WEERBLAD van "EE c. pai c__ 1861. Vrijdag, Februarij. Ilaarlemmermeer-Polder. A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. DE BEGROOTING voor 1861. I.MRUM JOSNIHt. Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandelaars C. M. VAN GOGII. Leidschestraat, te Amsterdam J. J. VAN BREDERODE,Haarlem bij den Ileer BRIEVENGAARDER te llaarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Peijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentikn van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco gescliieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. Het mededeelen van onze bescliouwing omtrent de Ontwerp-Begrooting is ditmaal eene veel aangenamer taak dan liet vorig jaar. De uitvoerige Memorie van Toelichting, die haar vergezelt, toont dat men hier- mede niet slechts eene weltelijke verpligting wenscht na te komenmaar dat men de behoefte gevoelt oin aan de ingelanden een duidelijk en voiledig inzigt van bet administratief en finantieel beheer te geven, en om de redenen te ontvouwen die tot bet vast- stellen der begrooting bebben geleid. Wij waarderen dit te meer, wijl den Dijkgraaf voor het ontwerpen der begrooting weinig tijd verleend wasen het hem bij den aanvar.g niet aan drukke vverkzaamheden zal bebben ontbroken. Doch daardoor kunnen wij ook voor het vervolg eene nog grondiger en meer volle- dige toelichting te gemoet zien. Het is tocli het voornemen om in het vervolg de begrooting reeds op bet einde van het vorig jaar in te dienen, ten einde de tijdruimte tusschen het ter visie leggen en de be- handeling te vergrooten en de aanbesteding der ver- schillende werken vroeger te kunnen doen plaats hebben; de statendie bij de memorie behoorenzullen tevens daarbij gedrukt wordenen het zal alzoo mogelijk wezen om grondig over de begrooting in al zijne onderdeelen te kunnen oordeelen. Het hooge bedrag echter, waarop de gewone pol- derlasten bier gesteld zijn van bijna 9.zal menigeen verwonderd hebbenen tegenover vroegere berekeningen zeer uit de hand zijn gevallen. Wij gelooven ecliter te kunnen aantoonen dat daarop wel wat kan worden afgedongen. Wij vereenigen ons evenwel geheel met de wijze van berekeningzoo als die aan het slot der Memorie geschiedten erkennen die als de eenig juiste om het ware bedrag der ge wone uitgaven te leeren kennen. Volgens die wijze van berekening bebben wij de uitkomsten der jarenl857 1858 en 1859 nagegaan. Als buitengewone uitgaven zijn daarbij gerekend het hard maken der wegende verdiepingen der tog- ten de buitengewone berstellingen aan de werktui- gen en het maken der aanlegplaatsen. Maar daaren- tegen zijn ook niet dan de geheel gewone ontvangsten in rekening gebragten daarvan uitgeslotende batige saldo'sverkoop van grondenmaterieel van de werkplaats aan den Leeglmaterenz. Op die wijze vinden wij voor het werkelijk bedrag der gewone uitgavenna aftrek der gewone inkomstenals om- slag per bunder: voor 1857 8.67 1858 5.85 1859 7. 21.52 alzoo gemiddeld 7.17 per jaar. Het groote verschil tus schen de jaren onderling ligt voornamelijk in de post voor brandstoffen bedragende globaal voor het jaar 1857 72,000 voor 1858 28,000 voor 1859 59,000. Dit verschil heeft tot oorzaakdat op de rekening niet de in dat jaar verbruikte steenkolen voorkomenmaar die welke aangekocht worden. Nu bedragen de gewone lasten voor 1859, volgens de begrooting voor 1860, niet 7.16 zooals daarbij ■werd aangegevenvolgens de teregt verkeerd geaehte wijze van berekening loen gevolgdmaar ruim 9 dus nog iets meer dan thans daarvoor wordt gesteld. Doch wij gelooven dat de rekening gecn zoo aanmer- kelijk verschil met de vorige jaren zal opleveren; immers het batig slot van 1860 blijkt zeer aanzienlijk te zijnen voor brandstoffen was het hooge cijfer van 68,000 uitgetrokken. Onzes inziens is dan ook het verbruik van brand stoffen voor 1861 zeer ruim berekend. Men onder- stelt dat de werking van een stoomwerktuig gedurende 8000 uren noodig zal zijn. De gezamenlijke werking bedroeg in 1857 5033% uren, 1858 4236 1859 7467% 1860 7691% 24428% uren, gemiddeld alzoo 6107 uren. Nu waren 1856 en 1857 wel bij uitstek drooge jarenmaar daarentegen was de werking der machines in de beide laatste jaren ook zeker verre van gunstig en van de belangrijke verbe- teringen aan de werktuigen laat zich toch een gun- stige invloed op het kolenverbruik verwachten. Ook volgens eene andere berekening komen wij tot dezelfde uitkomsten. In de rekening worden wel de geldsommen, maar niet de hoeveelheden steenkool vermeld. Wij moeten derhalve de eerstehoewel min der juist, tot basis nemen. Tot 1 Januarij I860, na aftrek van den toen aanwezigen voorraadwas aan steenkolen verbruikt voor eene gezamentlijke waarde van circa 167,000; hetgeen jaarlijks alzoo nog geen 48,000 bedraagt, terwijl de prijs der steenkolen daarbij 90 en 85 cents bedroeg, en deze thans op 75 cents geraamd wordt; wij twijfelen dus niet of de thans daarvoor gestelde som van ruim 60,000 zal op lange na niet noodig wezen, en