WEEKBLAD
van
1860.
Vrijdag, 14 December.
!*V50.
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ.
DE PRIJS DER GRANEN.
■mHHWHH
HAAKLEMMGRIHEER
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam
J. J. VAX BREDERODE,Haarlem
bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in bet Rijk.
De 1'e.ijs is 6, in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
Vervolg
Slechts bij algemeene vrijheid van Iiandel kan alzoo
de prijs der granen zich regelen naar de natuurlijke
oorzakendie daarop invloed hebben. Die vrijheid
is nu we]gelijk wij zagennog verre van algemeen
doch in gewone tijden zijn de regten, die op den
in- en uitvoer geheven worden niet zoo aanzienlijk,
dat zij groote wijzigingen in den natuurlijken prijs
veroorzaken. De landendie in den regel veel graan
uitvoerenzoo als Ruslandde Oostzeelanden en
Amerika, laten gewoonlijk den uitvoer vrij, terwijl
in Engelanddat meer dan alle andere landen toe-
voer van buitenlandseh graan noodig heeft, de in-
voer steeds vrij van regten is. Dit zijn dan ook
de twee voornaamste zakendie invloed op den prijs
van het graan hebben de behoefte van Engeland
aan vreemd graan en de hoeveelheid graan die in de
eerstgenoemde landen voor den uitvoer beschikbaar
is. De behoefte aan graan of het bedrag van den
uitvoer der overige landen heeft natuurlijk ook invloed
daarop maar gemeenlijk is dit bedrag niet zoo aan
zienlijk dat het met dat der genoemde landen in ver-
gelijking komt. Wat die overige landen betreft, zoo
behooren NederlandBelgie, Zweden en Noorwegen,
meestal Portugal en Spanje en somwijlen Italie en
Erankrijk tot die welke graan behoeven. Denemar-
ken, het grootste gedeelte van Duitschland, veelal
Italie, de Donauvorstendommen en buiten Europa
nog Egypte, hebben daarentegen gewoonlijk overvloed
van graan en bezitten alzoo uitvoer. Erankrijk
voorziet dooreengenomen vrij wel in zijne eigene be
hoefte; bij vrijen graanhandel wordt echter het noord-
westelijk gedeelte graanuitvoerend terwijl dan in het
zuiden veel graan van OdessaItalie en Egypte wordt
ingevoerddoch veelal beletten de schaalregten dezen
natuurlijken loop der zaken. Om nu alzoo bij het
einde van den oogst een oordeel over den vermoe-
delijken prijs der granen te hebbenis het noodig
dat men ongeveer kan schatten welke de behoefte
aan graan in de eene reeks van landen zal zijn en
welke het bedrag van uitvoer der overige landen zal
kunnen wezen. Tot nu toe zijn de gegevensdie
men heeftom daaromtrent berekeningen te maken
koogt onvolledigmaar het is ook eerst sints een
tiental jaren dat menen nog maar in enkele landen
het belangrijke van die opgaven heeft beginnen in te
zien en het is dus natuurlijk dat die kennis tot nu
toe nog zeer beperkt is. De statistiek van den in-
en uitvoer der verschillende landen is vrij naauw-
keurig bekend, maar daarentegen is de landbouw-
statistiek bijna algemeen hoogst onvolledig, zelfs
meestal is men daaromtrent geheel in het onzeker.
Juist die onzekerheid omtrent het werkelijk bedrag
van den oogst is de voorname oorzaak van het sterk
wisselen der graanprijzen gedurende een oogstsaizoen.
Kon men met genoegzame juistheid in elk land de
behoefte aan graan schattenen wist men hoeveel in
de overige landen voor den uitvoer beschikbaar was
dan zouden zeer spoedig de graanprijzen eenen vasten
stand aannemen in verhoudiDg met den min of meer
rijken oogst van dat jaar en niet veel meer afwis-
selen tot den lijd wanneer de vooruitzigten van het
volgend gewas daarop invloed beginnen te hebben.
