WEEKBLAD
van
Vrijdag, 17 Augustus.
ii} §w
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BE LANG EN GEWIJD.
Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ.
DE V00RSTELLEN TOT YERBETERING.
RAARLEMMRRMEER,
Abonnementen
worden aangeDomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem,
bij den Hcer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer
en verder bij alle eoliede
BOEK HANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
XIV.
De Kwol.
Vervolg
Nadat Jhr. Gevers van Endegeest het dem
ons medegedeelde over de Jewel heeft geschreven
is er een tijd lang van die zaak geene sprake geweest.
Dr. van d e r Boon M e s e h die (in het Tijdschrift
ler bevordering van Nijverheid1855 dl. Ill, biz. 374)
ook eene beschrijving van de droogmaking van het
Haarlemmermeer leverde, heeft daarbij het werlc des
heeren Gevers gevolgd en die geschiedenis in
vele opzigten voortgezet tot aan het laatst van het
jaar 1855. Oratrent de Jewel wordt door hem niet
anders medegedeelddan dat de meerdere uitslag van
water door de werktuigen gedurende de 39 eerste
maanden der droogmaking daaraan moet worden toe-
gesehreven (biz. 386). Op biz. 403 wordt echter
eene opgave gedaan van de werking der stoomtuigen
van 1°. Julij 1852 tot 1°. Mei 1855, waarop de
Meerpolder van al het overtollige water bevrijd was
daar de stand van het water sedert eenigen tijd
was 5.10 el A.P., dat is veel lager dan het
aangenomen en noodzakelijke zomerpeil". Wij mogen
in de waarheid en naauwkeurigheid dier mededeelingen
des heeren van der Boon Mesch volkomen ver-
trouwen stellenwant zij zijn hem van de meest
bevoegde zijde, door den Voorzitter der Meercom-
missieverstrekt.
In die 34 maandendie wij het tweede tijdperk
der droogmaking zullen noemen deden de Leeghwater
2,132,681 slagen met 11, 10 en 9 pompende
Lijnden 2,356,602 slagen, de Cruquius 2,757,140
slagenbeide met 8 en 7 pompen. Deze slagen
herleid tot eene werking met alle pompen geeft voor
de 3 werktuigen te zamen 6,713,200 slagen (verg.
t. a. p. biz. 403), bij elk van welke volgens G e v er s
66 kub. el. water werden opgebragt.
Er werden dientengevolge uitgeslagen
443,071,200 kub. ellen
water, waarvan voor verlies /l0
moet worden afgetrokken 44,307,120
zoodat de werkelijke uitslag zou
moeten worden berekend op. 398,764,080 kub. ellen
In die 34 maanden overtrof de hoeveelheid gevallen
regen de verdamping met 334 streep [Komi- en Let-
terbode18521855) en de oppervlakte van den
Polder na aftrek van de Ringvaart en het Jaagpad
op 17,800 bunders stellende moest er derhalve
59,452,000 kub, ellen gevallen regen uit den polder
worden verwijderd. Er zijn echter bijna 340 mil-
lioen kub. ellen meer uitgeworpen. Om dene kubieke
el regen uit den polder te verwijderen, hebben de
werktuigen derhalve 62 kub. el water moeten ver-
werken.
Maar, zegt men, bij de rekening is vergeten het
waterdat op 1 Julij 185 2 nog in de Meerkom
bevat was en daaruit in dien tijd tevens is verwijderd.
De aanmerking is volkomen juist. Op 1 Julij 1852
svas de waterstand in den polder 3.90 el A. P.;
op 1 Mei 1855 was die gedaald tot 5.10 el A.P.
ien was derhalve 1.20 el lager. Maar men stelle
gich dit aantal kub. ellen water niet te groot voor.
Pe meeste grondeu lngen droog op 1 Julij 1852.
Wij hebben ons de moeite gegeven om, met den staat
van de ligging der gronden voor ons (in n°, 4 van
het JFeeJcblad medegedeeld)die hoeveelheid te bere-
kenenen wanneer wij die dan zeer ruim nemen
dan kunnen wij in gezonden zin nog geene 30 millioen
kub. ellen bereiken. Men stelle die hoeveelheid
echter zoo groot mogelijk op het dubbele, op 60
millioen kub. ellen, dan blijven er toch nog steeds
280 millioen kub. ellen zoogenaamd kwelwater over,
hetgeen voor elke maand een bedrag van ruim 8
millioen uitmaakt.
Dit zou dan toch inderdaad minder zijndan door
ons bij eene drukhoogte van 3 2 el gedurende een
vroeger tijdperk langs den genoemden weg is ge-
vondenterwijl die hoogte met eene el en meer
was toegenomen. Het zou waar zijn, indien wij
inderdaad aan eene kwel in dien zin geloof moesten
hechtenmaar vermits wij dit niet doenomdat
wij de oorzaak van dit zoogenaamd kwelwater in de
stoomtuigen zoekenis de zaak zeer verklaarbaar.
Die hoeveelheden worden steeds grooter, naarmate
de stoomtuigen meer uren gewerkt hebben. In het
eerste tijdperk der droogmaking, door Gevers be-
schrevenhebben de stoomtuigen bijna tweemaal
zoo veel werk gedaan (in 39 maanden ruim 14 mil
lioen slagen), als in het tweede tijdperk, door van
der Boon Mesch gedeeltelijk te boek gesteld (in
34 maanden 6,713,200 slagen). De kleinere hoeveel
heid per maand is derhalve betrekkelijk veel grooter;
zij moet bijna op het dubbele worden gestelden
dan sluit de rekening wederom volkomen.
