- 16 IJK DER BOTERVATEN. beproeft. Wij zljn dan ook zeer verlangend naar hetgeen eene volgende bespreking hieromtrent aan bet licht zal brengen; intusschen achten wij het van belang om eens mede te deelen wat wij omtrent deze insekten hebben kunnen te weten komen, wijl dit den land- bouwers bij hunne nasporingen ongetwijfeld van dienst zal kunnen zijn en niet ieder in de gelegenheid is om hetgeen daarover geschreven is, na te slaan. Ilet voornaamste van hetgeen wij hier laten volgen zijn wij verpligt aan de berigten van den heer G. A. "V en em a, in de Boeren-Goudmyn van 1856 j van den heer Wttewaall, in verschillende artikelen in de Landbouw-Courant en aan een Engelsch werk van John Curtis, On Farm Insectswaarvan de heer Amersfoordt ons inzage .verleende. DE EMELT. De emelt, ook hemel of hamel genoemll, is de larve van eene langbeenige mug (tipula)waarvan verschillende soorten voorkomen; van de kool- of moerasmug (tipula paludosaoleracea L.) is de larve afkomstig, die inzonderheid op de bouw- en gras- landen wordt aangetroffen De mug vindt men het geheele jaar door, de winter uitgezonderdmaar vooral in Augustus en September in de graslanden en in boomgaarden zeer nabij den grond tusschen het gras vliegen. Bij het leggen der eijeren zet het wijfjedat zich half zwevend houdtmet uitgespreide beenenhet spitse uiteinde van het achterlijf in den grondwaarvoor zij vooral graslanden uitkiest. Uit deze eijeren ontwikkelt zich de larve. Aan deze larve (made of worm volgens het gewone spraakgebruik) ziet men kop noch pootenzij heeft eene zwartgrijze of donkervale kleur, die nu eens meer blaauw dan weder wat groenachtig is, terwijl het achterlijf in eene dubbele lij van vleeschpunten 6 in getal, eindigt. De kop is niet zigtbaar, dewijl zij dezen in het lijf trekt en alleen dan uitsteekt als zij gaat vreten. Men vermoedt dat de larven drie jaren lang in den grond levenis deze of alzoo de emelt volwassen dan vervormt zij zich tot pop, die in eene regtstan- dige houding, halverwege boven den grond staat en na korten tijd komt uit deze pop de langbeenige mug weder te voorschijn. De Emelt komt zoowel op bouw- als op grasland voor zij schijnt bij voorkeur den lagenvochtigen grond op te zoeken en het liefst in lossen mullen grond te verkeerenzoo als de zwarte veenachtige gronden van Haarlemmermeerzij vertoont zich echter eveneens in kleigronden en in vruchtbare zandgronden zoo als blijkt uit waargenomen schade op de klei- weilanden aan den Bijn onder Leyden en Alphen in eenen sints vijf jaren ingedijkten zeepolder nabij Hulst, in het beneden graafschap Bentheim en onder Eenkum op graanland. Zij tast voornamelijk het gras en de winter- en zomergranen aan. Ook van schade aan het koolzaadde boerenkoolde kropsalade en Be tuinboonen vindt men melding gemaakt. De mug schijnt echter bij voorkeur hare eijeren in grasland neer te leggenzoodat men de emelt veel meer in omgescheurd grasland dan in oude bouwlanden aan- treft. Volgens Wttewaall zou zij voornamelijk aan de wortels knagenVenema daarentegen beweert dat zij voornamelijk des nachts de jeugdige planten- scheuten afvreet, daar waar deze den grond raken en zij daarom ook de zomergranen in het voorjaar meer aantasten dan het wintergraan. Wat nu de middelen ter verdelging betreft zoo ver- dienen daarbij in de eerste plaats de natuurlijke vij- anden van deze diersoort de aandacht. Hun aantal is vrij talrijk. Vooreerst de mol, die echter juist dikwerf op de lage grondenwaar de emelt huisvest door hoogen waterstand wordt verdreven. Onder de insekten vindt zij een geduchten vijand in de schalle- bijters een groote soort van keversen evenzoo in de larven van deze kevers, die uitsluitend van dierlijk voedsel schijnen te leven. De ooijevaar, de hen, de gans weten eveneens de larven op te zoeken. De muggen waarvan deze afkomstig zijnstrekken na- tuurlijk ten prooi aan vele vogelsals kievittensnip- pen kraaijenmaar vooral de spreeuwen rigten er de grootste slagting onder aan. Eene sluipwespna- melijk een insekt dat zijne eijeren in de larven neder- legtzoodat later uit de pop eene sluipwesp in plaats van de mug te voorschijn komtis van de emelt niet bekend. Wanneer echter de omstandigheden gunstig zijn voor de vermenigvuldiging dezer insekten baten al deze vijanden niet en kunnen de larven groote schade aanrigten. In Haarlemmermeer hebben wij daarvan reeds dikwerf het nadeel ondervondenhet gering aantal vogelen door gebrek aan