- m - HET ROLLEN VAN HET WINTERGRAAN. KORT VERSLAG LANDBQUWWERKTUIGEN EN VEE, Afdeeling Dordrecht en Omstreken ■hhhhhbhhhb Rogge. 1856/1860 65,734 lasten. 9,760 lasten. 1851/1855 42,669 7,433 1846/1850 42,599 561 Garst. 1856/1860 27,872 lasten. 16,640 lasten. 1851/1855 21,001 8,342 1846/1850 15,507 8,607 Boekweit. 1856/1860 6,195 lasten. 196 lasten. 1851/1855 7,926 244 1846/1850 6,308 160 Haver. 1856/1860 2,836 lasten. 15,781 lasten. 1851/1855 724 16,367 1846/1850 492 19,225 1856/60.. 15,731,67 L N.pd. 1,092,911 N. pd. 1851/55.. 795,650 594,552 1846/50.. 205,239 1,022,162 Uit deze tabellen ziet men terstond dat de inland- sche graanbouw op lange na niet aan bet binnen- landsch verbruik kan voldoen en dat de invoer van granen en meel steeds toeneemt. Alleen van haver overtreft de uitvoer den invoermaar ook deze uit- voer vermindert steeds, waarsehijnlijk ten gevolge van toenemend verbruik binnenslands. Opmerkelijk is de toeneming van den invoer van meeldie tijdens bet bestaan van den accijns op bet gemaal door het lief- fen van regten op den invoer, onmogelijk gemaakt werd. Die invoer neemt nog jaarlijks toe en bedroeg in 1860 20,984,365 Nederl. ponden, hetgeen met ongeveer 11,500 lasten graan gelijk staat. De inge- voerde rogge dient hoofdzakelijk voor de branderijen, de garst hoofdzakelijk voor de bierbrouwerijen. Ook van deze beide produkten nam de invoer in de laatste vijf jaren sterk toe; de invoer van boekweit neemt daarentegen afhetgeen een natuurlijk gevolg der af- schaffing van den aeeijns op het gemaal is. De hier medegedeelde cijfers zijn die van den in voer tot verbruik en den uitvoer uit het vrije ver- keerdie van den algemeenen in- en uitvoerzijn vooral voor de tarwehoogerdaar in ons land een yrij belangrijke doorvoerhandel van granen bestaat inzonderheid van tarwedie langs den Rijn aange- voerd naar Engeland gaat. Het toenemend verbruik van bijna alle granen wijst echter op eene vermeerdering van welvaart en berust ongetwijfeld op eene betere voeding der in- woners door hoogere loonen mogelijk gemaakt. Het rollen van het wintergraan is in de meeste gevallen zeer aan te bevelendoch men moet daarbij met verstand te werk gaan en het geschikte oogen- blik weten te kiezen. Slechts op zwaren kleigrond is deze bewerking gewoonlijk niet raadzaam, wijl het rollen hier eene gladde oppervlakte maakt, die bij zwaren regen eenen harden korst vormt en de vrije ontwikkeling der planten daardoor belet wordt. Op zulken grond zal veelal het eggen beter dienst be- wijzen. Voor ligtere en inzonderheid voor de veen- achtige zwarte gronden is daarentegen het rollen in het voorjaar hoogst nuttigomdat daardoor het sterk uitdroogen van den grond belet wordt en de jonge planten, die door nachtvorsten wat uit den grond zijn geb'gt, worden aangedrukt. Men moet voor het rollen het oogenblik kiezendat de grond zoover is opge- droogd dat deze niet meer aan de rol blijft hangen en waarop de paarden geen diepe sporen meer in het laud achterlaten. Hoe zandiger of veenachtiger de grond is, des te eerder zal men alzoo dit werk kunnen verrigten. Maar men moet ook zorgen het goede oogenblik niet te laten voorbijgaan, want is eenmaal de grond reeds tot eene zekere diepte uit- gedroogd dan zal het rollen weinig nut doen, wijl de grond dan niet meer zamenpakt, en dikw'erf is de uitkomst nadeelig als op het rollen zware droogte volgtwijl een los en hoi liggende bovengrond meer vocht uit den dampkring tot zieh trekt, vooral wan- neer het daauwtdan eene gladde en digte opper vlakte. Ook het rollen van zeer drooge zuivere zandgronden is meestal niet raadzaamwant bij hevigen wind waai- jen de wortels veel meer bloot als het land geheel vlak gerold is, dan wanneer het eene eenigzins ruwe oppervlakte vormtwaarop de wind minder vat heeft. Wil men echter nut van het rollen hebbendan moet men in den regel eene goede zware rol gebrui- ken, want de houten rollen van circa 5 palm middellijn, die men veelal ziet bezigen, rjgten zeer weinig uit, zoo men deze althans niet door steenen in eenen daar- boven geplaatsten bak kan verzwaren. Hoe zwaarder de grond isdes te zwaarder moet ook natuurlijk de rol zijn. Op ligten grond zal dan ook de bespanning met een paard gewoonlijk voldoende zijn, en daar men, als de rol eene breedte van 1£ tot 2 el heeft, ge- makkelijk drie tot vier bunders daags kan rollen, zoo houdt