WEEKBLAD van 1861. Vrijdag, 11 Januarij. Herziening van het bijzonder Reglement AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ. HAARLEMMERMEER, Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaara C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam J. J. VAN BREDERODE,. Haarlem bij den Heer BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in bet Rijk. De Prijs is 6, in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advebtentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam, VOOR BEN HAARLEMMERMEER-POLDEB. III. Hoewel wij het thans bestaande lijzonder reglement voor deu Haarlemmermeer-Palderals een voorloopig en daarom thans gebrekkig aanmerkenis het er echter verre af, dat wij voor dit voorloopige reglement als zoodanig niet zeer erkentelijk zouden zijn. Inderdaad hebben de ingelanden voor dat thans gebrekkige regle ment groote verpligting, zoowel aan Gedeputeerde als aan Provinciate Stalen van Noord-Holland. Wat zou er van den polder geworden zijniudien zij niet met wijsheid en daarom krachtig partij hadden gekozen voor de belangen der ingelanden Deze laatsten mogen zich nu beklagen, dat bij den overdragt der poldereigendommen door het Kijk niet is beant- woord aan de billijke verwachtingendie het door zijne verkoopvoorwaarden regtmatig had opgeivekt en wij zullen de laatste zijn, die niet erkennen dat zij eer'ijle en ter goeder trouw regt hadden op eene meer humane behandeling, maar vooral op eene meer stipt eerlijke uitvoering dier voorwaardenmaar bij het onvermogen, dat door hen ter bescherming hunner eigene belangen is aan den dag gelegdzullen zij zeker met ons de zorg der Slaten van Noord- Holland des te hooger weten te waarderen. Wij altbansdie met aandacht en belangstelling al hetgeen er ter zake van den overdragt der polder eigendommen heeft plaats gehadhebben nagegaan en onderzocht, en dien ten gevolge ons zelven reken- schap hebben gevraagd en gegeven van het gebeurde, zijn aan de magten, die ter bescherming van de belangen der ingelanden zijn opgetredenzeer erkentelijk. Aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland zijn wij ditomdat zij in het voorloopige reglement niet meer hebben gereglementeerd, dan voor het oogen- blik vereischt werd. De behoefte, waarin voor het oogenblik moest worden voorzien, was de overdragt des polders in eigen beheer mogelijk te maken. Zeer te regt oordeelden Gedep. Staten, dat het niet noodig was voorloopig meer te reglementeren. 1°. omdat daardoor een wantrouwen zou aan den dag gelegd worden ten aanzien van het toekomstige polderbestuur, waarvoor volstrekt geen reden kon bestaan2°. omdat dit bestuur, uit Ingelanden zamengesteld nbeter dan iemand anders in staat zou zijn, om de verschillende belangen te beoordeelen en te regelen." Inderdaad eigene belangen zijn het beste toevertrouwd aan den belanghebbenden zelveindien zij die verwaar- loozenhebben zij dit zich zelven te wijtennamelijk indien zij mondig zijnen behoeft niemand ongeroepen als hunne voogd op te treden of de veranticoordelijk- heid voor de belangen van anderen op zich te laden. Aan Provinciale Staten van Noord-Holland zijn wij zeer erkentelijk voor de wijzigingen, die door hunne tusschenkomst in het voorloopige ontwerp-reglement zijn gebragt. Daartoe behoort in de eerste plaats de wijziging in art. 4 der slotbepalingen. Oorspronkelijk luidde dit: „Het bestuur zal, op de eerste aanschrijviug der commissie van beheer en toezigt over de droog:- making, ten behoeve van den polder overnemen alle de eigendommen en werkentot diens roaterstaat lehoorende." In de plaats dier laatste cursijf gedrukte woorden werd gesteldal hetgeen in art. 20 der algemeene voorwaarden van verkoop der Haarlemmermeer-gronden is omschreven". „Van deze overname moet blijken bij behoorlijke acte met inventaris van stukken." Hijdie de geschiedenis van den overdragt des polders kent, zal het gewigt dier belangrijke wijziging naar waarde weten te schatten. Eene 'tweede belangrijke wijziging, welke bij amen dement in het ontwerp-reglement is gebragt, is het vervallen van het oorspronkelijk art. 14, luidende o. a.Het bestuur zorgta. enz., b. dat de ingelanden daarenboven zooveel meerdere waterberging in hunne gronden daarstellen en onderhouden als het bestuur noodig oordeeltenz, Wij willen voor het oogenblik niet onderzoeken in hoeverre het Polderbestuur bij zijne verordening op de waterberging is afgeweken van den geestdien Provinciale Staten bezielde, toen zij dit art. 14 als onaannemelijk verwierpenwant dit kan alleen om dien door ons genoemden volzin zijn geschied; omtrent den overigen inhoud van het artikel kon geen strijd van meening bestaan. Het goldt alleen de waardeering van art. 24 der veilings voorwaarden in verband met de 3de alinea van art. 28. Provinciale Staten wenschten de beslissing dier zaak eenvoudig niet op hunne verantwoording te nemen en ook dit lieten zij aan de wijsheid van het Polder bestuur over. Iederdie met de