WEEKBLAD
van
1800.
Vrijdag, October.
Hollandsche Maatschappij van Lamlbonw
f\XXARZ/>
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ.
ALGEMEENE YERGADERING
HAARLEMMERMEER,
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem,
bij den Heer BRIEVENGA ARDER te Uaarlemmcrweer
en verder bij alle soliede
BOEKIIANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in hct Rijk.
De Prijs is 6,in liet Jaar. Elke 3 Maanden wordt over 1,50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
belialve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
DEE
gehouden te Gouda den 28sten September 1860.
De voorzitter, de heer W. C. M. Begramopent
de vergadering en geeft een uitvoerig verslag van den
toestand der Maatschappij en van de verrigce werk-
zaamheden in het afgeloopen jaar. De Maatschappij
telt thans 48 afdeelingen met een aantal van 6720
leden, zijnde 148 minder dan in het vorig jaar.
De finantiele toestand is zeer gunstig. De rekening
sluit met een batig saldo van ruim 600, terwijl er
nog een te kort van ruim 400 van de laatst geslo-
ten rekening had moeten worden aangezuiverd. Door
het aanbesteden van het drukwerk had men inzonder-
heid eene aanzienlijke besparing verkregen. Hoewel
daarvoor niets op de begrooting was uitgetrokken
geweest, liad men eenen wedstrijd van gras-maaiwerk-
tuigen, de eerste in Nederland, kunnen houden
waarvan de kosten circa 2000 hndden bedragen.
Men bad dan ook vrijheid gevonden ombij de ver-
meerdering der werkzaamheden van het hoofd-bestuur
een klerk aan te stellen op een salavis van 700.
Bij de opneming blijkt dat op de vergadering ver-
tegenwoordigd worden 42 afdeelingen, te zamen uit-
brengende 202 stemmen.
De commissie, belast met het onderzoek van de
rekening van 1860 en de begrooting voor 1861 doet
verslag van hare bevinding. Zij roemt de goede en
duidelijke wijze waarop de verantwoording van het
geldelijk belieer door den penningmeester is ingerigt.
De uitgaven van het rekeningjaar 1859 hebben bedragen
11,658.34, de ontvangsten 12,262.63s, zoodat
een batig saldo van 604.29s beschikbaar blijft.
Op voorstel der commissie wordt de rekening door
de algemeene vergadering bij acclamatie goedgekeurd.
Tot het benoemen van een lid der commissie tot
onderzoek der rekening in het volgend jaar worden
aangewezen de afdeelingen: VijfbeerenlandenWoer-
den en Amsterdam.
In het jaar 1858 was aan de hoogleeraren van
der Boon Meschte Leiden en von Baumhauer
te Amsterdam een scheikundig onderzoek over het
bederf in de kaas opgedragen. Op de algemeene
vergadering van 1859 te Zaandam, waren deze heeren
op hun verzoek voor een jaar diligent verklaardwijl
zij bunnen arbeid niet hadden kunnen voltooijen. De
heer van der Boon Mesch brengt thans daarom-
trent verslag uit.
Hij vestigt eerst de aandacht op het wezen der
kaas zelf, hoe zij eene vereeniging is van verschil-
lende organische zelfstandighedeninzonderheid van
quaternaire of stikstofhoudende, welke steeds eene
groote geneigdheid hebben zich verder te ontleden
of nieuwe verbindingen aan te gaan, en daardoor aan-
leiding te geven tot de verschillende omzettingen
die wij onder den naam van gistingverzuringbe
derf, verrotting, enz. kennen. Deze veranderingen
worden door de vrije toetreding der lucht, door
vochtigheid en door eenen hoogen warmtegraad, in
zonderheid van 2040° C., zeer bevorderd, en het
is alleen ten gevolge der verschillende voorzorgsmaat-
regelen, die bij de kaasbereiding plaats vinden, en
inzonderheid door het zouten, dat men deze natuur-
lijke vervonning der kaasstof tegenhoudt of belet.
De verschillende kaasgebreken hebben dus eene
zeer natuurlijke oorzaak en het is alzoo niet noodig
en ook or.juist daarvoor bijzondere oorzaken te ver-
moedenals vreemde en schadelijke bestanddeelen in
de melk of het voeder, eene smetstof in de lucht,
eene bijzondere ziekte der melkenz. De maatregelen
om deze gebreken der kaas, inzonderheid de heffers
of knijperste werenzijn dus alle in eene doelma-
tige bereiding, behandeling en bewaring der kaas
begrepen. Eene eerste voorwaarde is alzoo zuivere
melk van gezond vee. Voorts het zuiveren van alle
gereedschappen waarmede de kaas in aanraking komt;
inzonderheid moet men bierop de aandacht vestigen
indien het gebrek reeds aanwezig iswijl het zich
dan daardoor zeer ligtelijk voortplantalle houtwerk
moet dan zorgvuldig met kalkwater worden uitge
trokken. Men neme goede, zuivere lebbe, die niet
verouderd of aan bederf onderhevig is. Bij de
bereiding zorge men dat de wei en het water zoo
volmaakt mogelijk uit de kaas worden afgescheiden
en de kaas vooral goed worde gekleinsd en geperst
zoodat er geene holiigheden in blijven. Bij het
onderzoek van zieke kazen had men opgemerktdat
deze zonder uitzondering behalve de bekende oogen
ook vele grooterelangwerpige holiigheden bevatten.
Men zij zoo karig mogelijk in de toevoeging van
warm water bij de bereidingin warme zomers
houde men de melk en het lokaal waar de bereiding
plaats heeft koel, en gebruike meer zout. Vooral drage
men zorg dat de bewaarplaats der kaas zeer koel
en donker gehouden worde en er geene togt plaats
vinde. In het warme jaargetijde en als men voor
gebreken vreest, late men de kaas langer in het pekelvat
en houde ook langer met het keeren en met zout
afwrijven vol. Men gebruike geen ander zout dan
zuiver keukenzout en saipeter.
