- 106 -
Landbouw.
PROGRAMMA
en geene benoeming geschieden zoo niel meer dan de
lielft der stemhebbende leden [dat zijn uitsluitend de
Hoofd-Ingelanden] tegenwoordig zijnwerden door
den voorzitter reeds twee concept-instmctien voor den
te benoemen secretaris en penniugraeester des Polders
overgelegd, die in handen werden gesteld van het
Dagelijksch Bestuur; verder werd besloten de kosten
voor de verkiezingen van het Polderbestuur gemaakt
door de Commissie, welke ingevolge de 2de slotbe-
paling van het bijzonder reglement des PoldersGe-
deputeerde Staten hiertoe hadden benoemdvoor
rekening van den Polder te nemen en later op de
begrooting te brengen, terwijl voorloopig Haarlem
werd aangewezen als de plaatswaar het bureau en
de archieven van den Polder geplaatst zouden worden.
In eene bijeenkomst van Hoofd-Ingelanden reeds spoe-
dig daarna, teweten den 16<Jen April daaraanvolgende,
gehoudenwaarin de heer J. P. A. van W i c k e-
voort Crommelin als Hoofd-Ingeland zitting kon
nemenwerden de geloofsbrieven der vijf overige
thans benoemde Hoofd-Ingelanden onderzocht, en be
sloten al de gekozene heeren toe te laten. Dijkgraaf
en Heemraden waren in die bijeenkomst tegenwoor
dig met uitzondering van den Heemraad Severs
van Endegeest. Intusschen waren er van de 12
Hoofd-Ingelanden, wederom slechts de juiste helft
aanwezig. Met den heer van Wickevoort
Crommelin hadden er 7 Tcunnen tegenwoordig zijn
en derhalve eene weltige vergadering vormenmaar
de heer van Houweninge was niet aanwezig.
Er waren dus slechts 6 Hoofd-Ingelanden of stem
hebbende leden en art. 55 van het algemeen regle
ment verbiedt in dit geval het nemen van besluiten.
In die bijeenkomst berigtte de voorzitterdat de
heer Gevers van Endegeest als Heemraad had
zitting genomen in het Dagelijksch Bestuur; dat de
heer Michaelis ongenegen was zich geheel bij het
Bestuur van den Haarlemmermeer-Polder te verbinden;
dat de Commissie tot opneming van de stoomtuigen
aan hare lastgeving had voldaan en haar rapport
ter visie lagdat de Meercommissie nog niet had
voldaan aan het verzoek tot het inzenden van de
bijlagen behoorende bij de concept-overeenkomst.
De instruction voor den secretaris en den penning-
meester werden in die bijeenkomst vastgesteld. Ver-
volgens werd besloten 1°. dat zoodra de bijlagen
behoorende bij de concept-overeenkomst tot overname
van den Polder zouden zijn uitgekomendie stukken
benevens het rapport omtrent de stoomtuigen, in een
der vertrekken van het Hotel de Kroon ter inzage
van de Hoofd-Ingelanden neder te leggen en ze tot
dat einde aan den kastelein toe te vertrouwen, en
naar aanleiding van eenen brief des heeren Michaelis
omtrent de peilingen der ringvaart, 2°. dat peilingen
moesten plaats hebbenniet alleen op de duizend
ellenmaar ook op mindere afstandenwaar dit
door het Bestuur noodig zou worden geacht, en werd
de voorzitter verzocht dit punt met den heer M i c h a-
e 1 i s te bespreken en de heeren J. Schouten Az.
en J. v a n D ij k te magtigendie opnemingen voor
rekening van den Polder te doen.
Ten slotte deelde de voorzitter mede, dat de meer-
genoemde concept-overeenkomet tot overname aanlei
ding had gegeven tot wisseling van schrifturen dat
die zaak intusschen nog niet genoeg gevorderd was
om deliberation daarover te openenen hij zich
daarom bereid verklaardede hieromtrent gewisselde
stukken aan de leden te zijnen huize ter inzage te
verstrekken.
Van welken inhoud waren die stukken? Onze le-
zers kennen dien van twee, namelijk den brief der
Meercommissie van 10 Maart, ten geleide der concept-
overeenkomst, en het antwoord daarop van Dijkgraaf
en Heemraden van 21 Maart.
Eer wij echter den inhoud der overigen nagaan
komt het ons wenschelijk voor, dien der reeds mede-
gedeeldeen de daarmede in verband staandein
de genoemde bijeenkomsten genomene besluitennog
in enkele opzigten nader te overwegen.