Die gelijkmatigheid van prijs laat zich echter nog zoo
spoedig niet verwachtendaar het nog wel geruimen
tijd zal duren eer men het in de meeste landen zoo
ver in de kennis der statistiek gebragt zal hebben,
en buitendien blijven ook de politieke gebeurtenissen
gedurende het geheele jaar invloed daarop uitoefenen.
Niettemin is het zeker dat reeds voor ieder land in
het bijzonder die statistieke kennis van groot ge-
wigt en algemeen belang is. Vooral voor die landen,
welke toevoer van graan behoeven, is het van het
hoogste belang, dat men zoo spoedig mogelijk na den
oogst, het ware bedrag van dezen kan kennen om
bij tijds de maatregelen tot het voorzien in de min
of meer groote behoefte te kunnen nemen. Blijft
men daaromtrent in het onzekere, zoo durven de graan-
handelaars geen toevoer te ontbieden voor dat de
onmiddelijke behoefte aan graan en het gebrek aan
voorraad de prijzen doet stijgenof wordt, gelijk
veelal in ongunstige jaren geschiedt, het mislukken
van den oogst, dikwerf ook met kwade bedoeling,
overdreven voorgestelddan lijden de graanhandelaars
somwijlen groote verliezen. Ook voor den landbouwer
is het van belang tijdig ingelicht te wezen omtrent
den waren stand van zaken, zoodat hij kan oordeelen
of het in zijn belang is zijn graan spoedig na den
oogst af te zetten of dat hij met waarschijnlijkheid
hoogere prijzen kan te gemoet zien.
In Schotland inzonderheid heeft men er zich in den
laatsten tijd zeer op toegelegd om naauwkeurige sta
tistieke opgaven omtrent de oogst te verkrijgenhet
gaat echter niet gemakkelijk, wijl de landbouwers over
het algemeen zeer wantrouwend zijn en vreezen dat
er wat anders achter steekt, en het bekend worden van
de ware opbrengst hunner landerijen tot verhooging
van pacht of van de belasting op de inkomsten in
come-taxzal leiden. Zoo het werk echter wordt toe-
vertrouwd aan personen, die met landbouw bekend
zijn, zal men spoedig eene voor dit doel genoegzame
naauwkeurigheid kunnen bereiken.
Ook in Nederland werd de behoefte aan eene meer
juiste landbouw-statistiek sints lang levendig gevoeld.
Tot nu toe is er echter in dit opzigt nog weinig ge-
leverd dat aan de vereischten voldoet.
De Bijks-Commissie voor statistiek heeft daartoe
thans een plan ontworpen, dat aan het oordeel van
den Minister van Binnenlandsche Zaken werd onder-
worpen. In dat rapport wordt eerst de geschiedenis
der verslagen over den landbouw, die tot heden werden
opgemaakt, medegedeeld. Daarvan wordt het volgende
gezegd: „De eerste verslagen, over 1S06 1810,
waren zeer gewigtig. Zij werden door den heer
J. Kops, destijds Commissaris tot de zaken van
den landbouw, uit de mededeelingen der commissien
van landbouw zamengestelden bestonden meeren-
deels uit opgaven van liedendie zelven den land-
bouw uitoefenden of naauw daarmede bekend waren.
Onder het fransch bestuur zagen geen verslagen het
„licht. De verslagen over 1813 1823 hadden
minder waardeomdat toen de vroeger gehouden
algemeene bijeenkomstenwaardoor eenheid in de
werking der Commissien van landbouw was bewaard
gebleven, niet meer plaats hadden. Van 1823
1851 is van regeringswege geen verslag verschenen
doch van 1829 af werden de officiele bescheiden
nopens den landbouw, waaronder ook de opgaven
der Commissien van landbouwter bearbeiding toe-
gezonden aan de Ned. Maatschappij tot bevordering
van Nijverheid, die harerzijds uit berigten der leden
Correspondenten reeds over vele jaren een landbouw-
verslag had doen vervaardigen. De maatschappij ge-
noot voor de uitgaaf eene onderstcuning van rijks-
„wege, die tegelijk met de ontbinding der Provinciale
Commissien van Landbouw in 1851 heeft opge-
houden. Te beginnen met dat jaar wordt van wege
het Departement van Binnenlandsche Zaken jaarlijks
een verslag van den Landbouw in het licht ge-
geven."
