WEEKBLAD van 1860. Vrijdag, 28 September. A A N L A N D B 0 UW, GEMEENTE- EN POLDER-BE LAN GEN GEWIJD. 1 "te* t HoofdredactenrC. E. DE CLERCQ. REGEN en VERDAMPING. HAARLEMMERMEER, Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, J. J. VAN BREDERODE,Haarlem, bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Puijs is 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteurte Amsterdam. Vervolg en Slot) Maar nu de verdamping? Is zij in den Haarlemmermeer-Polder zoo veel klei- ner of geringer geweest, dan aan den Holder of te TJtreclit is waavgenomen. De polder ligt, wat hemels- breedte en nabijheid aan zee betreft, tusschen die beide punten. De waarnemingen van Zwanenburg zijn voor ons de gewigtigstevooral omdat er zulk een aanzienlijk verschil tusschen den Iielder en Utrecht bestaat; maar zoodra er vorst invalt, worden die van Zwanenburg gestaakt. Om te weten wat wij onder onzelcer moesten verstaan, hebben wij ons gewend tot den heer G. A. d e G e u sdie gedurende vele jaren met het doen dier waarnemingen belast was. Ilij schreef ons: wat de aanteekening onzeker betreftdit is het gevolg van vorst, als wanneer de gewone waarnemingen moesten worden gestaakt; alleen werd dan nog in eene opene bak de regensneeuwenz. gevangen en na gedooid te zijngemetenten einde dan nog het gevallen vocht bij benadering te kennendoch dit mislukte wel eens door sneeuwbuijendie er spoe- dig wederom werden nitgejaagd. De uitdrukking on zeker moet derhalve als geheel onbekend worden aan- gemerkt." De overeenstemming, die er tusschen de waarnemingen aan den Helder en de bekende verdamping te Zwanen burg bestaat, maakt dat wij de laatste met die aan den Iielder gedaankunnen aanvullen. Wij hebben dit gedaan en dan verkrijgen wij voor 1856/57 en 1857/58 het door ons genoemde aantal streepen. Voor het jaar 1858/59 is ons de hoeveelheid gevallen regen en de verdamping voor Zwanenburg te gering toegeschenen in verhouding van den Helder en Utrecht. Regen en verdamping beide waren gedurende drie gewig- tige maanden November, December en January bovendien onzeker; wij hebben om die reden, in overeenstem ming met den Iielder, de hoeveelheid regen op 400 streepen, de verdamping op 275 streepen begroot. Voor 1859/60 hebben wij het gemiddelde genomen tusschen Utrecht en den Helder. Wij gelooven op die wijze't digst bij de waarheid te zijn gekomen, hoewel wij, zoo als van zelf spreekt, erkennen, dat er over een streep of wat verschil van meening kan bestaande hoeveelheid regen en verdamping kan iets minder of lets meer hebben be- dragenmaar op een enkel millioen kub. ellen water komt het niet aan. De hoeveelheid regenna aftrek der verdampingis zeker iets te hoog door ons bere- kenddaaromtrent dunkt ons kan geen twijfel bestaan en dit is voldoende. Aanvankelijk meenden wij, dat de oorzaak van het belangrijke verschil in verdamping tusschen Utrecht en den Helder in de verschillende wijze van waarneming kon gelegen zijn, maar al spoedig bleek ons de onjuist- heid dier onderstelling. De verdamping te Utrecht is niet regelmatig grooter, dan die aan den Helder, maar slechts gedurende de lente en den zomer, of liever in zeer drooge tijdenwaarin weinig hemel- water valt. In maanden als NovemberDecemberJa nuary en February staat de verdamping op de beide plaatsen bijna gelijk en wint het zelfs nu en dan de Helder; maar in SeptemberOctoberMaart en April is de verdamping te Utrecht regelmatig veel aanzienlijker; dit is ook het geval in de zomermaanden, die wij buiten beschouwing kunnen laten omdat de stoomtuigen alsdan in den regel stilstaan. Maar juist de voorlaatste omstandigheid wijst den weg ter verklaring van het verschijnsel. De oorzaak is in het verschil gelegen van de betrekkelijke voch- tigheid der luclit op beide plaatsen. Naarmate de lucht minder vochtig is, trekt zij meer vocht tot zich. Zoo lang de bovengrond vochtig is en er op de daken der huizen sneeuw ligtis het te Utrecht even vochtig in de lucht, somtijds zelfs nog vochtiger dan aan den Helder, en de verdamping van het wa- tervlak is dan op beide plaatsen gelijkof te Utrecht zoo als natuurlijk is zelfs iets kleiner. Maar zoodra de oppervlakte van den grond droog is geworden en de sneeuw of regendie op de daken der huizen ligt of in de pannen is opgenomen is ontdooid of uitgewasemdwordt de betrekkelijke vochtigheid der lucht te Utrecht veel kleiner dan aan den Helder. 