- 178 - Rijnland. Haarlemmermeer. Landbouw. BOTER-VERVALSCHING. ders bedroeg. Als er geen regen viel en de slooten greppen en het land behoorlijk waren uitgezakt, heeft men dan ooit eene rijzing van het poldervvater bij stilstand der werktuigen, gezien, die meer dan palm 's maands bedroeg? en de voorstanders van eene kwel van 10 millioen wilden derhalve het poldenvater onder die omstandigheden in de water- berging 2/2 el per maand laten rijzen! Wie heeft ooit iets in den polder gezien dat er naar geleek; wij spreken niet van 2% el rijzing, want dit is natuurlijk ongerijmd, maar slechts van %/2 palm. Ja! de Commissie Storm Buysing c. s. heeft gemeend zoo iets te zien. Als er geen regen viel en de stoomtuigen ififstonden rees het poldenvater, volgens hare waarneminggemiddeld 2 duirn daags, dat is 14 duim in de week, of liever in eene maand van 30 dagen 6 palm. Zou er een boer in den Haarlemmermeer-Polder zijn die de Commissie Storm Buysing c. s. geloofde Allen zouden haar zeker uit eenen mond antwoorden, dat zij verkeerd gezien hadnamelijkindien de boeren het rapport gelezen hadden en het tevens hadden begrepen. Wie hunner heeft ooit als er geen regen viel en de stoomtuigen «A7stonden, het water in den polder eene halve" el of meer in eene maand zien rijzen. Natuurlijk nie- mand. En waarom heeft niemand zoo iets kunnen zien Natuurlijk om geene andere reden dan dat er gelukkig zoo veel kwelwater niet was. De Commissie Storm B uy si n g c. s. heeft slechts een dag of wat waargenomen en in die dagen behalve het faWwater ook het water, dat uit de slooten, greppen en het land zaktevoor T^eZwater aangezien en dat wel ten onregte, zoo als X. te Haarlem zeer juist heeft opgemerkt; anderen zijn de Commissie op dien weg gevolgd, hoewel de onjuistheid harer redenering van meer dan dene zijde duidelijk en helder was in het licht gesteld. Maar wij zouden moeten bewijzendat de hoeveel- heid kwelwater niet meer dan /2 tot 1 millioen kub. ellen 's maands bedraagt en met het bewijs dat er veel minder dan 1 ^f2 millioen kub. ellen kwelwater per maand in den polder stroomen, kunnen wij der halve misschien nog niet volstaan? Inderdaad het klinkt vreemd, dat men in de stof- felijke wereld bewijzen moet, dat iets niet bestaat, wat men niet ziet daarwaar men het, indien het bestond, zou moeten zien. M ien komt het in de gedachte een bewijs te vragen dat een zware hengst niet op stal staat, indien men in de stal komende, kan zien, dat er geen paard is. Zoo iets is immers niet te bewijzen. Men kan niet meer doen, dan verklaren dat iemand, die beweert dat het paard toch op stal staat, al is er ook slechts een klein nietswaardig merrie-veulenzich de moeite niet heeft willen geven, om naar den stal te gaan en zich van de waarheid te overtuigendat de zware hengst er niet staat. Er is eenvoudig geen millioen kub. ellen kwelwater per maand, omdat men de rijzing van den walerstand die het gevolg hiervan zou moeten zijn, niet ziet, niet zintuigelijk kan waarnemen. Inderdaad eene aanzienlijke kwel is niet anders dan eene „verbazend groote" kwelling des geestes. Hoe lang zal die hersenschim nog moeten bestaan? aan de ingelanden eene halve ton 's jaars en meer aan steenkolen smeermiddelen en onderhoud der werktuigen kosten en de lage landen bovendien in den winter onder water zetten? Het is een dwur bijgeloof dat geloof aan eene kwel van 10 millioen kub. ellen 's maands, namelijk voor de ingelandendie de lasten dragenmaar niet minder voor de pachtboeren der laaggelegene en zelfs der middelbaar hooge landenwier arbeid daardoor dikwerf nuttelooswier regtmatige hoop er meermalen ijdel door werd gemaakt. Zij hebben dit alles natuurlijk niet te wijten aau de aanzienlijke kweldie niet bestaat, maar het geloof aan dien zwarten man", (dat de oogen deed sluiten voor de gebreken der pompen bij hen die geroepen waren die te onderzoeken)verijdelde hunne hoop en inaakte hunnen arbeid nutteloos. Bonderdag 18 October. Nadat wij het bovenstaande hebben geschreven ontvangen wij het berigtdat de waterstand in den polder door de in de laalste dagen gevallen regen- buijen belangrijk veel ongunstiger is geworden. °Wij vreesden dit natuurlijk. Wel wisten wij dat de Lijnden