf de voorzitter in die vergade ring tevens ,,kennis, dat hij met de heeren Ho eufft „van Velsen en van Tienhoven zich ter au- dientie van Zijne Exc. den Minister van Binnenland- ,,sche zaken had begevenen aldaar in het algemeen de zaken en belangen van den Haarlemmermeer-Polder had besproken en tevens het voorstel gedaanom ,,alvorens de Polder, krachtens art. 20 der algemeene voorwaarden van verkoopin bijzonder beheer zou overgaandaarvan eene opname te doen plaats heb- ben, welk voorstel door de Hooge Eegering in over- weging zou worden genomen." Verder deelde de Dijkgraaf in die vergadering mede, dat hem door den voorzitter der Meercommissie mon- deling was gevraagdof het Polderbestuur reeds bedacht was geweest op de aanstelling van een per- soonwien het technische gedeelte der werkzaamheden in den Polder, tot dien tijd aan den ingenieur Mi chaelis opgedragen, zou moeten worden toevertrouwd. Men besloot hierop informatien in te winnenof de heer Michaelis genegen zou zijn, zich bij voortduring met die taak te belasten. In die bijeenkomst (want eene wettige vergadering kan het niet worden genoemdomdat nog slechts de helft der Hoofd-Ingelanden gekozen en zitting genomen had, terwijl art. 55 van het algemeen regleme«t"*aji bestuur voor de waterschappen in Noord-Hsilan^^-s bepaald voorschrijftGeen besluit kan ge^cr^fwonj, %.v-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 1