's Avonds ten 10 ure, na zonsondergang, is het verschil in den regel reedj uitgewischt; 's morgens ten 8 ure bestaat er al spoedig een aanmerkelijk verschilmaar op den dag's middags ten 2 ure is dit zeer aanzienlijk. De verdamping van een wa- tervlak is daardoor op Zonnenburg te Utrecht alsdan aanzienlijk grooter, omdat in de plaats van vochtige moerasgrond en veel water, slechts eene drooge grond- oppervlakte en drooge daken van huizen in de om- geving van het punt van waarneming gevonden worden, terwijl de wateroppervlakte betrekkelijk zeer gering is. De verdamping van eene watervlakte is te Utrecht derhalve juist zoo groot als zij is waargenomen maar men zou eene onjuiste toepassing daarvan maken indien men meende dat in Haarlemmermeer van eene waterslakte evenveel in de eerste herfst- en lente- mnanden verdampte als te Utrecht. Daarom hebben wij die toepassing ook niet gemaakt. Dit onderscheid voert ons echter van zelf tot een ander onderwerp. Wat de hoeveelheid regen betreft, bestaat er geen grond voor bezwaar. Er valt zoo veel regen als er valt. De wolken hebben geene caprice, om in de togten te regenen en op 't land nietliun- ne affectie voor de togten en slooten in den polder, is niet grooter dan voor den daarnaast gelegen weg of het polderland. Op het laatste regent het even veel als in de eerste. Zon het echter met de verdamping eveneens gesteld zijn? Zou van water niet veel meer verdampen dan van grond? De heeren waterbouwkundigen en ingenieurs spre- ken altijd van den gevallen regen en de verdamping op Zwanenburgen als nu de stoomtuigen slechts het vermogen in paardenkrachten hebben om het verschil daartusschen binnen eene maand weg te schalfen, dan zijn zij voldoende. De Haarlemmermeer-Poller is echter eene zeer groote polder, met weinig waterberging. Als er nu van grond minder vocht verdampt, dan van water zou inderdaad in die omstandigheid eene reden kunnen gelegen zijnwaarom de stoomtuigen slechts schijn- baar zoo veel overtollig werk (leden. Hoe velen zullen er zijn, die onbekend met de wetten der natuurgeredelijk zullen aannemen dat er noodwendig van eene oppervlakte water meer moet verdampendan van eene oppervlakte vochtigen grond. Van droogen grond kan natuurlijk niets verdampen, omdat zij droog is. In de Bedenkingen tegen het Rapport Storm Buysing c. s. (bij Noordendorp, 1859, biz. 47) is ook op die omstandigheid de aandacht gevestigd. De schrijver zeide, ten opzigte van de waarnemingen op ZwanenburgWij hebben tegen het gebruik dier waarnemingen niet, omdat zij tot nog toe de eenige (voor den polder) bruikbare zijn in het Rijk, hoewel de berekening der verdamping, zoowel als die van den regen zeker iets te wenschen overlnat. Maar „in elk geval maakt de wijze, waarop de verdamping wordt berekendhaar wel dienstig om de hulp te leeren kennendie men daarvan bij het droog maken van eenen waterplas kan ondervindenin eenen drooggemaakten polder moet echter de hoeveelheid waterdie in den regel en vooral in de zomermaan- den wordt verdamptaanmerkelijk grooter zijn in de eerste plaats omdat de grond en vooral die met grasgraangewassenenz. begroeid iseene veel grootere oppervlakte voor de verdamping aan- biedt dan het water, en ten anderen, omdat door den plantengroei niet alleen eene aanzienlijke hoe- veelheid water wordt gebondenmaar ook door de planten zelven eene verbazende hoeveelheid water wordt uitgewasemd." Met deze laatste omstandigheid hebben wij ons nu niet in te laten. Want wij laten de maanden Mei, JunijJulij en Augustus buiten beschouwing en in de overige maanden heeft geene noemenswaardige plantengroei plaats. Sedert dien tijd is echter aan het Metereologisch Instituut te Utrecht de verdamping ook gemeten van eene grasoppervlakte. Er is een bak met aarde gevuld met zooden belegd en naauwkeurig de hoeveelheid verdampt vocht berekend. Op ons verzoek hebben wij van het Instituut mededeeling ontvangen van de sedert Junij 1859 tot en met Augustus 11. verkregene uitkomsten. Dr. E. W. C. Krecke sehrijft ons on der dagteekening van 20 September 1860: „Ter voldoening aan UEds. verzoek laat ik hieronder de opgave volgen van de verdamping der aan UEd. bekende grasoppervlakte. Daar de wijze van waar- neming daarvan slechts eene proeve isdie later zal worden gewijzigd, kan ik niet volkomen (binnen de grenzen van den a twee millimeters) voor elke maan- delijksche opgaaf instaan. Wat echter voor de dene maand te veel is, moet voor de andere te weinig zijnzoodat het totaal slechts weinig van de waar- heid zal afwijken." Hit die opgave blijkt, dat de verdamping van de grasoppervlakte in de maanden MeiJunij, Julij en Augustus, als die in den regel droog is, minder be- draagt, dan die van de tsaferoppervlaktein de overige maanden echter was de verdamping als volgt: Grasoppervlakte. Wateroppervlakte. 1859 September. 67.5 62.8 October 47.6 42.8 November 31.4 22.8 December 58.4 10.5 1860 Januarij 58.5 13.1 Februarij. 38.11 21.5 Maart 75.86 36.7 April. 37.66 80.0 te zamen415.03 290.2 Als de polder derhalve vooral behoefte heeft aan verdamping schijnt die van den grondomdat die dan altijd vochtig isof van eene vochtige gras-oppervlakte aanzienlijk grooter te zijn, dan van de water-opper-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 1