betrekkelijk zeer nuttig voor den polder werkte, hoe wel het waterverlies ook bij dit werktuig nog veel te groot is; wel vleiden wij ons, dat deze machine, in dien er slechts geene grootere hoeveelheid regen viel hot, water meester zou blijvenook al moest het alUdn werken zoo als het dit deed in de laatste 2 maanden en de ingelanden zou sparen voor de treurige gevol gen eener onmiskenbaar zeer roekeloose daad, waarbij de Leeghcater onbruikbaar werd gemaakt, reeds voor dat de Cruquius in dienst kon worden gesteld; wel verwondert het onsdat na dit diep te betreuren be sluit geen meerderen spoed is gemaakt, om den Cm- quilts in werking te brengen, doch.... nu de water- stand zoo ongunstig is, willen wij toch opmerken dat die toestand niet aan de kwel mag worden toe- geschrevenmaar alleen aan den gevallen regen. Nie mand trouwens twijfelt hieraan. Maar welke kwade geest heerscht dan toch over den polderdat hij zelfs na zoolang voorafgegane waarschuwingendie de laatst veiioopen regentijd gegeven heeft, moedwillig van zijner toch reeds gebrekkige bemalingsmiddelen VERSTOKEN blyft VEREENIGDE VERGADERING op 25 September jl. in het Gemeenelandshuis te Leijden. Tegenwoordig 22 leden. Als kennisgeving worden aangenomen de navolgen- de mededeelingen a. Goedkeuring van de rekening over 1859 door Gedeput. Staten van Noord- en Zuid-Holland b. Procesverbaal van opname van Rijnlands kas aanwijzende een bedrag van ruim 63,000. c. Verkoop van oude materialen enz.tot een be drag van 1236.80. d. Uitbetaling van de waarborggelden der zes pol ders, daartoe bij besluit der vergadering van 8 October 1859 aangewezenen wel tot een gezamenlijk kapitaal van 542,000 gld. 2J/2 pet Yervolgens is aan de orde 1°. Een voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden ter regeling van de bijdrage van het Groot Waterschap van Woerden in de kosten van de Katwijksche uit watering. Dijkgraaf en Hoogheemraden deelden hieromtrent het navolgende medeVan af het jaar 1808 tot 1832 werd door Woerden uitgekeerdals bijdrage in de kosten van genoemde werken, een bedrag van 60 cts. per bunder, en zulks ten gevolge van een deswege genomen besluit door den Hertog van Plaisance, die als stedehouder van den Keizer der Eranschen des- tijds (1810) de hoogste magt in den Staat uitmaakte. Na 1832 heeft Woerden, bewerende dat bij rnonde- linge overeenkomst deze bijdrage slechts voor den tijd van 25 jaren verbindend was gesteld, zich onwillig verklaard dezelve langer te betalen en heeft Rijrn land zich vergenoegd met eene bijdrage van 25 cts., evenwel met voorbehoud zijner regten voortvloeijende uit het besluit van 1810. Sedert zijn die bijdragen telkens voor eenige jaren bij contract geregeld gewor den maar ook telkens tot een verminderd bedrag uitgetrokkentotdat het laatste contract van 1856 die bijdrage heeft vastgesteld op eene vaste som van 2250.Dit contract is verbindend tot ultimo December 1861. Daar nu aan Woerden de verpligting is opgelegd deze aangelegenheid op duurzamen voet met Rijnland te regelenzoo heeft men getracht hiertoe langs min- nelijken weg te gerakendoch dit heeft niet mogen gelukken en de zaak is bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en Utrecht ter tafel gebragt. Dijkgraaf en Hoogheemraden toch hadden gemeend dat, behalve de bestendiging van de vaste bijdrage van 2250.nog door Woerden zoude overgeno- men worden de bijdragen van eenige aan Rijnland schuldpligtige polderswelke vroeger zelfstandig wa ren doch bij de invoering van het nieuwe reglement in het Groot Waterschap van Woerden zijn opgenomen, ten einde alle moeijelijkheden te voorkomen, welke door de veranderde positie van genoemde polders zouden kunnen ontstaan. Evenwel hebben de Staten van Noord-Holland en Utrecht, het gevoelen van Woerden deelende, gemeend dat de regeling van de bijdrage, welke thans behoorde bepaald te wordenzich alleen uitstrekte tot Oud- Woerden, en gevoegelijk op 2250.kon worden vastgesteld. Daar de vergadering te beslissen hadof zij al dan niet met de voorgestelde regeling wilde genoegen ne- menzoo heeft zij na langdurige discussienwelke gedeeltelijk met gesloten deuren gehouden zijn, be- sloten zich met de conclusie van het voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemradeneenigzins door een araendement van den heer Blusse gewijzigdte vereenigenen heeft zij alzoo Verklaard geen genoe gen te kunnen nemen met de onvoorwaardelijke vast- stelling eener bijdrage van 2250en zulks met het oog op de regten welke zij uit het besluit van 1810 meent te kunnen ontleenenterwijl zij aan Dijkgraaf en Hoogheemraden de behartiging van Rijn lands belang in deze blijft opdragen. 