de gewone lasten alzoo wel bijna 1 per bunder beneden het geraamde blijven. Het is er echter verre van af dat wij als maatregel van voorzorg het zoo lioog stellen van dit cijfer zoude afkeuren. De overtuiging van den Dijkgraaf is meenen wij, dat het de eerste en voornaamste pligt van het Bestuur moet wezhn om den polder op een laag peil te houden en dat de daarvoor uitgegeven gelden nimmer nutteloos worden besteed, zoodat het een zeer onverstandige maatregel isdaarop te willen uitzuinigen. En wij twijfelen niet of de landbouwers, die reeds dit jaar de goede gevolgen van dit stelsel hebben ondervondenzullen en met regt daarvan voor de toekomst eene heilrijke uitkomst verwachten. Ons hoofddoel was meer om tot eene juiste bere kening der gewone lasten te komen, een element dat bij het schatten van de koopwaarde der gronden van groot belang is. Tot nu toe bedragen die niet veel meer dan 7. Doch de jaarlijks aangroeijende post voor het onderhoud der hardgemaakte wegen verhoogen deze nog al aanmerkelijk. Deze post is voor 1861 op bijna 20,000 geschat, alzoo meer dan 1 per bunder. Doch de verbetering van den jaagweg is ook meer dan gewoon onderhoud te achten. Maar naarmate er meer wegen hard gemaakt worden is ook meer voor onderhoud noodigzoodat hier uit wel eene blijvende verhooging der lasten met ruim 1 zal voort- vloeijen. Ilierbij voegt zich nog de rentelast die op den polder drukt en welke ruim een halve gulden bedraagt. Maar daarentegen kunnen wij met vertrou- wen eene trapsgewijze vermindering van de uitgaven voor steenkolen te gemoet zien. Dit laat zich ver wachten uit hetgeen omtrent de werktuigen gebleken is en de afdoende middelen tot herstel die reeds ge- nomen werden of nog zullen worden in het werk ge steld. Wij bedoelen hiermede inzonderheid een ver- beterd stelsel van zuigerkleppendaar de laatste proefnemingen weder hebben aangetoondtot welk een belangrijk waterverlies de tegenwoordige inrigting aanleiding geeft. Het is niet onmogelijk dat daardoor die verhooging zal kunnen bestreden worden en dus ook voor het vervolg de geicone lasten niet veel meer dan 7 zullen bedragen. Men heeft getraeht de buitengewone uitgaven zoo- veel mogelijk door buitengewone ontvangsten te be- strijdenen voorzeker is dit ook wenschelijk. Uit de vorige berekening blijkt toch dat bijna een derde der tot nu toe opgebragte gelden voor buitengewone wer ken werd besteed en die verhouding is ongetwijfeld veel te ongunstig. Het is voorzeker raadzaam om de toekomst niet te veel te bezwarenmaar als men daar door aan de kleinere eigenaren de middelen ontneemt, die zij tot het verbeteren van hunne gronden zoo noo dig hebben, dan moet dit ongunstig op de welvaart van den polder terugwerken en ook de koopwaarde van den grond drukken. Het verkoopen der veen- gronden is daartoe zonder twijfel in het bijzonder aan te bevelen en het is zeker raadzaam daarmede zoo krachtig voort te gaan als dit zonder drukken van den koopprijs mogelijk is. Het veen is toch een ka- pitaal dat geheel renteloos is, zoolang het niet ter verveening verkocht is. Wij wilden wel in bedeuking geven of het daardoor niet mogelijk zoude zijn, voor dit jaar alleen de gewone uitgaven als omslag te heffen. Met genoegen zagen wij ook dat bij het dagelijksch bestuur eene nieuwe instructie onderhanden is om de werkkring van de schouwraden meer ten nutte van den polder te doen strekken. Naar wij meenen is het voorstel om het aantal schouwraden aanzienlijk te ver- meerderen, hun eene ruimere toelaag te geven, maar hun dan ook het opzigt en de verantwoordelijkheid omtrent den toestand der wegen en der waterberging, ieder in zijn kringop te dragen. De gelden daartoe tot nu toe uitgegeven, kunnen voorzeker als geheel nutteloos besteed worden beschouwd, daar de werk- zaamheden der schouwraden, gelijk thans ingerigt, geheel doelloos en overbodig waren. Indien het voorstel wordt aangenomen en de schouwraden de hun opge- dragen taak met ijver en naauwgezetheid betrachten, zou dit voorzeker op het inwendig beheer van den polder eenen goeden invloed kunnen hebben. Wij twijfelen niet of de aangevraagde gelden voor den dam, voor proefnemingen omtrent het waterver lies van de pompen en omtrent de stoomvorming zullen gaarne verleend worden. Slechts van een opzettelijk onderzoek en van het zich naauwkeurig rekenschap geven van de werking der stoomtuigenkan eene verbeterde en minder kostbare bemaling van dezen polder verwacht worden. De groote kwestienwaar- over tot nu toe slechts een strijd in woorden werd gevoerd, zullen dan door daadzaken en cijfers spoedig eene bevredigende oplossing vinden. Iletzelfde geldt voorzeker van de voorgestelde afsluiting achter een der werktuigen tot het nazien der pompharten. De wensch om niet alleen een administratief beheer te voeren en zich bij antecedenten neder te leggen, maar om in alle opzigten verbetering en waar het kan bezuiniging aan te brengen, blijkt uit meer dan een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 1