WEEK BL AD
van
1860.
Vrijdag, 6 Julij
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Hoofdredacteur: C, E. DE CLERCQ.
DE V00RSTELLEN TOT YERBETERING.
x.
HAARLEMMERMEER,
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem
bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
De Pkijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
bekalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
Geschiedenis van den overdragt des Polders.
Vervolg.
In de vergadering van 3 0 April vvaren 16 leden
tegenwoordig. Het collegie van Dagelijksch Bestuur
was niet voltallig; afwezig waren de heemraden A.
H. van Tien h oven en Gevers van Endegeest,
welke laatste schriftelijk kennis had gegevendat hij
door eene plotseling opgekomen zittiug der Tweede
Kamer verhinderd werd tegenwoordig te zijnwaarom
hij zijne beschouwingen omtrent de overname van
den Polder schriftelijk mededeelde. Van de Hoofd-
Ingelanden was afwezig de heer W. de Geus. De
vijf laatst gekozene Hoofd-Ingelanden, zijnde de heeren
Jhr. II. G. B a r n a a r tJ. W. M. van d e Poll,
H. van Wickevoort Crommelin, Ds. J. J.
van Voorst en C. E. Duijts Cz. werden door
den voorzitter verwelkomd en met hunne benoeming
geluk gewenscht.
Na de mededeeling van eenige ingekomen stukken
van verschillende personendie zich hadden aangemeld
om tot secretaris of penningmeester te worden benoemd,
werd voorlezing gedaan
a. Van het rapport dd. 28 April 1856 van de
heeren J. Schouten Az. en J. van Dijk, betref-
fende de door hen gedane peilingen in de Bingvaart
om den Haarlemmermeer-Polder en de bevinding der
boorden enz. met de daarbij overgelegde staten.
b. Van de bovengenoemde missive van Jhr. Mr.
D. T. Gevers van Endegeest, dd. 27 April,
heden ingekomenwelke luidt als volgt
's Gravenhage, 27 April 1856.
Tot mijn leedwezen ben ik door eene onverwachte
vergadering van de Tweede Kamer verhinderd morgen
bij Uwe gewigtige beraadslaging tegenwoordig te zijn.
Ik heb mij verpligt geacht aan Uwe vergadering
mijne beschouwingen omtrent de overname van den
polder, het hoofddoel Uwer bijeenkomst, mede te
deelen; vinden zij geen ingang, ik zal ten minste
gedaan hebben wat ik vermogt.
Het slot van het praeadvies door Dijkgraaf en
Heemraden te geven, zou, volgens een schrijven aan
mij van den Heer Dijkgraaf, zijn als volgt:
Dijkgraaf en Heemraden, den drang der omstan-
,,digheden in aanmerking nemende, hebben evenwel
„besloten de overname voor te dragen op de concept-
voorwaardendaarbij gelet hebbende op de bevre-
digende woordenwelke in de laatste missive van
den Minister vervat zijn."
Indien de vergadering zich met dat praeadvies ver-
eenigt, zal het naar mijne innige overtuiging wijs doen,
en dan heb ik niets meer in te brengen; maar tot
die leden der vergadering die daartegen bezwaar
mogten vindenveroorloof ik mijin het waarachtig
belang van den polderhet volgende aan te voeren
1°. Zoolang de overname niet daar is, kan het
Bestuur geen daad van beheer doen, geen daad van
ordevan verbeteringvan wering van misbruiken
en verkeerdhedenachteruitgang is onvermijdelijk
en de tijd verloopt, om nog voor het najaar nuttige
of hoog noodige werken te doen.
2°. Indien de zeer voordeelige voorwaarden van
overname niet worden aangenomen, is het zeer te
vreezen, dat de voordeelige zijde dnarvan zal ingetrok-
ken worden; naar mijne wetenschap van omstandig-
heden en gevoelensis men daarop zeer bedacht.
Wat die voordeelen zijnzal eerst regt duidelijk
wordenwanneer zij uit de voorwaarden onverhoopt
mogten weggenomen zijn; die voordeelen zijn niet
gering. Ik wijs alleen op de ruime maat, waarmede
de ringdijken zijn gemetenblijkens de roode tint op
de kaart; op het genot der baten sedert January 11.
aan den polder gelatenveelmalen overtreffende de
lasten van dienzelfden tijdop het renteloos voorschot
van 7000 buiten de voorwaarden toegezegd; op
het nieuwe voordeelvolgens het bcstek der verdie-
pingswerken nog door het Kijk (eventueel) te doen,
waarin nu ook begrepen zijn de laatste 1000 ellen
bij den Leeghwalerwaardoor de kosten al wederom
eenige duizenden guldens hooger zullen stijgen.
3°. Eene overname onder voorbehoudwaarvan de
Minister in zijne laatste missive gewaagt, zou den
polder van de voordeelige voorwaarden versteken
maar is toch nog verkieslijker in mijn oog dan niet
overname, omdat niet overname doet vervallen in al
de zwarigheden sub. 1 bedoeld.
4°. Men late zich waarlijk niet wegslepen door
eenig regtskundig advies, rustends op de vraag: of
men is gehouden over te nemen al hetgeen het Rijk
wenscht over te gevenonverschillig in welken staat
,,zich de werken bevinden?" Want dit is de vraag
niet. De vraag isof men gehouden is over te
nemen hetgeen het Rijk, volgens de koopvoonvaarden
„(art. 20) zich heeft verbonden over te geven, en
wanneer het dit overgeeft in behoorlijk bruikbaren
staat, onder zoodanige voorwaarden van voordeeli-
gen aardals ruim opwegende tegen hetgeen aan
dien behoorlijken staat mogt kunnen geacht worden
te ontbreken" en dan durf ik beweren daten het
belang van den polder en de billijkheid het ontwij-
felbaar vorderen.