2°. Op voorstel van Dijkgi'aaf en Hoogheemraden worden op nieuw drie polders aangewezen, welker gunstige toestand de ophefflng der waarborgkapitalen gedoogt. Zij zijn: de Akkerslootsche-, de Veen- en de Pellensteinsclie polders. 3°. Komt ter tafel het door Dijkgraaf en Hoog heemraden gewijzigde ontwerp der verordening op de Gouwe. Daar ook tegen dit ontwerp verscheidene bezwaar- schriften zijn ingekomen, besluit de vergadering, op voorstel van den heer Viruly, een en ander te stellen in handen eener commissie, ten einde in deze veelomvattende en belangrijke aangelegenheid de ver gadering te kunnen voorlichten. Als leden dezer commissie worden aangewezen de heeren Blusse, Spruyt en Piek. 4°. De ontwerp-verordening op de vaart door de 's Molenaarsbrug over de Heiraanswatering te Ouds- hoorn, wordt onveranderd vastgesteld; even zoo 5°. De ontwerp-verordening op de vaart door de brug over den Rijn te Zwammerdam. 6°. Een voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden voor overschrijving van een som van 200 gulden uit de post van onvoorziene uitgaven op Hoofdstuk II Art. 4premien voor bekeuringen wordt aangenomen. 7°. Een adres van den Hoofd-Ingeland-Plaatsver- vanger Rutgers van Rozenburg c. s.verzoe- kende dat ook aan Hoofd-Ingelanden-Plaatsvervangers mededeeling geschiede van de onderwerpen welke in de vereenigde Vergadering zullen behandeld worden, ten einde wanneer zij bij voorkomende afwezigheid of vacature van Hoofd-Ingelandengeroepen worden de vergadering bij te wonen, zij beter op de hoogte der aanhangige kwestien zouden zijn. De vergadering besluit dit verzoek in te willigen. 8°. Een adres van J. Nagtegaal, pachter van de Gouwsche sluisverzoekende dat hem vermin- dering van pacht worde toegestaan. Op voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden wordt besloten hem eene schadeloosstelling van 35 gulden toe te kennen. De vergadering wordt daarop gesloten. Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven: van 29 September tot en met 7 October 1860 GEBORENMaria, doehter van L. Meelissen en M. Ver- brugge. Adrianus en Teuniszoons van I', van Rijswijk en A. van den Asjem. Hendrik, zoon van W. Broers en P. Breedveld. Jenneke, doehter van A. Noorloos en M. A. van der Beek. Elizabeth Jacoba doehter van N. van Bam en en M. Schuts. Cornells, zoon van A. Ruighaver en Geertje Jong. Wolmet, doehter van C. Betlem en C. v. Eiken. Mam, doehter van A. Ivlootwijk en J. v. de Nieuwegiessen. Teuutje, doehter van B. Buurman en 1. van der Stam. Anna Maria, doehter van J. Ligtenberg en P. Berendonk." Martinus, zoon van M. Verkuil en A. Weijers. OVERLEDEN Jacoba, oud 3 w.doehter van J. v. Zantcn en J. Kastelijn. Gerard Klaas Josephoud 10 w.zoon van J. Aalbersberg en D. Bienzes. Lena Bloot, oud 39 j.gc- huvvd met H. Bras. Dina Elizabeth Jansen, oud 24 j. ongehuwd. Jan, oud circa 3 j.zoon van L. de Groot en C. Westmaas. LEVENLOOS AANGEGEVEN: geene. ONDERTROUWD M. de Groot en M. Zuidland. GEHUWB: geene. Men heeft in het Weekblad van 5 Oct. de maatre- gel vernomen, welke door de Boll. Maatschappij zal wor den genomenom de Hollandsche boter weder op de Londensche markt in eere te brengen. Gelijk in die Vergadering, zoo zal ook wel daar buiten, zoowel onder de boeren als onder de boterhandelaars en de staathuishoudkundigenveel verschil van gevoelen heer- schen over de nuttigheid en de te vervvachten uitkomst van dit hulpmiddel. Het is echter niet gemakkelijk omtrent deze zaak een op goede gronden steunend oor- deel te vellen. Het gaat hier mede als met zoovele menschelijke beschouwingen en plannen, er is veel voor, maar er is ook veel tegen te zeggen. Volstrekte afkeuring van het plan en het beweren, dat deze maat-s

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1860 | | pagina 2