De heer van der Boon Mesch erkende dat
er echter nog dikwijls voorbeelden warendat zich
het gebrek vertoont, ook daar, waar men meende aan
alle vereischten te hebben voldaan, en men geen enkele
oorzaak daarvan wist te ontdekken. Hij verzocht
daarom opgave van al de verschijnselendie zich in
zulke gevallen mogten voordoenwijl de zaak nog
een verder onderzoek waard was. Hij beloofde daaraan
zijne aandacht te zullen blijven wijden en van alle
nieuwe resultaten verslag te gevenen hoopte daar-
bij op de medewerking van alle landbouwersdie hem
daarin behulpzaam konden zijn.
De heer Amersfoordt deelde als antwoord op
die uitnoodiging mede, dat b. v. bij hem alleen op de
bovenste plank van zijn kaaskamer zich knijpers ver-
toonden. Zijn vermoeden dat dit aan een verschil
van warmtegraad lag werd niet bevestigdhij schreef
het daarom aan togt toe.
Op de laatste algemeene vergadering had het hoofd-
bestuur het voorstel gedaan tot het benoemen van
eene commissie om de oorzaken op te sporen waarom
in den laatsten tijd de zoogenaamde Hollandsche boter
op de buitenlandsche markten, en inzonderheid op de
Londensche markt, minder geacbt was en minder kon
gelden dan andere en met name de Eriessche boter,
en om middelen te beramen om aan de Hollandsche
botermakerij zijnen alouden roem terug te geven.
Het bestuur stelde voorop dat het daarbij geenzins
op het oog had, om bij de Kegering of bij Provin-
ciale Staten maatregelen uit te lokken om de verval-
sching van boter tegen te gaan of op eenige wijze
den vrijen boterhandel te belemmeren maar het zeide
te geloovendat deze Maatschappij uit den aard van
bare instelling zich geroepen en verpligt kon rekenen
omwaar zij een kwaad ziet dat een voornamen
tak van landbouw dreigt te benadeelenden omvang
en de oorzaken van dat kwaad op te sporen en naar
middelen om te zien om het zoo mogelijk te stuiten.
De behandeling van dat voorstel gaf toen aanleiding
tot eene belangrijke gedachtenwisseling over deze zaak;
de waarheid van het feit zelf werd echter door sommigen
bestredendie beweerden dat van de Hollandsche
boter van eerste kwaliteit geen uitvoer plaats had,
wijl die hier te lande hooger betaald werd dan op
de Londensche markt, en dat de daar aangevoerde
Hollandsche boter meestal weiboter of boter van
mindere kwaliteit en in het klein opgekocht wasen
het alzoo zeer natuurlijk wasdat deze lager in
prijs stond dan de puike Priessche boter. Het zeer
toenemen van de vervalsching van boter door de
opkooper3 en bij den uitvoer werd echter algemeen
erkendevenzoo dat dit noodwendig een nadeeligen
invloed op den boterhandel, en alzoo ook op de prijzen
moest uitoefenen, en het alzoo zeer wenschelijk ware
dat er maatregelen konden worden gevonden om dit
kwaad te bestrijden. Men vereenigde zich alzoo ten
slotte bij acclamatie met het voorstel van het hoofd-
bestuur en tot het benoemen van vijf leden tot die
commissie, werden aangewezen de afdeelingen Alphen,
Delft, Haarlem, Leiden en Waddingsveenterwijl
aan een der bestuursleden de vervulling van het voor-
zitterschap bij die commissie zou worden opgedragen.
Deze Commissie bragt thans, bij monde van den
heer Landmeter, rapport uit. Daarbij werd op
den voorgrond gestelddat zoowel het vervalschen van
boter als het verzenden van slechte vreemde boter
onder den naam van Hollandsche meer en meer was
toegenomendat dien ten gevolge de Hollandsche boter
op de Londensche markt in discrediet was gekomen en
niet meer die prijzen bedong, waarop deze botersoort,
in verhouding tot die van andere oorden, aanspraak
mogt maken; dat het zeer wenschelijk ware, door den
aanvoer van puike, onvervalschteHollandsche boter
den goeden naam van deze weder te herstellenen
dien ten gevolge werd voorgesteld dat de Maatschappij
zich in aanraking zou stellen met eenen bekwamen en
solieden liandelaar in boter. Dat zij met hem zoude
overeenkomen dat door hem en op zijnen naam op de
markt van Londen werd aangevoerd en verkocht eene
partij puike onvervalschteHollandsche botermet
certificaat van oorsprong door de Hollandsche Maat
schappij; te stellen bij aanvang eene hoeveelheid van
100 achtste vaten, in partijen van b. v. 10 vaten; dat
de Maatschappij hem schadeloos zou stellen voor de ver-
liezendaarop door hem geledenwaarvan het bedrag
op een maximum van 850.werd berekend. Dat
door aankondigingen en op andere wijze de aandacht
voor het publiek, zoowel hier te lande als in Engeland,
daarop werd gevestigd.
Het Hoofdbestuur gaf zijn praeadvies op dit voor
stel luidendedat het zich met den inhoud van het
rapport en de voorgedragen conclusie volkomen ver
eenigde en aan de Vergadering voorstelde, daaraan hare
goedkeuring te verleenen. Hierop volgde een discussie
over het voorstel, waaraan o. a. de heeren Brediu s
Amersfoordt, Herrewijn, Loman,Schiffer,
en van der Boon Mesch deelnamen. Het voor-
naamste bezwaar daartegen aangevoerdwas de moeije-