- 214 -
Haarlemmermeer-Polder.
Rijnland.
Jit verzekert hem toevoer, wanneer er schaarschte
binnen 's lands dreigt te ontstaan. En zoo worden
landbouwer, graanhandelaar en verbruiker tevens door
deze opgaven geriefd."
Iioewel het niet te voorzien was, dat zulk eene
proeve reeds terstond die rijke vruchten zou geven
die hier worden voorgesteldzoo is het toch eene
poging, die alien lof en inzonderheid de ondersteu-
ning der landbouwers verdient. De Volksvlijt is dan
ook voortgegaan met jaarlijks in de maand October
zulk eene raming te gevenen ongetwijfeld zullen
de opgaven steeds in naauwkeurigheid winnen.
Doch eene raming alleen is niet voldoendemen
behoort ook den uitslag van den oogst te leeren
kennen, die tevens aantoont of de raming juist is
geweest.
De Maatschappij voor Nijverheid heeft in de alge-
meene vergadering van dit jaar bepaalddat het ver-
slag, door hare leden opgemaakt, niet meer zal
worden gegevenmaar vervangen zal worden door
een beknopter overzigt. De eenige bron voor onze
kennis der landbouwstatistiek is dus tbans het Rege-
ringsverslaghetwelk eene compilatie is der verslagen
van Gedeputeerde Staten van elke provincie, welke
weder getrokken worden uit de opgaven van de Bur-
gemeesters der verschillende gemeenten. Dat zulk
een verslag, verzameld en opgemaakt door personen
die bijna alien geene speciale kennis van den land-
bouw bezittenniet aan alle vereischten voldoetis
zeer natuurlijken bij het ministerie zelf schijnt dan
ook de wensch te bestaanom dit verslag door een
beter te doen vervangen. Het rapport dat thans
door de Rijks-commissie voor statistiek is ingediend
bevat het volgende voorstel tot het verkrijgen van
meer juiste opgaven.
De Sub-commissie is door haar onderzoek tot de
overtuiging geleiddat de bronnen voor een goed
verslag slechts geleverd kunnen worden door lieden
die van nabij den toestand van den landbouw kennen.
Eene regeling, waardoor zoodanige bronnen zouden
te verkrijgen zijn, komt haar geenszins onmogelijk
voor. Tot dat oogmerk beveelt zij de instelling aan
van kamers van landbouwwaarin iedere gemeente
of bijzondere streek door een deskundige diende ver-
tegenwoordigd te zijn. Het getal dier kamers, naar
de bevolking ten platte lande geregeld, zoude, naar
zij zich voorloopig voorstelt, omstreeks 140 moeten
bedragen voor het geheele Rijk. Hare voorzitters en
ledenmeent zijzouden eene koninklijke benoeming
moeten ontvangen en onderling vrijdom van port ge-
nieten voor briefwisseling over aangelegenheden van
den landbouw. Overigens acht zij voor die kamers
geenerlei ondersteuning noodig. Om echter de kamers
in betrekking te stellen met het departement van
Binnenlandsche Zaken schijnt de tusschenkoinst on-
ontbeerlijk van drie bezoldigde Commissarissendie
elk in den hem aan te wijzen kring de opgaven der
kamers zouden moeten onderzoekentot zuiverheid
brengen en verzamelenwaarop hunne drie verslagen
door een vierdeninsgelijks bezoldigden Commissaris
tot een algemeen verslag ware te bewerken. Dit al-
gemeen verslag, waarvan de Sub commissie eene
schets ontworpen heeft, zou naar zij meent in de
maand Junij over het vorige jaar het licht kunnen
zien. Doch aan het algemeen verslag diende in het
nnjaar een voorloopig berigt omtrent den oogst vooraf
te gaanongeveer zamengesteld naar de wijze der
bekende berigten van de Maatschappij van Volksvlijt.
Ook voor dit voorloopig berigt zouden de bouwstof-
feu door de kamers van Landbouw moeten geleverd
worden.
De taak der Commissarissen zoude zich nogtans
niet bepalen bij het onderzoek en de verzameling der
opgaven. Hun ware ook op te dragen, zich elk in
zijn kring naauwkeurig bekend te maken met de
wijze waarop de landbouw wordt gedrevenen de
landbouwer aandachtig te maken op de gebreken, die
bun bedrijf aankleven. Bovendien moesten zij de
bouwstoffen bijeenbrengen voor eene beschrijving van
den Nederlandschen landbouw.
