140 - Haarletnmermeer Landbouw. GRAAN-MAAIWERKTUIGEN geven af te wacliten, of ook welligt de tijd gunstig daarop zou werken, zoo als bij veel andere polders het geval is, en waaromtrent de omstandigheiddat bij de laalste drooginaking van den Cruquius, de kwel veel minder was dan vrocger, ccnigen grond van hoop geeft. Wij bebben gelracht eenige bepaling te vinddn aangaande de hoeveellieid kwelwater. In de maand Julij 1857 vonden wij dat over den dam in den Spaarnetogt bij den Cruquius, het water nagonocg ter boogie van 0,05 el met cone snelhoid van 0.40 a 0.50 el per seconde stroomde. Naar de ingewon- ncn berigtcn was toen de overstorting goring en zou de gemid- delde hooglo grooler moeten gesteld worden. Nemen wij die aan op 0.08 el, met eene stroomsnelheid van een el per seconde; de brecdte van don dam bcdraagt 7.00 el, de wijdte van twee duikers die insgelijks kwelwater aanvoeren1.30 te zamen. 8 30 el, de hoeveelheid water wordt dan per etmaal 8.3 X 0.08 X 3600 X 21 57,370 kub. ellen en verdeeld over de legen- woordige waterberging zoude zij geven eene gcmiddelde verlioo- ging van 0.014 el per etmaal, hetwelk blijkens de hiervoren genoemde waarnemingen in September 1856 en Maart 1857 zeker niet te hoog gesteld is. De drie werktuigen zullen dus circa 90 minuten noodig hebben dit water weder op te brongen, zoodat in het natte saisoen een niet onbelangrijk bezwaar voor den polder uit deze doorkwelling voortvloeit. In den zomer evenwel zal dit kwelwater meer goed dan kwaad doenwijl dit water beter en zuiverder is dan dat hetwelk uit de ringvaart kan worden inge- laten; vooral zal deze toevoer van zuiver drinkwater nicer en mcer waarde verkrijgen, wanneer men zich meer op de vee- houding gaat toeleggen. Men ziet uit deze geheele beschouwing duidelijk dat de zaak ook door de commissie Storm Buy- sing c. s. niet is begrepenen derhalve nog veel minder tot klaarheid gebrngt. Bij hare eersle berekening komt zij tot het resul tant, dat de kwel zou bedragen 2,426,000 kub. ellen 's maands. De berekeningen van den hoofd-opzigter toetsende, komt zij tot de overtuiging dat de kwel 10 millioen kub. ellen 's maands zal bedragen. In de derde plaats heeft zij getracht het kwelwater regtstreeks te meten, en daarbij kwam zij tot het besluit, dat die hoeveelheid slechts 57,370 kub. ellen daags zou bedragen, of 1,721,000 kub. ellen per maand. Deze berekening is echter niet gemaakt naar hare eigene waarneming, want daarbij (in de maand Julij 1857) bedroeg die hoeveelheid nog veel minder, zooals door anderen is aangetoondnamelijk slechts 484,056 kub. ellen 's maands. Het rapport der commissie vond in zijn geheel leven- dige ondersteuning bij den Dijkgraaf en lokte in vele opzigten bedenkingen uit van anderen. X. te Haarlem en Dr. Heynsius echter waren de eenigen, die de hunne openbaar maakten. De heer van der Burch schreefAmsterdamsche Courant 2 February 1859) Zeer te regt wordt, naar mijn gevoelengewezen op den invloed van het kwelwater en de voorzorgendie daartegen genomen moeten worden. A1 is het welligt niet bewijsbaar, gelijk ik heb hooren beweren, dat de theoretische berekeningenbij het rapport aangehaaldgeheel gegrond zijn (dit ziet op de berekeningen van den hoofd-opzigter), zoo is het niet tegen te spreken dat de wegvloeijing van water uit de naburige om- „streken, Heemstede, de Glip, Schalkwijk en Vijf- huizenin die plaatsen in eene omgekeerde reden denzelfden nadeeligen invloed uitoefentwaarover in den llaarlemmermeer-Polder geklaagd wordten ik zeg gaarne de kommissie naHoe het ook zijde kwel is verbazend groot en overtreft verre de kwel, in andere polders waargenomen. Het zou dus voor alles geraden zijnzoo mogelijk middelen aan te wendenom dien toevoer weg te nemen of althans te verminderen."" Men ziet hieruit duidelijk, dat de geachte Dijkgraaf de berekeningen van den hoofd-opzigter, wat het kwelwater betreftvoor het naast der waarheid nabij- komende, aanmerkte. Op het verschijnsel van het wegvloeijen van water uit de omstreken van Heem stede, enz. komen wij later terug. X. te Haarlem was van eene geheel andere meening en wij mogen ook nan deze eenig gewigt toekennen, omdat zij, naar wij vernomcn hebben, van een zeer kundig, en met den polder sedert vele jaren bekend, geacht ambtenaar van den waterstaat afkomstig is. Hij schrijft „De kwel bestaat; maar of die wel zoo belangrijk „is, als in het rapport wordt uiteengezet