boomen, en de wei- nige mollen door den dikwerf hoogen winter-water- stand droegen daartoe voorzeker veel bij. Vooral gescheurd gras- en klaverland werd er erg door ge- plaagd. De aanbevolen middelen zijn het rollen van het graan met eenen zwaren rol in den vroegen mor- genstond, waardoor men die, welke 'snachts uit den grond komen zoude verpletteren of hen het weder indringen in den grond zou belettenen zij dan bij te sterken zonneschijn zouden omkomen. Voorts het dikwerf ploegen en eggen van wei- en klaverland alzoo eene halve zomerbraak, waardoor de vogels hen kunnen verdelgen, of zij door gebrek aan voedsel of blootstelling aan zon en lucht omkomen. Wij heb ben geene melding gevonden van gewassen van welke zij geheel afkeerig zijn waarvan de teelt dus na het scheuren van wei- of klaverland, dat met emelt bezet blijkt te zijn, aanbeveling zou verdienen. Volgens sommigen zou de krachtige groei der planten het beste middel zijn om groote schade te voorkomenwijl de emelt alleen de jongste spruiten aantast en den hoofd- stengel ongemoeid laat. Het begieren in het voorjaar zou daarom zeer heilzaam werken. Ook het bestrooijen met roet schijnt somwijlen goed geholpen te hebben. Veel raad weet men alzoo nog niet te geven voor beter en doeltreffender middelen is het dus noodig dat de landbouwers zelven handen aan het werk slaan en verschillende zaken beproevendoch gelijk gezegd is het wenschelijk daarom nog naauwkeuriger de levens- wijze, soorten en de vijanden van dit insekt te leeren kennen en elke bijdrage daartoe kan van veel belang zijn. Een volgende keer deelen wij medewat wij over den tweeden voornamen worm benadeelt, de ritnaald gevonden hebben. die het graan In den aanvang van dit jaar zijn verschillende adressen aan den gemeenteraad van Leiden ingediend, houdende verzoek tot het vaststellen van eene plaat- selijke verordening op het ijken en vervaardigen der aldaar ter markt gebragte botervaten. Zij werden, met verzoek om advies, aan de kamer van koophandel en fabriekente Leidenin handen gesteld en deze heeft in een uitvoerig rapport hare meening over deze kwestie ontwikkeld. Het is opgenomen in het bijvoegsel der Leidsehe Courant van 17 April en wij ontleenen daaraan het volgende. De kamer herinnert in de eerste plaats aan liaar vroeger betoogd gevoelendat de gemeentelijke wet- geving onbevoegd is om bepalingen op den ijk te makenen dat zelfswanneer zij eenigen waarborg zag tegen misleiding der koopers in eenen ijk der botervatendie ijk om het doel te treffen algemeen en niet plaatselijk zou moeten zijn. Het beweren der adressanten had hare zienswijze niet veranderd. Deze betoogden namelijk dat de Leidsehe botermarkt achteruitgaat en de Delftsche daarentegen toeneemt en maakten hieruit de gevolgtrek- king dat de plaatselijke ijk, die te Delft bestaat, gunstig werkt. De kamer toont de onjuistheid aan der cijfers die dit beweren moeten staven. Hetgeen de adressanten aanvoer op de botermarkt noemen is alleen dat gedeelte dat aan de waag gewogen wordt en waarvan alleen opgave geschiedt in de Leidsehe Courant. Op het gedeelte van den aanvoer, hetgeen wei ter waag ge- bragt maar aldaar niet gewogen wordt, bestaat geen controle, terwijl bovendien nog veel boter, zonder op de waag te komen, in den zoogenaamden Boterleelder opgeslagen wordt. Van de aangevoerde boter wordt een groot gedeelte niet op de stadswaag, maar op de dorpswaagen gewogen en op de dorps-waagbriefjes te Leiden verkocht. Een speciaal onderzoek ingesteld op de vier marktdagen van 9, 16, 23 Eebruarij en 2 Maart gaf de navolgende uitkomstin de vier weken aangevoerd 23.960 Ned. pond; waarvan aan de waag gewogen 10,154 Ned. pond en niet gewogen 13,806 Ned. pond. De beweerde vermindering van den aan voer, volgens de opgaven in de Leijdsche Courant alleen van hetgeen aan de waag gewogen wordt, mist alzoo alle grond. Eene tweede klagt der adressanten is, dat na het vervallen der ijk reglementende kooper aan grove misleidingen ten aanzien van het hout bloot staat en dat de tonnen veel te zwaar zijn. Deze klagtzegt de kamer is zoo oud als de ijk. Zij is gegrondmaar zal door het invoeren van een ijk niet weggenomen worden. Daarvoor bestaat een ander middel. Men moet de reden waarom de boeren thans de tonnen zoozeer verzwarenwegnemen. En welke is die reden Wij vinden haar in het adres aangegeven. Zelfs die vatenwordt daar gezegdwelke pas de werk- plaats des kuipers verlaten, wegen een a twee Ne- derlandsche