5°. Men late zich niet terughouden door de vrees
dat de Ingelanden zouden kunnen beweren, dat het
Bestuur hunne belangen niet genoegzaam heeft waar-
genomen bij de overname; zij zouden dan eerst
moeten bewijzen dat de voorwaarden nadeelig zijn;
dat er meer van de Regering ware te bedingen geweest
en dat weigering van overname voordeeliger zou ge
weest zijn dan aanvaarding. Dit nu is niet te bewijzen.
Art. 61 van het algemeen polder-reglement in Noord-
Holland kan hier niet te pas komenwant dat ziet
op eenen eisch of beroep tegen derden, welken het
bestuur nalatig is te doengeenszins op eene actie
tegen het bestuur zelve. Daarenboven de Ingelanden
zullen volstrekt niet bezwaard zijn; de ondervinding
zal het leeren.
Ten slotte moet ik mijne overtuiging uitspreken
gegrond op billijkheid en op bekendheid met zaken
en omstandigheden in deze, dat gave en dadelijke
overname op de milde concept-voorwaardenverreweg
de heilzaamste weg is voor den polder, en dat men
zich vertraging en weigering, daarna, maar te laat
bitter zal beklagen.
Ik heb de eer met hoogachting te zijn,
U W. E. G. Dw. Dienaar,
Gevers van Endegeest.
Aan
de Vereenigde Vergadering van Hoofd-
Ingelanden en van Dijkgraaf en Heem
raden van den Haarlemmermeer-Polder.
Omtrent dit stuk werd besloten het aan te houden
tot de behandeling van de overname van den polder
en alsdan daarop zoodanig regard te slaan als noodig
zou worden geoordeeld.
Verder deelde de voorzitter mede, dat de bijlagen
bij de concept-overeenkomst tot overname van den
polder, nadat zij waren ingekomen, ter visie hadden
gelegen en thans ter tafel waren.
Voor dat wij verder gaanmeenen wij echter de
aandacht nog enkele oogenblikken op den brief des
heeren Gevers van Endegeest te moeten vestigen.
In de eerste plaats meenen wij dat opmerking verdient
het verschil zoowel in toonals in waardering van
omstandigheden, waardoor zich dit schrijven gunstig
onderscheidt van den brief der Meercommissie van
31 Maart en die des Ministers van 18 Aprilniet
minder dar. van de latere, die wij in een volgend N°.
mededeelen. Onwillekeurig rijst de vraagheeft de
voorzitter der Meercommissie met het bovengenoemde
en latere schrijven zijner medeleden niet ingestemd
en is daarin misschien eene verklaring te vinden voor
het verschijnseldat die brieven niet door den heer
Gevers als voorzitter, maar door den staatsraad
Jhr. L. R. G e v a e r t sals onder-voorzitterzijn ge-
teekend? Wij moeten die vraag natuurlijk onbeantwoord
laten; maar zeker is het, dat de heer Gevers ten
minste in dezen brief zijne meening behoorlijk tracht te
motiverenhetgeen noch door de Meercommissienoch
ook door den Minister is geschied. Wij leeren uit dien
brief eindelijk kennen wat toch wel met de onbekrom-
penheid in het schrijven der Meercommissie van den
lOden Maart is bedoeld en op welken grond de voor
waarden der concept-overeenkomst den Minister, blijkens
Z. Exc. schrijven van 18 April, zoo gunstig en voordeelig
zijn toegeschenen. De Minister was zeker in de keuze
zijner woorden gelukkiger dan de Meercommissie
want die gunstige en voordeelige zijde der voorwaarden
bestond slechts in schijn.
Met den lsten grondwelke de heemraad Gevers
aanvoertom in het licht te stellen dat dadelijke
overneming van den polder in het waarachtig belang
der Ingelanden dringend gevorderd werdkon ieder
zich volkomen vereenigen. Niemand dacht er anders
over. Het Polderbestuur had dan ook op dien grond
bijna het onmogelijkezeker meer dan het wettig
vermogtgedaanom die overneming zoo veel mo-
gelijk te verhaasten in plaats van die zelfs eenen
enkelen dag uit te stellenjuist opdat de tijd niet
zou verloopenom nog voor het najaar nuttige of
hoog noodige werken te laten uitvoeren.
In strijd met de verklaring des Ministersdat de
polder in voldoenden staat zou zijnblijkt uit dit schrij
ven derhalve, dat het tegendeel waar was, want er
moesten nog voor het najaar nuttige en hoog noodige
werken door het Polderbestuur worden uitgevoerdin
de noodzakelijkheid daarvan was zelfs een aandrang
gelegen om de overname hoe eer hoe beter te doen
plaats hebben.
Met den 2Jen grond kunnen wij ons niet vereeni
gen. Ook de heer Gevers van Endegeest vindt
de voorwaarden zeer voordeelig. Hij vreest bij niet-
aanneming dezer voorwaardendat de voordeelige zijde
er van zal ingetrokken wordennaar zijne wetenschap
van omstandigheden en gevoelens is men daarop—zeer
bedacht. Wie die men isblijkt niet. .Word# hiwgjp
mede de Meercommissie bedoeld? of achRg^Jfi? lipeg f
Gevers den Minister van R e e n e n: m CP
V -A!