Had het Polderbestuur, voor zoover het benoemd
wasin zijne handelingen aanleiding gegeven tot dene
enkele grievewelke de Meercommissie of de Regering
daaruit konden hebben opgevat? Immers neenIn-
tegendeel het Bestuur had veel meer gedaanom de
overneming van den Polder, in overeenstemming met
den wensch der Meercommissiete bespoedigendan
het vermogt krachtens de bevoegdheidwelke het
algemeen reglement aan Dijkgraaf, Heemraden en
Hoofd-Ingelanden toekent. De Dijkgraaf had met den
ijver, dien wij zoo dikwerf reeds in hem hebben
kunrien;-' waarderenin korten tijd reeds zeer veel
gfcda'anj en nog veel meer voorbereid, om op het
eerste oogdfi'blibdat het Polderbestuur wettig ge-
constitueerd zou zijn een wettig besluit omtrent de
overneming des Polders te knmien verkrijgen. Geene
aanmerkingen wnren er op iets gemaakt. Men had
slechts de bij de overeenkomst behoorende bylagen
ingewaclit en het voorstel gedaan: 1°. om de Polder-
eigendommen op te nemen, in overleg met de Com
missie, en 2°. onder gelijk voorbehoud, maatregelen te
nemen dat er geene stoornis in de dienst des Polders
zou ontstaan.
Aan velenook wel aan vele Ingelanden in den
Polder zouden wij het met een medelijdend schouder-
ophalen kunnen vergeven, dat zij toch nog meer ver-
langdenieder, die echter met een eenigzins uitgebreid
beheer bekend is, zal met ons erkennendat er van
15 Maart, waarop de eerste brief van de Meercom
missie bij den Dijkgraaf werd ontvangentot den
1 6<Ien Aprilreeds zeer veel verrigt wasen met ons
dankbaar erkennen de cnergie en den ijver, waarmede
het beheer over den Polder door den Dijkgraaf vooral
en ook door Heemraden werd aanvaard. Immers van
de Meercommissie, (die, zoo hare leden dit niet
reeds vroeger bij ervaring hadden geleerdtoch wel
bij ondervinding zou weten wat zulk beheer betee-
kent)maar vooral van practische mannenals de
voorzitter en secretaris der Commissie, de heeren
Gevers van Endegeest en van Gennep, (die
danrenboven wistenhoeveel er voor den bloei van
eenen Polder en voor de welvaart der Ingelanden
van eene oorspronkelijk goede inrigting en regeling
afliangt), mogt men verwachtendat die ijver op den
juisten prijs zou zijn geschat, dat wil zeggen hoog
gewaardecrd. Wij twijfelen er ook geen oogenblik
aanof dit werkelijk geschied zijmaar dan slechts
in stilte. De handelingen naar buiten warendoor
welke omstandigheden dan ook te weeg gebragthier-
mede lijuregt in strijd.
Zdoveel te doen en dat nog wel v66r den tijd
dat men hiertoe wettig bevoegd wasmag inderdaad
als een alles afdoend bewijs van goeden wil worden
aangemerkt. Dat Hoofd-Ingelanden tot en met 16
April onbevoegd waren eenig besluit te nemen of
eenige benoeming te doenkan toch wel aan geen
tegenspraak onderhevig worden geacht. Art. 5 3 im
mers van het algemeen reglement zegtHet collegie
van dagelijksch bestuur heeft zitting in de vergadering
van Hoofd-Ingelanden."
„I)e leden van dat collegie hebben in die vergadering
slechts eene adviserende stembelialve omtrent die onder-
werpenwaaromtrent lmnbij het bijzondere reglement
voor elk waterschapgelij/ce stem is toegekend als aan
Hoofd-Ingelanden."
Wanneer in art. 5 5 derhalve van stemhebbende
leden gesproken wordt, dan spreekt het van zelf,
dat de adviserende ledenook al hebben die nu of
dan (zelfs zoo als in den Haarlemmermeer-Polderwaar
de uitzondering tot regel is gemaakt) regt om mede
te stemmen, bepaald zijn uitgesloten. Eene andere
verklaring toch zou tot de ongerijmde gevolgtrekking
leidendat de vergadering van Hoofd-Ingelanden vol-
komen bevoegd zou zijn besluiten te nemen met
meerderheid van stemmen indien Dijkgraaf en Heem
raden alien aanwezig waren en slechts 3 van de 12
Hoofd-Ingelanden ter vergadering tegenwoordig.
Intusschen maken wij toch van die onwettigheid
op dat tijdstip geene belangrijke grieve. De Inge
landen toch zijn er niet door benadeeld. Omtrent
den overdragt des Polders is in geene dier vergade-
ringen een definilief besluit genomen. Alleen de vast-
stelling der instruction van den secretaris en penning-
meester en het besluit, om de kosten der reeds
afgeloopene verkiezingen op de aanstaande begrooting
te brengen, schijnen aan te duiden, dat de verga
dering zich op dat tijdstip van de onwettigheid harer
handelingen niet bewust was, en hoe betrekkelijk
gering die kosten dan ook warenkomt het ons toch
voor, dat zij uit de polderlastendie het Rijk inde,
hadden behooren te zijn voldaan. De Ingelanden
hebben ze nu tweemaal betaald.
