WEEKBLAD
gf.
van
I860.
Vrijdag-, 24 Augustus.
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Abonnementen
HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ.
De Prijs is f 6,in het Jaar. EIke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
DE Y00RSTELLEN TOT YERBETERING.
xv.
RAARLEMMERMEER,
worden aangenomen bij de Boekhandelaara
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem
bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmtmeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
De Kwol.
Vervolg
Wij laten thans liever de Coramissie Storm Buy-
sing c. s. zelve sprekendan dat wij zouden trachten
den inhoud van haar rapport te dezer zake nog be-
knopter mede te deelen.
Nadat zij vooraf heeft gezegddat de ongun-
stige toestand vooral aan het kwelwater kan wor
den toegeschrevenleest men (biz. 1018 van haar
rapport)
Op sommige punten toch bestaat een buitengewone toevoer
van kwelwater, en wel in de eerste plaats aan de westzijde
van den polder lusscben de Vossevaart en het Spaarnezoo
als overtuigend blijkt uit den bestendigen toevoerzelfs bij
aanboudende droogte door den Spaarnetogt en door den dui
ker op bet kruis van den Benncbroekcr- en Spieringerweg.
Aan de zuid-oostzijde nabij den Bennebroekerweg bestaat ins-
gclijks eenigc doorkwellingdoch deze is van minder ernstigen
aard en vercischt gcen bijzondere voorzorgen.
Het juislc bedrag van dit waterbezwaar te bepalen is moeije-
lijkuithoofde van den ongeregelden toevoer.
Wanneer men evenwel de waterstanden in den polder nagaat,
speciaal op de cnkele dagcn van goed weder,zonder regen en
zonder werking der stoomtuigen, en de vergelijking hogint een
paar dagen na de werking der sloomtuigenom bet water uit
de groote stukken land eerst te laten bijzakkendan komt men
tot bet rcsultaat, dat de boeveelheid kwelwater, over de op-
pervlakte van 410 bunders waterbcrging, minstens moet gesteld
worden op eene hoogte van ruim 19 streep per dag of 579
strecp per maand
Bijv. van 12 tot 17 September 1856, zijnde dagen zonder
regen, is de watersland in den polder gerezen 90 streep, dus
hierbij voegeride minstens 13 streep voor verdampingis zulks
20.G streep per dag.
Van 28 Februarij lot 3 Maart 1857, dus in 3 dagen, is de
waterstand gerezen 50 streep, gceft met 4 streep voor de
verdamping, per dag 18 streep.
De vergelijkingen der genoemde dagen in September en Maart
geven dus eeno gemiddelde boeveelheid kwelwater aan van
19.3 slreep per dag, hetgeen ook vrij wcl ovcreenkomt met
dc rijzing van den waterstand in den polder van den 15den tot
den 2lsten October en van den 18den tot den 22slen Novem
ber 1857 dit bedraagt dus per maand van 30 dagcn cn over
de oppcrvlakte van 419 bunders waterbcrging bcrckendde
aanzienlijke boeveelheid van 2,426,000 kub. el.
De bcrekeningen van den Hoofd-Opzigter over de maanden
January Februarij, Maart en April 1857 geven echter zoo
als wij straks zien zulleneen veei aanzienlijker boeveelheid
kwelwater voor die maanden aan deze berekeningen zijn ge-
baseerd op de onderslelde boeveelheid water door de pompen
opgebragtwaarvoor genomen is de juist berekende inhoud der
pompen, verminderd met '/10 voor waterverlies, volgens proef-
malingen vroeger gedaan toen de zuigers en harlkleppen nog
nieuw, weinig afgesleten en digtsluitend waren. Dit waterver
lies kan echter uit vcrschillende oorzaken grooter geweest zijn,
en dien ten gevolge de berekende boeveelheid uitgemalen kwel
water geringer; doch de hoeveelheid blijft desniettegenstaande
zeer aanzienlijk en is van zeer overwegenden invloed op den
toestand van den polder. Daar echter gedurende deze maanden
een of meer der stoomtuigen continueel in werking zijn ge
weest, slechts cnkele dagen uitgezonderdkan de hoeveelheid
kwelwater niet genoegzaam uit de rijzing van den waterstand
in den polder nagegaan en berekend worden.
Reeds in de beschrijving der droogmaking van het Haarlem-
mermcer door Jonkhr. Gevers van Endegeest, wordt de
kwel ais een groot bezwaar voor den polder vermeld, cn eene
berekening gtgeven dat zij gedurende de droogmaking, dat is
over 4 jaar, ruim 247 miliioen kub. el zoudc hebben bedra
gen, en zelfs is dit bedrag door anderen gebragt op 277% mil
iioen kub. el. Gemiddeld zou dit geven voor de kwel per
maand ruim 5 miliioen kub. el, en verdeeld over 419 bunders
waterbergingnagenoeg 39.7 streep hoogte per elmaal.