Opgaven nopens de uitgestrektheid van den grond
met de onderscheidene gewassen beteeld, en nopens
de sterkte van den veestapel zouden in het algemeen
verslaggelijk de Sub-commissie zich dit werk voor
stelt, niet moeten voorkomen. Jaarlijksche herhaling
dier opgaven schijnt haar geene behoefte. Even als
eene volkstelling zou zulk eene algemeene opname,
die buitengewone hulpmiddelen vereischt, sleehts van
tijd tot tijd, met eene tusschenruimte van 5 of 10
jarenb. v. te verrigten zijn en dan met goed ge-
volg zijn toe te vertrouwen aan de kamers van land
bouw bijgestaan door de Gemeentebesturen of Rijks-
ambtennren. Intusschen zal eene juiste telling der
bundertallen ongetwijfeld veel moeite opleverenzoo
lang het kadaster niet aan eene herziening wordt
onderworpen.
Het is nog niet bekend welk onthaal dit voorstel
bij het Ministerie heeft gevonden. Wij willen hier
ook in geene verdere uitweiding treden over het plan
zelf en de bezwaren, die welligt aan deze wijze van
uitvoering verbonden zijn. Zeker is het dat nu een-
maal de aandacht zich op deze zaak vestigt, men
ook wel tot eene goede oplossing van het vraagstuk
zal kunnen komen. Wordt vervolgd.)
VERGADERING van HOOFD - INGELANDEN
gehouden Woensdag 10 December 1860.
Alle leden der Vergadering zijn tegenwoordig.
De vergadering is door den Dijkgraaf belegd ter
behandeling van
1°. Benoeming van een Dijkgraaf;
2°. Het leggen eener brug over de hoofdvaart bij
Abenes;
3°. Benoeming eener Commissie, tot onderzoek der
begrooting voor 1861;
enz.
Is ingekomen een voorstel van de heeren van
Voorst, Pol en Prdvinaire, om het reglement
voor den Polder te herzien.
Met 15 tegen 4 stemmen is besloten dit voorstel
in eene volgende vergadering in behandeling te nemen.
De heer van Tienhoven stelt voor tot de be
noeming van eenen Dijkgraaf in de laatste plaats
over te gaanen eerst de beide andere punten in
behandeling te nemen, welk voorstel wordt aangenomen.
Verder stelt dezelfde heer voor te bepalendat
voortaan geen voorstel zal worden in behandeling
gebragt dat niet in de oproepingsbrieven verraeld is.
Over dit voorstel zal in eene volgende vergadering
worden beraadslaagd.
Omtrent het leggen eener brug over de hoofdvaart
bij Abenes wordt door Dijkgraaf en Heemraden voor
gesteld het maken eener loopbrug voor paarden en
menschen, waartoe de polder en gemeente 350
zullen bijdragen, terwijl Uet onderhoud voor rekening
des polders zal blijven.
De heer H. v. Wickevoort Crommelin stelt
voordat het onderhoudten genoege van het Polder-
bestuur, zal blijven voor rekening van de gemeente.
Dit amendement wordt aangenomen en het gewij-
zigde voorstel in zijn geheel aangenomen met 13
tegen 6 stemmen.
Tot leden der Commissie tot onderzoek der be
grooting voor 1861, worden benoemdde heeren
van Tienhoven, van Ilouweninge en van
S tralen.
Daarna wordt overgegnan tot de benoeming van
eenen Dijkgraaf.
Uit de eerste stemming blijkt, dat zijn uitgebragt
op de heeren J. W. M. van de Poll 6 stemmen,
A. van Stralen 4 stemmen, J. A. Pol 1 en
de Moraaz Imans I stem.
De heer van Stralen wenscht bij de volgende
stemming buiten aanmerking te blijven.
Bij eene tweede vrije stemming bekomt de heer
J. W. M. van de Poll 10 stemmen, de heer
de Moraaz Imans 2 stemmen.
De heer van d e Poll derhalve tot Dijkgraaf ver-
kozen zijnde, verklaartonder dankbetuiging aan
hoofd-ingelanden voor het in hem gestelde vertrou
wen die benoeming aan te nemen.
Daarna gaat de vergadering uiteen.
YEREENIGDE VERGADERING,
op 30 November 1860 in het Gemeenelandshuis
te Leijden.
Tegenwoordig 23 leden.
Nadat de notulen der vorige vergadering zijn ge-
lezen en goedgekeurdworden de discussien geopend
over de begrooting voor het jaar 1861.
De Voorzitter geeft in de eerste plaats het woord
aan de financiele commissie, welke bij monde van den
heer de Clercq dienaangaande rapport uitbrengt.
Na dit rapport te hebben aangehoordgaat de
vergadering over tot de artikulate behandeling der
ontwerp-begrootingzoo als dezelve ter visie had
gelegenen aan de leden der vergadering was toe-
gezonden.
UITGAVEN.
IIoofdstuk I. Huixhoudelijk Bestuur.
