WEEKBLAD van 1861. Vrijdag8 Februarij Herziening van het bijzonder Reglement \^uir.p A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. HAARUU Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGH. Leidscbestraat,. te Amsterdam J. J. VAN BREDERODE,Haarlem, bij den Heer BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f Ij50 beschikt. Advebtentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Able Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. Bij (lit lYommcr behoort cen Bijvoegsel. VOOK DEN HAARLEMMERMEER-POLDER. VI. Iloe groot de belangstelling is der ingelanden in de herziening van het bijzonder reglement des polders, kan blijken uit het onderstaand adres, aan dijkgraaf, lieemraden en hoofd-ingelanden gerigt. Het gaat blijk- baar uit van de onjuiste meening, dat de voorstellen des heeren Pol aan zijne medeleden der vergadering, door de heeren van "Voorst, Pol en Previnaire aan de vergadering van hoofd-ingelanden zijn ingediend en bij de lezing moet die verwarring wel worden in bet oog gehouden. De in bet adres meermalen her- haalde klagt, dat die voorstellen niet voldoende zijn toegelicht, treft derhalve noch de heeren van Voorst en Previnaire, noch ook den heer Pol, die de voorstellen aan zijne medeleden deedten einde in vereeniging met meerdere hoofd-ingelanden en in onder- linge overeenstemming bepaalde voorstellen tot wijziging van het reglement te ontwerpen. Het adres luidt als volgt Aan Dijkgraaf, Heemraden en Hoofd- ingelanden van den Haarlemmer- meer-Polder. Mijneheeren Uit de dagbladen vernamen wijdat door de heeren van Voorst, Pol en Previnaire een voorstel is ingediend tot herziening van het bijzonder reglement voor den Haarlemmermeer-Polderen door eene wel- willende hand werd ons de inhoud van dat voorstel medegedeeld, hetwelk wij, alle stemgeregtigde ingelanden en belangstellende in hetgeen de administratie van den Haarlemmermeer-Polder betreft of op zijn welvaren van invloed zijn kan, naauwkeuriglijk gelezen en be- schouwd hebben. Wij nemen tlians de vrijheid onze meening omtrent dat voorstel u mee te deelenovertuigd dat gij Mijneheerendit niet aan ongepaste bemoeizucht van onzentwege toeschrijven, maar als eene gelegenheid beschouwen zult om aangaande dit belangrijk onder- werp de publieke opinie der ingelandenwelke door u niet wordt veronaehtzaamd, eenigzins te leeren kennen. Het valt voorzeker niet te betwistenwat door de voorstellers in hunne memorie van toelichting wordt aangevoerd, ten betooge dat het tegenwoordig reglement slechts een voorloopig reglement en dientengevolge bij ondervinding voor verbetering vatbaar gebleken is integendeel wij beamen dat volkomenmaar meenen tevens dat men bij de herziening zeer omzigtig zal dienen te werk te gaan, opdat de daar te stellen veranderingen inderdaad verbeteringen zijn mogen. De voorstellers wenscben artikel 3 van het oude reglement aldus gewijzigd te ziendat het aantal heemraden van 6 tot 4 verminderden dat der hoofd- ingelanden van 12 tot 16, of bij behoud van het tegenwoordig zestal heemraden tot 18 vermeerderd worde. De vermeerdering van hoofd-ingelanden achten wij een der liehtpunten van het voorstel, niet alleen omdat het tegenwoordig getal in geene verhouding staat tot dat der heemradenen hierdoor bij eenstem- migheid der leden van het dagelijksch bestuur, welke pieestal zal plaats vindenhet overwigt van dat bestuur schier oppermagt, de vertegenwoordiging der ingelanden eene fictie, en bun invloed op den gang van zaken zeer onbeduidend wordt, gelijk in de memorie van toelichting is aangetoond, maar ook omdat men bij eene zoo weinig talrijke vergadering bezwaarlijk volledige bekendheid met alle behoeften en belangen van een zoo uitgestrekt waterschap verwachten kan. Wij achten dan ook de uitbreiding van het collegie van hoofd-ingelanden zeer wenschelijk en de uitbreiding tot 18 leden de beste, vooral wanneer zij de voor- waarde is tot het behoud van zes heemradenimmers dit getal mag voor den Haarlemmermeer-Polder niet overdreven of overbodig heetenmaar kan zelfs meenen wij tot een goed dagelijksch beheer niet gemist worden. Yoor de vermindering geeft trouwens de memorie van toelichting geene redenen op dan de in acht te nemen verhouding tusschen dagelijksch bestuur en het collegie van hoofd-ingelanden, waar- voor bij uitbreiding van dit collegie tot 18 leden zou gezorgd wordenalsmede de zucht om zonder bezwaar van de polderkas het tractement van den dijkgraaf op /4000 te kunnen brengen. Dit laatste mag echter geen voldoend motief genaamd worden en wij kunnen ons naauwelijk voorstellen dat menom op eene begrooting als die van onzen polder/800 te besparen, de inrigting van het bestuur veranderen zoute min der, naardien het de vraag blijft of het salaris der vier overblijvende heemraden wegens vermeerdering van werkzaamheden tot het bedrag van slechts /400 zou kunnen behouden blijven. Naar onze overtuiging zouden de werkzaamheden aan het dagelijksch bestuur opgedragen, door de voorgestelde inkrimping lijden, en zou tot dien