Deze hoeveelheden zijn, even als die in bet rapport van den
Hoofd-Opzigter voorkomenafgeleid uit de vergelijking van de
vcronderstelde hoeveelheid water door do pompen opgebragt
ihet do boeveelheid water die het meer bevattevermeerderd
met den toevoer van den regen. Intusschen valt daarop wel
ecnige aanmerking to maken.
De pompslagen zijn getcld door slagtellers cn er is geen re-
den aan de naauwkeurigheid daarvan le twijfelen, maar wij
kunnen bezwaarlijk aannemen dat werkelijk door alle pompen
bij elken slag de theoreliscbe berekende of gestelde hoeveelheid
is opgebragt
1°. Niet altijd is de voile slagiengte volbragt, vooral bij den
aanvang en bet einde der werking.
2°. Van tijd tot lijd zijn sommige harten onkiaar geweest,
terwijl toch de werking doorging.
8°. Somtijds was de stoomkracht onvoldoende om de pomp-
zuigers hoog gonocg op te hetfen en werd de pompslag
volbragt door de vermindering van den last, ten gevolge
van het waterverlies, zoo als dat ook na de droogmaking
van tijd lot tijd geschiedt, vooral wanneer minder goede
sluiling van stoomzuigers en kleppen een meer dan gewoon
stoomverlies te weeg brengt.
Volgens hot verslag van den hoofd-opzigter bedroeg de hoe
veelheid kwelwater voor de maand
Januarij 1857 bijna 18 miliioen kub. el.
Februarij ruim 12
Maart bijna 6
April 8
Aangaande de maand Januarij ontbreken de waarnemingen
omtrent de verdamping, als zijnde onzeker geweest doorvorst,
en is daarvoor een gemiddeld genomen der verdamping in die
maand over 98 jaar; wij willeri daarom het buitensporige cijfer
van bijna 18 miliioen buiten rekening laten.
Van de opgaven over Februarij, Maart en April kan vveder
gezegd wordenhelgcen hierboven is opgemerkt aangaande de
door Jonkh. Gevers opgegeven hoeveelheid kwelwater, dat
zij tot grondslag hebben de theoretische hoeveelheid water die
de pompen opbrengen, en daarop wel wat kan worden afgedongen.
Wij meenen met te meer grond te mogen twijfelen aan de
juistheid der berekende boeveelheid kwelwater, vermits volgens
de opgaven die hoeveelheid aanmerkelijk grooter is, als de
stoomtuigen meer uren gewerkt hebben, terwijl o. i. de kwel
nagenoeg onafhankelijk daarvan moest zijn.
Stellen wij, om niet bet allerongunstigstemaar ook niet bet
gunstigste te nemen, 10 miliioen kub. el per maand, dan geeft
dit, verdeeld over de geheele oppervlakte van 419 bunders
water, ruim 79 streep hoogte per etmaal, dat is bet dubbel
van hetgeen zoo even is gemeld als door den beer Gevers
opgegeven.
Men zij daarbij indachlig dat de opgaven van den heer
Gevers loopen over den geheelen tijd van droogmaking, en
dat de lcwel in den aanvang, toen er siechts een geringe wa-
terdruk bestondnatuurlijk niet groot kan geweest zijn.
Hoe het ook zij, de kwel is verbazend groot en orertrcft
ver dc kwel in andere polders waargenomen. In den Zuidplas-
polder bijv. rijst het water, wanneer er geen ontlasting, geen
regen en geen noemenswaardige verdamping is, in een etmaal
een Nod. duim (Zie beschrijving der droogmaking van den
Zuidplaspolder door den Ingenieur Beijerinck).
Tijdens het doen dier waarneming bedroeg de waterberging
l/]0 van de oppervlakte van den geheelen polder, dus zoude
daar de kwel bedragen hebben 43 streep, wanneer de opper
vlakte van de waterberging, zoo als in den Haarlemmermeer-
Polder, slechts y43 van de oppervlakte had bedragen.
In den Bovenkerkerpolder rekent men de verhooging van
het water op 5 a 6 streep in bet etmaalen de oppervlakte
van de waterberging op '/16 van den polder. Verdeeld over
de geheele oppervlakte van den polder zou dit geven per maand
ongeveer een duim, en geroduceerd tot eene waterberging als
in den Haarlemmermeer-Polder van y43zoude het per etmaal
14.8 streep of per maand bedragen 44 duim.
Vooral wanneer men in aanmerking neemt dat de hoeveelheid
kwelwater afhankelijk is van den omtrek en niet van de opper
vlakte, en dat in een polder zoo groot als deze, de omtrek
klein is naar evenredigheid van de oppervlakte is die toevoer
aanmerkelijk.
Het zoude dus voor alles geraden zijn zoo mogelijk middelen
aan to wenden om dien toevoer van kwelwater weg te nemen
of althans te verminderen.