en berekend, moeten wij betwijfelen. Het is immers genoegzaam bekenddat het gedeelte van SectieJ, ten noord- westen van den Spaarnetogt, waarin het meeste kwelwater zich verzamelt, geene behoorlijke water- afvloeijing heeft, zoo dat het daar opgehouden water, met het kwelwater vereenigd, door den Spaarnetogtover den daarin liggenden damzich „iu de Kruisvaart ontlast. Het is dus geen kwel- water alleendat hier overgestort wordt. Wel is „waar, zegt de Commissie, dat wanneer men de vergelijking voor de berekening van de hoeveelheid kwelwater eerst begint een paar dagen na de (stil- stand der) werking van de stoomtuigenom het water te laten bijzakken, men dan ruim 19 streep per dag verkrijgt. Heeft men dan de aandacht dier Commissie niet daarop gewezendat het bijzakken van het water met geen paar dagen ophoudt maar dat men in onderscheiden streken van den polder, na die paar dagen, nog slooten bij na vol water heeft kunnen zienhetwelk met moeite zich een weg baantom eindelijk in de waterleidingen uit te loopen; dit is toch geen kwelwater alleen." Hoewel de Commissie slechts 14 streep gemid- delde verhooging per etmaal voor de tegenwoordige waterberging berekent, achten wij dit, met verwij- zing naar het zoo even medegedeelde, nog te veel." In den tegenwoordigen toestand van den polder is het te gewaagd eenige berekening omtrent de hoeveelheid kwelwater op te maken en zal eerst laterwanneer er voor genoegzame waterberging en watercirculatie is gezorgd, de mogelijkheid bestaan, om die hoeveelheid met goeden uitslag te kunnen bepalen." De bedenkingen, welke tegen de lste en 3de berekening der Commissie Storm Buysing c. s. door X. te Haarlem zijn ingebragt, zijn zeker vol- komen juist; maar hij heeft de 2de, op de bere keningen van den hoofd-opzigter gegrond, geheel onaangeroerd gelaten; en het is juist op grond van die berekeningenop het voetspoor van G e v e r s van Endegeest gemaaktdat het geloof aan eene zoo belangrijke kwel zulke diepe wortels heeft geschoten. Onverklaarbaar is het hoe dit aan de aandacht van den schrijver is ontsnapt. Immers hij beweert en tracht met cijfers onomstootelijk te beioijzendat het vermogen der bestaande stoomtuigen voldoende is dat zij zelfs niet eens meerdere ketels behoeven; hij wil alleen verbetering hebben aangebragt in den aanvoer van het voedingswater voor de ketels. Maar indien er dan niet zoo veel kwelwater bestaat, als door de Commissie in de lste en 3de plaats is berekend, en die hoeveelheid derhalve nog veel geringer is zoo als wij ook weldra nog nader zullen aantoonen dan schuilt de fout immers in de werktuigen en hunne nuttige werking moet dan wel zeer gering zijn. Eene omstandigheid, die niet uit het oog mag worden verloren door hendie beweren dat het vermogen der stoomtuigen voldoende is. Dr. Heynsius heeft (in zijne Bedenkingen tegen het rapport der Commissie Storm Buysing c. s. te Amsterdam bij J. Noordendorp, 1859) deze omstandigheid niet uit het oog verloren. Hij heeft een 40tal bladzijden dier bedenkingen aan het onder- zoek omtrent de kwel gewijd. Wij kunnen die niet in zijn geheel opnemenzoo als wij het door anderen omtrent dit ondenverp geschrevene tot nog toe hebben gedaau en deelen derhalve slechts de uitkomsten van zijn onderzoek mede. Yan 7 tot 21 Augustus 1860 zijn bij den Burge- lijken Stand aangegeven geboren 7 mann.6 vrouw. geslachtte zamen 13; overleden 2 mann., 2 vrouw. geslacht, te zamen 4; levenloos aangegeven geene; ondertrouwd 2 parengehuwd 2 paren. VAN IN DEN Ifilheltnina-Polder bij Goes. Op de algemeene vergadering der Koninklijke Land- bouw-Vereenigingden 22sten Mei te's Ilage gehouden, was, op voorstel van het Bestuur, besloten tot het houden van eenen wedstrijd van stoomploegen en graan-maaiwerktuigen. De heer J. G. J. van den Bosch, mede-bestuurderstelde daartoe zijne gronden in den Wilhelmina-Polder bij Goes beschikbaar. Slechts een paar dagen voor de bijeenkomst vernam mendat de uitgeloofde prijs van 1200 niet genoegzaam bleek, om de Engelsche fabriekanten van stoomploegen tot het overzenden van een dergelijk werktuig uit te lokken. Hoewel deze teleurstelling welligt velen, waaronder ook de vertegenwoordiger der afdeeling Haarlemmer- meer, van het bezoeken van den wedstrijd terughield, zoo was het aantal belangstellenden nog vrij talrijk. Van het bestuur was slechts de heer W. K. van Gennep afwezig, wiens vergevorderde jaren deze