Wordt aangenomen, alleen heeft bij Art. 6 Reis-
Jcoslen van den Idoofdopzigter levendige discussie plaats,
daar de Heer Blusse beweert, dat deze post in
strijd is met Art. 83 van het Reglement, hetwelk
alleen reiskosten toekent aan Dijkgraaf en Hoogheem-
raden. De Voorzitter zegt, dat het reglement deze
reiskosten wel is waar niet vaststelt, maar ze daarom
geenzins uitsluit.
Het Art. in stemming gebragt, wordt met 16 tegen
7 stemmen aangenomen.
Hoofdstuk II. Kosten van openbare werken
en bijzondere Eigendommen.
Art. 22. Onderhoud en aanwinning der Duinen.
De commissie merkt op dat de voorgestelde kosten
voor de helmbeplanting slechts voor de helft zullen
besteed worden aan de eigenlijke zeeweringenterwijl
de wederhelft zal strekken om het Voorduin tegen
verstuivingen te beveiligen. Zij meent, dat er steeds
te veel kosten aan het Voorduin besteed worden,
doch wenscht zich neder te leggen bij een vroeger
besluit der vergaderingwaarbij aan Hoogheemraden
magtiging wordt verleendde voor helmbeplanting
toegestane gelden zoodanig aan te wenden, als hen
het meest wenschelijk zal voorkomen. Zij verklaart
zich tegen de beplanting met stroo, overal waar het
mogelijk is die door helm te vervangen. Een
amendement van den Heer Blusse om dezen post
met p. m. de helft te verminderen, wordt verworpen.
De onder dit artikel begrepen som van/ 200,
voor hulp bij het delven der konijnenwordt goed
gekeurd, aangezien de Jagtwet aan de Duintoezie-
ners verbiedt, zich het gedolven konijn toe te eigenen.
Art. 26. Onderhoud van den IJsseldijk. De door
omstandigheden verpligte verhooging van dien dijk,
wordt goedgekeurd, doch de som van 300 uitge-
trokken voor het onderhoud van den weg over den
Binnen-IJsseldijk wordt aangehouden, tot dat bij
nader onderzoek zal zijn gebleken, dat Rijnland,
werkelijk hiertoe verpligt is.
Art. 34. Peil- en seinmiddelen. Bij dit Art.
wordt door de commissie gewezen op het wensche-
lijkedat aan de Opzigters bij de stoomgemaleu
vaste instruction worden verstrektvoor het in- en
buiten werking stellen der stoomtuigendaar bij het
overbreugen der berigten van de Oude-Wetfiring
steeds veel vertraging wordt ondervonden.
Hoofdstuk II. Wordt aangenomen.
IIoofdstuk III. Lasten. Wordt onveranderd
aangenomen.
Hoofdstuk IV. (Niet uitgetrokken.)
IIoofdstuk V. Andere uitgaven in de vorige
hoofdstukken niet begrepen.
Art. 41. Gaarloon van Rijnlands bundergeld.
De commissie vereenigt zich met het uittrekken van
dezen post pro memorie. Zij komt echter op tegen
hetgeen in de Memorie van Toelichting aangaande
dezen post gezegd isnamelijkdat ten gevolge van
de invordering van bundergelden volgens het nieuwe
gaarderboek en de bevoegdheid van den rentmeester
tot het aanstellen van gemagtigden in elk district
de vergadering zich zoude hebben voor te bereiden
op het toestaan van een een vrij aanzienlijk bedrag
voor gaarloon. Zij beweert, dat in het belang van
Rijnlands Ingelanden tegen alle verhooging der impro-
ductieve uitgavenzoo veel mogelijk gewaakt behoort te
worden hetgeen trouwens in dit geval gemakkelijk zijn
zalwanneer onder toekenning van eene billijke scha-
deloosstelling voor reiskosten enz.aan den rent
meester de invordering der bundergelden opgedragen
wordt.
IIoofdstuk VI. Buitengewone uitgaven.
Art. 46. Aanleg van nieuice werken. De liier-
onder voorkomende som van 10,100 voor verbete-
ringen aan het stooragemaal te Spaarndam, wordt
door de commissie ondersteund, als zijnde naar haar
oordeel eene allezins noodzakelijke uitgave, zal het
werktuig bij voortduring goede diensten bewijzen.
Eenige leden vermeenendat deze verbeteringen nog
zouden kunnen worden uitgesteldanderedat zij
doelloos zijn, daar het weldra blijken zal, dat het
geheele werktuig versleten is; ook vraagt men naar
eene bepaalde opgave van het nuttig effect, dat de
werking dezer machine op de verlaging van den boe-
zem zoude hebben.
De voorzitter wederlegt de geopperde bezwaren,
en zegt dat het niet wel doenlijk is de gevraagde
opgave te verstrekkendoordien het water, dat door
de stoomgemalen en door alle de molenswelke op
den algemeenen boezem uitmalcnwordt uitgeslagen
niet met eenige juistheid berekend kan worden.