Voornamelijk is de kwel toe te schrijven aan het water dat
uit de duinstreken bewesten Bennebroek en Heemstede door
den bodem wordt opgenomen en langs de schuiplaag die in de
nabijheid van den polder en volgens de opgaaf van den heer
Gevers 423 en 451) op ongeveer 5.50 6 el -s- A.P.
ligt, in den polder dringt.
Het is dczelfde omslandigheid, die de stichting van bet stoom-
tuig dc Cruquius bijna onmogelijk heeft gemaakt, waarvan ook
Jhr. Gevers in zijne beschrijving gewaagt, en waarvan ook
sommige leden dezer commissie gelegenheid gehad hebben,
meer dan eenmaal den noodlottigen invloed waar te nemen.
Het middel door den hoofd-opzigter voorgesteld, om door
middel van een kleikist den toevoer van het kwelwater naar
den polder zoo veei mogelijk le belettenkwam ons aanvanke-
lijk zeer doeitreffend voor; evenwel acliten wij een gezet onder-
zoek noodzakeliik, en hebben daarom den hoofd-opzigter verzocht
op eenige punten, daartoe aangewezen, grondboringen te doen
verrigten. De resultaten dier boringen waren als volgt:
BORING N°. I,
gedaan in den buitenberm van den dijk voor kavel
N°. 1 van Sectie J.
Zij werd begonnen op 0,17 el A. P. Er werd
achtereenvolgens gevonden 0.65 el verwerkt veen
0.95 el veen met zwarten grond, 0.60 el veen met
veei zwarten grond, 0.15 el derrie, 1.35 el veen,
1.40 el derrie, 0.80 el zand met schelpen.
Toen met de boor de diepte van 5.27 el -f- A.P. bereikt
was, kon men niet, dan met zeer veei moeito dieper komen,
en op de diepte van 5.57 el -e- A. P. schoot zooveel zand en.
water toe dat men op eens 1.20 el in diepte van het gat
verloor.
BORING N°. II,
gedaan in den buitenberm van den dijk voor kavel
N°. 4 van Sectie J.
Zij werd begonnen op 0.15 el -j- A. P. Er werd
bij opvolging gevonden 0.63 el verwerkt zand0.65
el zand met zwarten grond, 2.00 el zwarte grond,
0.57 el zwarte grond met derrie, 0.15 el zand,
2.42 el zand met schelpen vermengd.
Door bet toeloopen van het zand was het niet mogelijk dieper
dan lot 6.42 el -f- A. P. te komen.
BORING N». Ill,
gedaan in den buitenberm van den dijk voor kavel
N°. 2 van Sectie M.
Zij werd aangevangen op 0.05 el A. P. Men
vond achtereenvolgend 1.10 el verwerkt veen, 0.30
el zwarte grond, 2.00 el derrie, 1.05 el veen0.60
el blaauwe klei, 0.45 el klei met zand, 3.35 el
zand met schelpen vermengd.
Om dieper te boren dan tot 8.90 el -f 'A. P., was de gebc-
zigde boor ongescliikt. Het zand was op die diepte met water
verzadigd, doch niet drijvende.
BORING N°. IV,
gedaan in den Spaarnetogt voor kavel
N°. 8 van Sectie J.
Zij werd begonnen op 4.40 el A. P. Men vond
niet anders dan zand en schelpenwaarmede de togt
verondiept was en waaruit verder ook hare oorspron-
kelijke bodem bestond.
Bij deze boring was het niet mogelijk dieper te komen dan
tot 6 70 el -h A. P., wegens het toeloopen van het zand.
Bij geen der boringen is dus eene eigenlijko schuiplaag ge
vonden, maar alleen zand met schulpen vermengd, even als
dat aan den Cruquius te zien is, wanneer de fundering droog
ligt.
Uit deze boringen blijkt dat langs de sectien J en M, onge
veer over eene Iengte van 6000 cleene ondigte grondlaag
is gevonden, op cenige plaatsen reeds op de diepte van
4 el, op andere ter diepte van 5.50 el A. P. De dikte
dier laag, die men vroeger zeer goring, namelijk 0.5 5 0.6 el
had ondersteld, is niet bepaald; echter bij de boring N". 3
vond men op 8.90 el onder A. P. nog steeds zand met schul
pen vermengd, terwijl men bij de andere boringen op de
diepten van 5.57, 6.42 en 6.70 el - A. P. de boring heeft
moeten staken, wegens het toeloopen van het zand.
Het uitbaggeren van een geui in de ringvaart tot op eene
diepte van 9 a 10 el A. P. en misschien nog dieper en
het weder invullen met klei, zou een hoogst moeijelijk en
kostbaar werk zijn, dat volgens eene globale berekening op niet
minder dan 7 it 8 tonnen gouds geschat moet worden.
Wij maken uit dien hoofde bezwaar zoodanigen maatregel
ter uitvoering voor te stellen en zouden liever in overvveging