prijs de verhooging van het salaris des dijkgraven overigens misschien eene wensche- lijke zaak te duur gekocht zijn. Met de voorgestelde bijvoeging tot artikel 5 ten opzigte der benoeming van vier opzigters en eenen hoofd-opzigter kunnen wij ons zeer goed vereenigen onder dien verstande nogtans, dat 1°. deze alle binnen den polder moeten wonen; 2°. dat wij ook den leden van het dagelijksch bestuur bij die benoeming niet alleen voordragt maar tevens stem zouden wen- schen toegekend te zien; en 3°. dat aan den anderen kant de vergadering geenzins gehouden zij uit de voordragt te kiezen, maar op deze zoodanige aeht vermag te slaan als zij dienstig oordeelt. Ook de vereeniging der betrekkingen van secretaris en penningmeester komt ons aanbevelingswaardig voor daar de werkzaamhedenhieraan verbondenniet van zoodanigen omvang schijnendat zij niet door denzelfden persoon kunnen worden vervulden bij afzonderlijke waarneming meer gevaar bestaat dat beide betrekkingen door de titularissen als bijzaken worden beschouwd. De bezoldiging aan de nieuwe gecombineerde be- trekking verbondenzou ook door de vereenigde vergadering van het dagelijksch bestuur en van hoofd-ingelanden dienen te worden bepaald. De voorstellers wenschen de periodieke aftreding van den penningmeester-setretaris van 6 te brengen op 4 jarenen het is mogelijk dat een en ander voor die wijziging pleit; doch wij kunnen hier moeijelijk de vraag terughouden of niet iedere bepaling omtrent periodieke aftreding van secretaris en penningmeester overbodig en ondienstig is. Dat men de leden van het dagelijksch bestuurheem raden en hoofd-ingelanden, die van de ingelanden hun mandaat ontvangenvoor zekeren tijd benoemdis voorzeker nuttig en zeer gewoon, tenvijl voorbeelden eener benoeming van deze voor het leven schaarscb, en voor onbepaalden tijd onbekend zijnmaar men houde het onderscheid tusschen het bestuur en zijne ambtenarensecretaris en penningmeester in liet oog de benoeming van deze gesehiedt uit den aard der zaak tot wederopzegging toe, en eene bepaling van den duur hunner betrekking is geheel overbodig of kan slechts leiden bij de titularissen tot het wanbe- gripdat zij binnen dien tijd door het polderbestuur niet zouden kunnen ontslagen worden. Alleen dan zou de bepaling eenigen zin en uitwerking hebben wanneer zij beteekendedat men om de 4 of 6 jaren een' anderen secretaris en penningmeester benoemen moest, doch de ondoelmatigheid hiervan, en de onmo- gelijkheid om alsdan voor die inferieure tijdelijke be trekking gesckikte personen te vinden, behoeft geen betoog. Zoo als wij boven met een enkel woord te kennen gavenzien wij in de op art. 7 voorgestelde wijziging of de verhooging van het salaris des dijkgraven geen bezwaar. Trouwens dat de werkkring van den dijk graaf van dezen polder omvangrijk genoeg is, om zijne onverdeelde zorg en toezigt te vereischen, zal weinig tegenspraak vindenen evenmin dat men zoo danige taak op de schouders van bekwame personen niet laden kan zonder evenredige bezoldiging. Een salaris van 3000, wanneer men met het dijkgraaf- schap andere bezoldigde posten onvereenigbaar verklaart, achten wij dus niet overdreven, hoewel voldoende; maar wij meenen dat dan ook die onvereenigbaarheid bij het reglement vastgesteld en niet aan de beoor- deeling van hoofd-ingelanden moest overgelaten worden, omdat aangaande zoodanig onderwerpwaarbij bet persoonlijk belang van den dijkgraaf betrokken is hunne positie moeijelijk, hun oordeel niet volkomen vrij zijn en eene weigering van dispensalie tot het aanvaarden eener andere betrekking welligt als een blijk van ingenomenheid tegen den dijkgraaf of de toestemming als een gevolg van zwakheid hun aau- gerekend worden zou. Dat aan den dijkgraaf de verpligting worde opgelegd binnen den polder te wonen achten wij niet noodza- kelijk, en, aangeziea hierdoor de kring dergenen, uit wie een dijkgraaf moet gekozen wordenbij den tegenzin dien dit verband ontmoeten zal, zeer beperkt wordt, zelfs ondoelmatig. Trouwens er kunnen voorbeelden genoeg aangewezen worden van dijkgravendie buiten hun waterschap zijn gedomieilieerdde dijkgraaf toch van de Beemster woont indien wij wel ingelicht zijn te Purmerende; die van de Schermer te Alkmaar; en die van de Purmer te Edam. Doch wij achten het wel noodig, dat er op het voetspoor, gevolgd bij art. 5 der wet van 11 Julij 1865 in de definitie van ingezetenen der burgerlijke gemeenteeen kreits van bij voorbeeld lien mijlen uit het ringvaart- buitenboord aangewezen worde, binnen welken de dijkgraaf en zelfs de heemraden zullen moeten wonen. Juichen wij de meeste voorgedragen wijzigingen toe, wij lieten ons daartoe niet leiden door weerzin van het oude of blinde voorliefde tot hervormingen kunnen dan ook geenzins onzen bijval leenen aan de voorstellen der heeren van Voorst, Pol en Pre vinaire, wanneer door hen afzonderlijke vergade- ringen en een bijzondere president van het collegie van hoofd-ingelanden verlangd wordenalsmede dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 1