geschiedenis van den overdragt des polders en met hare niet voorspoedige zelfstandige jeugd bekend is zal de wijsheid der Staten prijzenzoowel waar zij beslist hebben, als in het eerste, als waar zij niet beslist hebbenals in het tweede geval want zij mogten van het polderreglement, waarbij aan de gemeenschap een publiek karakter werd toegekend in geen van beide opzigten medewerken tot eenige officiele interpretatie der veilingsvoorwaarden. Gedeputeerde en Provinciale Staten hebben die be slissing geheel en uitsluitend overgelaten aan het Eijk en de vertegenwoordiging der ingelanden. Dat de Meercommissie met het voorloopig regle ment niet was ingenomen, blijkt voldoende uit haar schrijven aan den Minister van Binnenlandsche Zaken van 11 Februarij 1856 (Bijblad Staats-Courant, Bijla- gen biz. 551), waarbij zij verklaren gewenscht te hebbendat het Bestuur de eerste maal door den Koning wierd benoemd." Maar zoo wij den invloed der Staten op de vast- stelling van het thans bestaande bijzonder reglement weten te waardeeren, mogen wij toch niet uit het oog verliezendat bij die vaststelling juist de mee ning heeft voorgezetendat er slechts een reglement behoorde te zijnom de overdragt des polders in eigen beheer mogelijk te maken, en dat het polder bestuur uit ingelanden zamengesteldbeter dan iemand anders in staat zou zijnde behoefte aan andere en meer bepalingen te beoordeelen. Dat de I]aarlemmermeer-Polder behoefte heeft aan een krachtig bestuur, zal wel door alle ingelanden worden erkend; maar niet minder bestaat er behoefte aan eene krachtige controle, waartoe de vergadering van Hoofd-Ingelanden geroepen is; en deze kan zeker niet krachtig zijn, zonder openbaarheidzonder eene juiste afbakening der grenzen van bestuur en con trole beide. Wie zich de moeite geeft, om den omvangrijken arbeiddie sedert de vaststelling van het algemeeti reglement in 1854, de herziening der bijzondere polderreglementen heeft gevorderdin de Handelin- gen der Provinciale Staten na te gaanzal zeker ge- troffen zijn door de eehvormigheid dier reglementen en overtuigd zijn van het gemak, dat het bestaan van een algemeen reglement daarbij heeft opgeleverd. Maar niet minder treffend is de afwijking van art. 53, die als doorgaande regel wordt opgemerkt. Art. 53 luidt: Het Collegie van Dagelijksch Be stuur heeft zitting in de vergadering van Hoofd- Ingelanden. De leden van dat Collegie hebben in die verga dering slechts eene adviserende stem, behalve om trent die onderwerpenwaaromtrent hunbij het bijzonder reglement voor elk waterschapgelijke stem is toegekend als aan Hoofd-Ingelanden." Wie nu verwacht, dat in de bijzondere reglementen aanwijzing dier onderwerpen zou geschieden, moet zeker zeer te leur gesteld zijn. In bijna alle polders in Noord-Hollandwaar eene vertegenwoordiging door Hoofd-Ingelanden bestaat, is de regel juist omge- k eerd. Niet de onderwerpen, waaromtrent aan de leden van het Dagelijksch Bestuur gelijke stem als aan Hoofd-Ingelanden wordt toegekendzijn genoemd maar alleen die, waaromtrent hun geene stem wordt toegekend. De bijna stereotype verklaring luidt: Dijkgraaf en Heemraden hebben in de vergadering van Hoofd- Ingelanden gelijke stem als deze omtrent alle onder werpen, uitgezonderd de rekening en verantwoording." Dit is veelal de inhoud van art. 9 der latere regle menten; in andere volgt daarop nog en de ver- kiezing van Dijkgraaf en Heemraden." Voor zooveel wij hebben kunnen nagaan, is er slechts een reglement, waarbij het voorschrift van art. 53 is opgevolgd. Het is namelijk het bijzonder reglement voor de Zijpe en Hazepolder, door de Staten vah Noord-Holland in hunne vergadering van 22 November 1854 vastgesteld. De bepaling luidt daar: Alleen bij het vaststellen van keuren of politieverordeningen hebben Dijkgraaf en Heemraden in de vergadering van Hoofd-Ingelanden gelijke stem als deze." Deze bepaling is derhalve geldende in den grqot- sien polder in Noord-Holland, die op Haarlemmermeer volgt, althans volgens den staat der drooggemaakte polders door Dr. van der Boon Mesch (in het Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1855, biz. 337) gegeven. Dergelijke uitvoering van een algemeen voorschrift is zeker treffend en wordt dit te meer, wanneer wij nagaan op welke wijze art. 53 van het algemeen reglement in 1854 is tot stand gekomen. Bij het oorspronkelijk ontwerp van Gedeputeerde Staten werd voorgesteld Art. 53. De vergaderingen van Hoofd-Ingelanden, waarin tot het vaststellen der begrooting, het goed- keuren der rekening, of het vaststellen van keuren of policie-verordeningen wordt overgegaanworden bijgewoond door het Collegie van Dagelijksch Bestuur. De andere vergaderingen van Hoofd-Ingelanden wor den door het Collegie van Dagelijksch Bestuur bij gewoond zoo dikwijls dit noodig acht omtrent de te behandelen zaken mondeling inlichtingen te gevenof wanneer zijne oproeping door minstens een derde der

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 1