verre reis niet gedoogden. Uit bijna alle provincien, zelfs uit Groningen en Frieslandwaren eenige land- bouwers opgekomen. Als algemeen bekende namen noemen wij de heeren Dr. W. C. H. Staring, Prof. Wellenbergh, Camp, Eeinders, Gevers Deijnoot, Be gram, Baron van Hardenbroek van Lokhorst, die kort te voren het werktuig van Burgess Key op zijne hoeve beproefd had, Ba ron Taets van Amerongen van Benswoude, vanderBreggen, Bodisco, Vis.Kakebeeke, J. van Voilenhoven en van Stolk. De meesten waren Woensdag te Goes aangekomen en kwamen Donderdag morgen in den Wilhelmina- Polder bijeen. De zware regenbuijen van den vorigen dagen die zich ook nog thans telkens herhaalden hadden echter den grond zoo doorweekt, dat aan geene beproeving te denken viel. De werktuigen versehenen nog op het terreindoch de werkende deelen waren terstond zoo door den modder verstopt dat zelfs de voortgang belet werd en zij dus onver- rigter zake huiswaarts moesten keeren. De namiddag werd nu door verschillenden besteedom onder het welwillend geleide van den heer van den Bosch een togfje door den Wilhelmina-Polder te doenen het korthoorn vee en de Leicesterschapen te bezigtigen. Den volgenden morgen kwam men ten 9 ure op een ander terrein bijeendat zandiger en daardoor onder de gegeven omstandigheden geschikter was. Het weder was opgehelderd. Daar volgens programma dezen dag voor het publiek zou gemaaid worden, besloot men zich hieraan te houden en 's namiddags op gesloten terrein den wedstrijd te doen plaats hebben, De verschillende werktuigen deden eerst elk afzonder- lijk eenige omgangen en maaiden daarna den een achter den ander een stuk tarwe af. Bij den toevloed der nieuwsgierigendie zich om het werktuig verdrongen de voorloopige ongeoefendheid van paarden en geleiders en onder de verwarring daardoor veroorzaakt, was geen geregeld werk mogelijk. Op het laatst begon het beter te gaanmaar die eerste beproeving moet inzonderheid op den boerenstanddie hier nog al vertegenwoordigd was, eenen ongunstigen indruk ge maakt hebben. Het was zeer jammer, dat zij niet later getuigen van den beter verrigten arbeid kon zijn gewoonlijk zorgt men bij zulke gelegenheden niet genoegdat juist bij de publieke beproevingen goed werk geleverd worde en acht het dikwijls genoegzaam dat men de werktuigen slechts in beweging ziet, ter- wijl zich juist dan het meest de publieke opiuie om trent een werktuig vormt, en een daar ontvangen verkeerden indruk zich later dikwerf moeijelijk laat wegnemen. Ditmaal lag de grootste schuld aan het wederdat de regeling volgens het programma ver- stoord had. 's Namiddags had op het terrein van den vorigen dag eenen geregelden wedstrijd plaats, onder toezigt van de Jury, de heeren W. C. H. Staring, P. K. Bakker Korff, J. van der Breggen en J. Koert en in het bijzijn van de leden der Koninkl. Landbouw-Yereeniging. De grond gisteren nog onbe- gaanbaarwas, dank zij het draineren, in die 24 uren merkwaardig opgedroogdde grond was nog wel week, maar ware het graan rijp geweest, hetgeen het nu nog niet volkomen waszoo had men de sikkel of zigt er toch ingeslagen en dus behoordenzou het goed zijn, de werktuigen ook bruikbaar te wezen. Het tarwegewas was goeddoch niet buitengewoon zwaarvoor het meerendeel gelijkmatig gestreken hier en daar nagenoeg vlak tegen den grond. Heden morgen was het gebleken, dat de werktuigen het sterk gestreken graan alleen van eene zijde, tegen de helling in, behoorlijk konden afmaaijen, en anders verstopten of er over heen gledendaarom werd be- paald dat men de proefstukken slechts van twee zijden zou aanvatten en ter wederzijde zou voorbijgaan. Ge- durende den werktijd van ruim 40 minuten werd eenmaal een vijf minuten gerust. Geen der werktuigen verstopte of had oponthoudhet werktuig van Wood alleen gleed eenmaal op een plek, waar het graan geheel vlak op den grond lag, daarover heen. Na den vrij ongunstigen indruk van dezen morgen gaf het geregelde en goede werkdat thans geleverd werd, eene dubbele voldoening. Aan Burgess Key kwam met voile regt den eersten prijs toe. Wel werd dientengevolge eigenlijk meer het systeem, dan de bij vergelijking best werkende machine bekroond, daar het werktuig van Burgess Key het eenige was, dat het graan werktuigelijk op den grond nederlegt, maar dit systeem verdient ook voorzeker verre de voorkeur en de voordeelen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 2