ponden meer dan het vasle tarra helwelt voor hetzelve aan de stads waag alhier wordt afgetrokken." Dit, hier vermelde, aftrekken van een vast tarra aan de stads waagterwijl de ijk vervallen isis een misbruik, dat strekt om en kooper en verkooper in dwaling te brengen. Waar geen ijk is, komt ook geen aftrek voor tarra te pas. De verkooper moet vrij zijn, tonnen van zoodanige zwaarte te bezigen, als hij meent noodig te hebben. De kooper moet weten, dat hij, gelijk bij andere koopen, zijne eigene contrdle tegen bedrog van den verkooper moet uit- oefenen, door het nawegen der geledigde ton. Juist dat aftrekken van een willekeurig tarra aan de stads waag gaf aanleiding, dat de verkoopers hunne tonnen zooveel mogelijk verzwaardenenwanneer geen tarra meer berekend wordt, zal het gevolg zijn, dat de kooper voortaan zelf zal onderzoekenhoeveel zijn verkooper hem aan boter en hoeveel aan hout gele- verd heeft. Dit aftrekken van een vast tarra aan de stads waag is voorzeker ook de redenwaarom de boeren daar van steeds minder gebruik maken en aan hunne dorps- wagen de voorkeur gevenen gelijk boven gezegd heeft men daaruit zeer ten onregte eene vermindering van den aanvoer afgeleid. Evenzeer betwijfelt de kamer volgens medegedeelde cijfers en ingewonnen berigten den toenemenden bloei van de Delftsche markt ten gevolge van het reglement op de botervaten. Als eindresultaat geeft de Kamer haar gevoelen te| kennen dat men den invloed, welke het vervallet der ijk op de Leidsehe botermarkt heeft kunnen uit- oefenen niet met juistheid kan beoordeelen voor men eene geheele vrije markt zal hebbenen men alzooj het aftrekken van een vast tarra zal hebben afgescliaft Om hieromtrent tot vaste resultaten te komensteltj zij de volgende middelen voor 1°. Geen aftrek van tarra meer. Deze praktijk die, waar de ijk niet bestaat, geenen zin heeft, dient alleen om den kooper in den valschen waan te brengeni dat de regering hem waarborgt, dat de ton eene zekerl bepaalde zwaarte heeften om den verkooper te ver- leiden tot verzwaring van de tonboven het willekeurig aangenomen cijfer voor tarra. 2°. Dat de botermarkt zoo ingerigt werddat vaffl al de aangevoerde boter, zoo mogelijk ook van die, welke in den Boterkelder opgeslagen wordt, naauwkeurige aanteekening wordt gehouden. 3°. Dat bij de opgaven in de Leidsehe Courant niet1 alleen het cijfer der gewogen, doch ook dat der aan gevoerde boter vermeld wordt. Wij zullcn er wei niet; behoeven bij te voegen, dat eene eerste voorwaarde hierbij is, dat de opgaven volledig zijn. Op deze wijze zal men kunnen komen tot eent juiste kennis der markt en eene juiste berekening van: voordeel of nadeel. Eerst dan heeft men de gegevens om te beoordeelenof eene vrije markt schadelijkei op voortbrenging en verbruik werktdan eene aal officieele reglementen gebonden markt. VERBOD tot het TEELEN van MOSTERDZAAD, De heer Wttewaall bespreekt in de Landbouw- Courant 1861, n°. 17, naar aanleiding van het me degedeelde in het Verslag over den landbouw-toestand der Nieuwkoopsche en Zevenhovensche Polders (zit Weekllad 1861, n°. 9), het verbod tot het teelen van mosterdzaad, bij polder-reglement aldaar vastgesteld. Dit verbod steunt, volgens hem, op het oude dwaalbegrip, dat de zwarte mosterd in het bekende lastige onkruid de HederikHeerik of Krodde (Si- nap is arvensisovergaat. Hij deelt mededat met die teelt eenige jaren ge- leden in de nabijheid van Montfoort (prov. Utrecht) eene proef genomen werden toen bij raadsbesluii het teelen van mosterdzaad verboden werd, doch dat deze gemeente-verordening later door Koninkl. besluit van 8 Januarij 1857 vernietigd werd, op grond dat voor dit verbod geen voldoende grond bestond en strijdig moest worden geacht met het algemeen be lang hetwelk medebrengtdat de eigenaars vrij zijn in de bebouwing en bearbeiding hunner gronden. De heer van Hall zegt hiervan in zijne Lundhuis- houdkundige Flora het volgende De bruinezwarte of roode mosterd wordt vooral in Noord-Holland aan- gekweekt en levert de grondstof der gewone of bruine mosterd. Deze zelfde plant wast zeer algemeen als onkruid (aan de Zijpeenz. Keek of wilde roode mos terd geheeten) en wei als een zeer lastig, moeijelijk te verdrijven zaad-onkruid hetwelk de reden is dat men ditanders niet onvoordeelig gewasin vele oorden niet durft aankweeken, en deze teelt door vroegere keuren hier en daar zelfs verboden was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 2