deze arbeid niet lang ophet bezwaar, dat men daarvoor bij de drukke voorjaarswerkzaamheden geen tijd weet te vinden, mag alzoo geen reden zijn om deze dikwerf zoo nuttige arbeid na te laten. VAN HET ONDERZOEK IN BETREKKING TOT BE SCUABEEIJfKE XXSECTEX, AAN Z. Exc. den Minister van Binnenl, Zaken DOOR Dr. J. WTTEWAALL. Vervolg Ook bij de haver heb ik eene dergelijke, doch veel kleinere soort van Ohlorops opgemerktdie op derge lijke wijze de pluim aantast en de ontwikkeling tegen- houdt of belet. Ook hiervan werd het volmaakte in sect verkregen, welks naam ik echter op dit oogen blik nog niet kan mededeelen. De soorten van maden, die de jonge planten van de tarwe en de rogge aantasten, zoowel als die welke de tarwe-aren benadeelenwerden ook door den heer Jb. Bo eke uit de provineie Groningen aan mij gezon- den, en zij schijnen daar eveneens nog al menigvul- dig aanwezig te zijn. Een paar andere vijanden van onze graansoorten vond ik in de rupsen van de OcJisenheimeria urella en van de J gratis tritici. Eerstgenoemde leeft in de aren van de rogge zoo- lang deze nog in de bladscheeden verborgen zijn, en kan, zoo zij in eenige hoeveelheid voorkomt, nog al schade verrigten. De levenswijze dezer nog weinig be- kende vlindersoort heb ik voor een groot gedeelte op- gespoord, en ik erlangde daarbij de zekerheid dat zijalthans in onze landstrekenvrij menigvuldig voorkomt. De tweede soort van rups werd tot heden als een graanbederver bijna niet opgemerkt, en toch heb ik de overtuiging verkregendat zij in vele streken een belangrijk nadeel te weeg brengt. Het is mij gebleken dat die rups zich, nog jong zijnde, in de teedere plantjesvooral van de rogge vestigt en deze uitvreet, terwijl zij telkens van verblijfplaats verwisselt, tot dat zij ten laatste de aar aantast en deze van boven weg- vreetof iets lager den steel aantast en daardoor het zaadgeven belet. De levenswijze van deze betrekkelijk groote rups werd tot heden nergens in Europa naar behooren gadegeslagenhetgeen voornamelijk daaraan is toe te schrijvendat zij zich over dag in den halm aan het oog onttrekt, en alleen bij nacht van schuil- plaats verwisselt. Deze zelfde rups van Agroiis tritici werd ook door Dr. R. J. van Maanen uit Barneveld gezonden, waar zij zich in de jeugdige stengels van de mats ves- tigde, en aan het gewas door het wegvreten van alle inwendige deelen eene aanmerkelijke schade te weeg bragt. Een der grootste bedervers van onderscheiden ge- wassen, vooral van het jong gezaaide graan, is de zoogenaamde ritnaald of de hardwormzijnde de larve van eene der soorten van springkevers. Niet zonder grond schreef mij een landbouwer uit de provineie Groningen, dat dit insect wel zoo veel nadeel aan de granen te weeg brengt als alle andere te zamen. Vooral in de provineie Groningen is die larve een waar on- heil te noemen. Van deze hardwormen bestaan vele soorten, en in de werken, die over de schade dezer dieren hande- lenheerscht eene groote verwarring, Enkele dezer soorten zijn bij mij tot den staat van pop overge- gaanwaaruit ik kevers verkreeg, die de gegronde hoop gevendat ook te dezen aanzien de nasporingen niet vruchteloos zullen zijn. Uit bijna alle provincien ontving ik mededeelingen wegens de schade, door deze larven veroorzaakt, en dit bij de meest uiteenloopende soorten van gewassen en bij zeer verschillende soorten van gronden. Het is bekenddat de vermeerdering van de rit naald dikwerf door de landbouwers zelven zeer in de hand gewerkt wordt, doordien zij in hunne onkunde jnist die gewassen op elkander laten volgen, waarin de kevers bij voorkeur de eijeren leggenterwijl men het onheil eenigermate kan afwenden, wanneer men enkele gewassen er tusschen brengt, waarvan de rit naald een bepaalden afkeer heeft. Een meer afdoend middel schijnt aanwezig te zijn in eene bemesting met zoodanige zelfstandigheden als waartegen de ritnaald met bestand is, Bij het meer in gebruik komen van de gasverlichtingook in de kleinere stedenwordt jaarlijks de gelegenheid ver- meerderd om allerwege gaswater en gaskalk te ver- krijgen, en het lijdt geen twijfelof het gebruik dezer stoffen moet gunstig tot vernieling of wering van deze en vele andere soorten van insecten werken. De akker wordt op die wijze als het ware voor de in den grond levende insecten vergiftigd, terwijl de groeikracht van de planten daardoor althans in