Maar behalve den wensch, om aan het verzoek
van Meer-Commissie en Eegering zoo spoedig moge-
lijk te voldoen, bestond er nog eene andere aan
leiding, waarom men met de geheele regeling zoo
grooten spoed maakte. De Meercommissie was het
beheer over den Polder reeds lang moede; dit blijkt
uit allesonder anderen uit hare vroeger reeds aan-
gehaalde brieven. Dat beheer was haar lastig en
ondragelijk geworden, waarom weten wij niet, maar
hieromtrent zullen waarschijnlijk ophelderingen worden
gegeven in het reeds voor ruim 7 jaren toegezegde
3<le gedeelte van het werk der heeren Gevers van
Endegeest, wanneer dit het licht zal zien. De
wensch om zoo spoedig mogelijk van dat beheer ge
heel ontslagen te - zijn is daarbij zeer verklaarbaar
en de onbillijke grieven, die met den brief van 5
November 1855 bij den Minister tegen de koopers
zijn ingebragt, zijn waarschijnlijk ook uit niets an-
ders, dan uit de toen reeds bestaande ongelukkige
gemoedsstemming der Commissie geboren.
Bij veel verschil in meening was er echter geen
punt, waaromtrent eene meer volmaalcte overeenstem
ming tusschen de Meercommissie, het Polderbestuur
en de Ingelanden bestond, dan juist het einde van
het voor het Bijk gevoerde beheer. Wenschte de
Meercommissie hoe eerder hoe liever van haar uitslui
tend beheer en onderhoud ontslagen, ieder eigenaar
of ingeland deelde in dien wensch. Er bestonden bij
deze laatsten ernstige grievenhet onderhoud en de
bemaling lieten zoo veel te wenschen over; men be-
speurde zoo zeldzaam eenige werkzaamheid der Com
missie en algemeen bestond dien ten gevolge de
overtuiging, dat het meer dan hoog tijd was, om
het bestuur aan frissche en krachtiger handen toe te
vertrouwen.
Er moest, indien in den reeds naderenden zomer
nog iets ter verbetering zou worden gedaanspoedig
en met veerkracht worden gehandelden de trage
handen en verslapte knieen der polder-ambtenaren
moesten krachtig in beweging worden gebragt. Dat de
overdragt derhalve zoo spoedig mogelijk plaats had, werd
door het algemeen belang der Ingelanden gevorderd.
Het kwam slechts op de vooricaarden van dien
overdragt aan.
VAN EEN
Internationalen Wedstrijd ran Stoom-
ploegen en Korenmaaiwerhtuigen
te houden door de
ALGEMEENE KONINKLIJKE LANDBOUW-VEREENIGING
in de week van 512 Augustus 1860.
Art. 1. De wedstrijd heeft plaats in den Wilhel-
minaPolder bij Goes, provincie Zeeland.
Art. 2. De volgende prijzen worden uitgeloofd
Aan de inzenders der beste werktuigen om met
stoomkracht den grond te beploegen of te bewerken
en tevens strekkende tot eene geldelijk voordeelige
vervanging van paardenkracht en handenarbeidEerste
Prijs f 1200.Tioeede Prijs een Gouden Medaille.
Aan de inzenders der beste werktuigen om behoor-
lijk en goedkoop koren te snijdenin vervanging van
handenarbeid: Eerste Prijs f 500„Tweede Prijs
een gouden medaille.
Art. 3. De mededingers moeten zich voor 1 Julij
1860 schriftelijk aanmelden bijden Secretaris der
Yereeniging, den heer W. J. Wolterbeek, te
's Gravenhagemet opgaaf van de soort van werktuig
en den prijs, waarvoor het kan worden overgenomen.
Art. 4. Voor den 3den Augustus moeten de werk
tuigen te IVilhelminadorp zijn aangekomen.
Art. 5De noodige veldenpaarden en manschap-
pen ter beproeving der werktuigen, worden van wege
het Bestuur, buiten kosten der inzenders, beschikbaar
gesteld; doch de inzenders moeten minstens een ver-
trouwd deskundige tot in het werk brengen hunner
werktuigen doen tegenwoordig zijn.
Art. 6. Het Bestuur zorgt voor eene kostelooze
berging der werktuigen in den Willielminapolder.
Art. 7. Er is vrijdom van invoer onder borgstel-
ling der invoerregtentot zekerheid van den weder-
uitvoer. Het Bestuur tracht bij binnen- en buiten-
landsche Stoomboot- en Spoorweg-Maatschappijen te
verkrijgen vrijdom of vermindering van Vervoerkosten
der werktuigen, die aan den wedstrijd deel komen
nemenzoowel bij aankomst als vertrek. De bepa-
lingen deswege worden tijdig aan de mededingers
bekend gemaakt.
Art. 8. De mededingers moeten zich onderwerpen
aan de bepalingen door het Bestuur en de Commissie
van beoordeelaarster uitvoering of aanvulling van
dit Programma nader vast te stellen.
Art. 9. Een verslag van den wedstrijd wordt aan
binnen- en buitenlandsche dagbladen en tijdschriften
gezonden.
's Gravenhage, Het Bestuur der Algemeene
23 Mei 1860. Kon. Landb.-Vereeniging,
Gevers van Endegeest, Voorzitter.
W. J. Wolterbeek, Secreta-
L. A. E. H. van Heeckeren, rissen.
NB. Er is dagelijks gelegenheid om van Rotterdam of van
Antwerpen met stoombooten te Goes te komen of tot nabij
d™ W'ithelmmapnlder.-