Wij hebben deze becijfering slechts gegeven, om aan
te toonendat er tusschen de latere waarnemingen
in dit opzigt, eene zeer volkomene overeenstemming
met de vroegere bestaat. De heer van der Boon
Mesch heeft zich met het onderzoek der kwel niet
ingelatenmaar men ziet uit deze berekening toch
zeer klaarhoeveel moeite het heeft gekostom de
laatste hoeveelheid water uit den Polder te verwijderen.
Bijna drie jaren arbeids, en daarbij veel nuttelooze,
is er besteedombehalve den gevallen regende
laatste el water uit den Polder weg te schaffen.
Opmerking verdieut het, dat de heer van der
Boon M e s c h, bij de mededeeling van den gelever-
den arbeid der stoomtuigen in het door ons genoemde
tweede tijdperk der droogmakingin geene verdere
beschouwing hieromtrent is getreden.
In het eerste tijdperk, dat 39 maanden heeft ge-
duurd, werden 3.11 ellen water uit de Meerkom
verwijderd. Gevers heeft getracht van dien reeds
zeer langen duur rekenschap te geven en vrij voldoende
aangetoonddat in plaats van 39 maanden eigenlijk
slechts 19.7 maanden arbeid in dien tijd door de
stoomtuigen is geleverd. Dr. van der Boon Mesch
is hem hierin even als in al het overige, wat dit
tijdperk betreft, bijna woordelijJc gevolgd. Het tweede
tijdperk door dezen laatste alleen gedeeltelijk beschreven
heeft echter 34 maanden geduurd en in plaats van
3.11 ellen water over de geheele oppervlakte van de
Meerkom, werd slechts 1 el, die een klein deel der
kom vulde en in de zoo geringe waterberging bevat
wasuitgepompten van dit laatste verschijnselvan
zoo belangrijk veel grooter gewigtwordt door hem
niet alleen geene rekenschap gegevenmaar het schijnt
zelfs geheel en al aan de aandacht te zijn ontsnapt.
Wij maken van deze omstandigheid alleen melding
en treden thans in geene nadere heschouwingen hier
omtrent; alleen willen wij doen opmerken, dat indien
het ons gelukt later aan te toonendat de oorzaak
van dien belangrijk grooteren uitslag van water door
de stoomtuigen ten onregte aan hetgeen men in pol
ders gewoon is kwel te noemen, is toegeschrevenen
dat de zitplaats der kwaal in de werktuigen zelve of
in den grond, waarop zij staan, zetelt, tevens reeds
bij voorraad het bewijs voldoende zal geleverd zijn
dat de kwaal reeds voor den overdragt des polders
bestond.
Dat Dijkgraaf en Heemraden, noch ook Hoofd-
Ingelanden op het lijdstip van den overdragt eenig
vermoeden omtrent zulk eene ernstige kwaal koesterden,
blijkt overtuigend uit hunne handelingen. Nergens
is er sprake van eene zoo belangrijke kwel. De Dijk
graaf zeide alleen in zijne bekende Memorie van 30
April 1856 JFeekblad n°. 5) dat de ketels en pom-
pen aan de machines zeer veel te wenschen overlieten
en dat welligt meer dan 60,000 noodig zou zijn,
om een Volgenden winter te kunnen rekenenniet
als nu 3 jaren achtereen onder water te geraken."
Wij voegen er bijdat indien de Meercommissie van
meening was geweest, dat met die 60,000 de
ernstige kwaal zou zijn opgehevenaan de eischen
des Polderbestuurs zeker zou zijn toegegeven. Het
oordeel van den Dijkgraaf berustte echter op de rap-
porten der bevoegde en benoemde deskundigenen ook
deze schijnen derhalve onder den indruk van het door
den heer Gevers omtrent de kwel geschrevene te
hebben verkeerd en te dier zake gerust gesteld.
De ketels waren verslelen-, er waren er niet genoeg
ook de pompen hadden zeker door onvoldoend onder-
houd veel geleden. Hierin bestonden de gebreken
maar bij de werktuigen was van andere geen sprake.
Naauwelijks echter had het Polderbestuur zelf de
handen aan het werk geslagen of het bleek dat de
Meerkom met de bestaande stoomtuigen niet was droog
te houden. In den zomer van 1856, als de verdam
ping krachtig bijstond en er niet veel regen viel was
de toestand volkomen bevredigend, maar naauwelijks
was het najaar gekomen en de winter genaderdof
er gingen luide klagten op over het onvoldoende
der bemaling. De lage landen konden niet droog
gehouden worden. Het scheen wel als of de stoom
tuigen het werk der Dana'iden moesten verrigten
want men vorderde niet, althans in geene verhouding
hoegenaamd tot de werking der stoomtuigen en tot
het steenkolenverbruik.
Yandaar wantrouwen in het vermogen der stoom
tuigen bij sommigendie daarbij echter vergaten, dat de
hooggeachte en kundige ingenieur Beijerinck zich
toch zeker geen stoomwerktuig van 60 in de plaats
van een van 350 paardenkrachten zou laten leveren
vandaar het geloof aan het bestaan van eene hoogst
buitensporig aanzienlijke kwel bij anderendie daarbij
echter niet bedachtendatindien die kwel in waar
heid bestondonder de omstandigheden waaronder zij
zich zoo bijzonder zou laten gevoelen (namelijk niet
in den zomermaar alleen in den winter) er inderdaad
nimmer over die kwel zou zijn gesproken, want de
droogmaking der Meerkom zou eene volslagene onmo-
gelijkheid zijn geweest. Lang voor dat er sprake van
drooghouding zou geweest ziju, zou de ringdijk op
vele punten onder zulken aandrang van water reeds
zijn bezweken; dit zou zeker reeds voor den eersten
verkoop der Meergronden zijn geschieden er zou
derhalve nimmer een polderbestuur zijn opgetreden.