de gevolgen zeer wordt bevorderd. Bij zomerkoren kan men zelfs een nog korteren weg nemen. De hoogleeraar H. C. van Hall te Groningen schrijft mij dd. 9 October 1860, dat jhr. mr. M. J. Hora Siccama van Harkstede haver heeft gelegd in eene oplossing van sulphas cupriin evenredigheid van 5 Nederlandsche ponden op 100 Nederlandsche kannen water, en dat die haver, uit- gezaaid op een akker, waar veel ritnaald en grasworm zich bevond daarvan niet het minst heeft geleden hetgeen wel het geval was met een daarnaast gelegen akker, waarvan de haver, zonder eene afzonderlijke bewerking van het zaadkoren, te velde werd gebragt. TFordt vervolgd) PllOGRAMMA der TENTOONS'TELLING VAN TE HODDEN DOOR DE DER MOLL MAT§CHAPPIJ V. LAMDBOIT1V, IN VEREENIGING MET HET BESTUUR VAN IIET XVIe NEDERLANDSCH LANDHUISHOTTDKUNDIG CONGEES te houden te Dordrecht in de Schuttersweide, op 19, 20, 21 22 en 23 Junij 1861. VO OR IF A ARB EN. Algemeene Bepalingen. Art. 1. De tentoonstelling wordt gehouden te Dordrecht, op de Schuttersweide, in on om een opzettelijk daarloe op te rigten gebouw, alwaar tegelijkertijd Tentoonstellingen van Tuinbouw en Nijverheid zullen plaats hebbenopWocnsdag, Donderdag, Vrij dag, Zaturdag en Zondag, den 19—23 Junij 1861, van de Landbouwwerktuigen, en alleen op Vrijdag den 21 Junij 1861 van het Vee. (1) Art. 2. Ieder kan op deze tentoonstelling inzenden, mits van de in te zenden voorwerpen, wat de Werktuigen aangaat, voor den 15 Mei, en wat bet Vee belreft, voor den 1 Junij 1861 postvrij opgave geschiede aan den Secretaris dor Afdeeling Mr. S. H. Lotsy te Dordrecht, met aanwijzing van bet Nummcr van dit Programma, waarop wordt medegedongen. Bij gebreke daarvan worden de ingezonden voorwerpen niet vermeld op do hjst der tentoongestelde voorwerpen en buiten mededinging ge houden. Art. 3. De voorwerpen moeten vrachtvrij worden ingezonden met het adres: Landbouw-Tentoonstelling te Dordrecht. (2) Goederen met vracht bezwaard worden niet aangenomcn. Art. 4. Dezelfde voorwerpen kunnen niet mededingen op meer dan een nummer van het programma. Art. 5 De uitgoloofde prijzen worden door do daartoe te be- noemen Commissie alleen toegekend indien de ingezonden j voorwerpen eene bekrooning verdienen. Art. 6. De prijzen zullen aan de hekroondennaar verkiezing, in geld of in medailles worden uitgereikt, naar den volgenden maatstaf: de gouden medaille tegen 50, de zilveren tegen 7,50, de brorizen tegen/2,50, met bijvoeging van het meer- dere in geld, indien de prijs meer bedraagt. Verklaart de bekroonde daaromtrent zich niet voor 1 Julij e. k., alsdan wordt de prijs volgens het programma uitgereikt. Do uitreiking der prijzen heeft plaats op een later te bepalen tijd. Art. 7. Do inzenders tot deze tentoonstelling hebben vrijea j toegang, op vertoon van een daartoe af te geven persoonlijk biljet. Bijzondere Bepalingen ten aanzien der Werktuigen. Art. 8. Bij de opgave vermeld in Art. 2 worden de inzen-1 ders uitgenoodigd tevens aan te wijzen den prijs, waarvoor ieder voorwerp to verkrijgen of door de inzenders aangekocht is, zooveel mogelijk met de omschrijving der werking, zamenstel- ling of inrigting, ter vermelding, zoo op de lijst der tentoon gestelde voorwerpen, als in het wetenschappelijk verslag, het- welk het Bestuur van het Landhuishoudkundig Congres zich j voorstelt van dit gedeelte der tentoonstelling in het licht te geven, I als bijlage tot het verslag van het XVI Nederlandsch Landhuis- J houdkundig Congres, indien daartoe gelegenheid bestaat. (3) Art. 9. De inzendingen op N°. 14 en 5 van het programma moeten uiterlijk op Vrijdag den 14 Junij, de overige inzendingen (1) Programrna's van laatstvermelde tentoonstellingen zijn te bekomen bij de Secretarissen der Dordrechtsche FLORA en der afdeeling Dordrecht der Vereeniging ter bevordering van Fabriek- en Handwerk-Nijverheid in Nederland. (2) Het bestuur zal later algemeen bekend maken van welke vervoermiddelen naar en van de tentoonstelling, tegen vermin- dering of vrijstelling van vracht, kan worden gebruik gemaakt. (3) Het bestuur van bet Congres noodigt de deskundigen, die zich met het opstellen van zoodanig verslag willen belasten uit, om zulks ter kennis te brengen van den Secretaris van het Congres, liefst voor 15 Mei e. k.. ten einde zich over de voor- i waarden te verstaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 2