Deze verslagen hadden echter voor het doel, dat
wij hier bespreken, een overwegend gebrek, namelijk
dat zij te laat verschenen. Het Regeringsverslag ziet
gewoonlijk eerst anderhalf jaar na den oogst, waar-
van de opgaven worden medegedeeld, het licht; dat
verslag heeft dan alzoo slechts eene historische waarde,
maar direkt nut kan daaruit niet meer voortvloeijen.
De verslagen der Maatschappij van Nijverheid kwamen
wel vroeger, doch ook eerst in het volgend jaar uit,
zoodat noch de landbouwer, noch de handelaar van
die inlichtingen voor zijne operation voordeel kon
trekken. Aan dit bezwaar trachtte de Vereeniging voor
Volksvlijt te gemoet te komen door het leveren eener
laming van den oogst, door een aantal landbouwers
uit de verschillende oorden van het land gegeven.
Zij is daarmede in 1854 aangevangen. Het doel,
dat men daarmede beoogtwerd door den heer
Staring aldus verklaard. De raming, welke de
Vereeniging heeft trachten te verkrijgen, is slechts
een overzigt van hetgeen de oogst waarschijnlijk zal
bedragen. Meer zekerheid dan bij eene schatting door
deskundigen verkregen kan worden, moet men daar
van niet verwachten. Maar dat het werkelijk deskun
digen zijnaan wie de schatting is opgedragen
daarvan kan men zich verzekerd houdenwanneer
de namen van hen worden nagegaan, die de Volksvlijt
wel hierin hebben willen ondersteunen. Uit alle dee-
len van het land hebben juist diegenenwelke alge
meen door de landbouwers als de meest bevoegde
beoordeelaars erkend worden, bereidwillig aan de
uitnoodiging voldaan. De ramingen mogen dien ten
gevolge geenszins als gewoon worden besehouwd, maar
men kan die aannemen als over het algemeen naauw-
keurig overeenkomende met hetgeen later de werkelijke
oogst zal blijken te zijn geweest.
Deze voorloopige ramingopgemaakt zoodra de
oogst binnen is, en dus voor deze, door tegenspoe-
den van weersgesteldheid als anderzinsgeene ver-
mindering meer is te verwachten, heeft ten doel,
om den voorhanden voorraad binnen's lands te leeren
overzien. Zoowel voor den landbouwer is dit over-
zien noodzakelijk, als vooral ook voor den graan-
handelaar; de eerste regelt daarna den tijd van ver-
koop zijner granen, de andere de hoeveelhedenwelke
hij uit het buitenland ontbiedt. Te dien einde is aan
de inzenders der opgaven verzocht geworden, dat zij
tevens den gemiddelden oogst in gewone jaren zouden
mededeelen. Elk handelaar, die bedreven in zijn vak
isweet welke hoeveelheden er uit elke streek van
het vaderland op de markten te verwachten zijn in
gewone jarenzoowel als in jaren van schaarschte
of overvloed. Met een oogopslag kan hij thans be-
palen van waar aanvoer op de markten te verwachten
is, en zelfs kan hij bij raming nagaan, hoeveel die
aanvoer bedragen zal. Naar die berekening zal hij
kunnen voorzienof invoer uit het buitenland in
meerdere of mindere hoeveelheid voordeelig, en dus
raadzaam is. Het voordeel van den graanhandelaar
is hier ook het voordeel van den verbruiker; want
■pryr v t ,r i y j f-.'A