WEEKBLAD
van
1861.
Vnjdag, 17 Mei.
Het gebeurde met den Leeghwater
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ.
in 1860.
HAAMMMEKMEBK,
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaara
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem,
bij den Heer BRIE VENGAARUEIl te Ilaarlemmenneer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in bet Rijk.
De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advebtentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
II.
Het verslag van den hoofd-opzigter (zie Weekhlad
N°. 16) luidt verder
Bij een onderzoek naar den toestand der voedings-
pijpen onder het ketelgebouw liggende, bleek verder
dat die pijpen in goeden staat waren en dus geen
water van de Ringvaart onder het ketelgebouw konden
aanvoerenmaar dat even als zulks voor de kleiaan-
vulling langs de waterloopen onder de zijmuren van
het ketelgebouw plaats hadonder den kaaimnur langs
de Ringmuur eenig water onder het ketelgebouw door-
drong, en dat over de geheele breed te van het ketel
gebouw en de waterloopen eene holte langs den keer
muur aanwezig was.
Het aanwezig zijn van laatstgenoemde holte kon
men echter zonder onderzoek als zeker stellenomdat
de grond op die plaatsen uit geroerden grond bestaat
die noodzakelyk na de aanvulling moest zijn inge-
klonken.
Uit het hierboven omsehreven onderzoek blijkt mijns
inziens duidelijk, dat de lekking die zich vroeger
voordeed niet anders kon ontstaan dan
1°. doordien het water, onder het ketelgebouw
aanwezig, door middel van de holte onder de gemet-
selde vloeren in de waterloopen langs den keermuur
geleid werd naar den schermen damplank achter den
keermuur, en over deze schermen, die slechts tot
0.40 el boven de hooge fundering of tot 2.10 el
-5- A. P. reikten, eenen uitweg vorid;
2°. door de openingen, die noodwendig moesten
bestaan, langs de achterzijden der damplanken onder
de buitenwaterloopsmurenen welke openingen alzoo
ook gemeenschap daarstelden van de Ringvaart met
de meergenoemde holte bij den keermuur.
De lekking is thanszoo ik vertrouwonmogelijk
1°. door de verbreeding met 6 el ter wederzijde en
de verhooging tot 0.90 el onder Amsterdamsch Peil
van de schermen damplanken achter den keermuur en
door het stellen van eene rij damplankenbreed 4 el
loodregt op de verlengde schermen van den keermuur.
Daardoor toch kan het water in de holte achter den
keermuur niet over of langs die schermen doordringen j
2°. is de aanvoer van water naar die holte voor het
grootste gedeelte afgesneden door de plaatsing van
schermen, breed 4 el, aan de uiteinden der water-
loopmuren bij de Ringvaarteveneens reikende tot de
hoogte van 0.90 el -*• A. P. en door de kleiaanvulling
tegen de damplanken langs die waterloopmuren.
Om dien aanvoer geheel af te snijden zou nu nog
eene voorziening moeten gedaan worden aan de fun-
deringen van den kaaimuur.
Dit kan echter niet gedaan worden zonder dat een
dam voor dien kaaimuur wordt gelegd tusschen de
beide thans bestaande dammen.
Ik vertrouw, dat de damplanken onder den kaai
muur nog in goeden stand zullen zijneven als die
in de waterloopenwaardoor de voorziening zich alleen
tot het aanbrengen van eene kleikist zal bepalen.
Mogten echter de damplanken onder den kaaimuur
gezakt zijn, (hetgeen niet te veronderstellen is) zoo
zouden langs den kaaimuur eenige nieuwe damplanken
kunnen geheid wordendie door middel van eene
betonkisting met het bestaande metselwerk kunnen
worden vereenigd.
Zoo als ik in mijne missive van den 30 October jl.
N°. 555/5 reeds opgafheeft de voorziening tot heden
gekost
1°. de aannemingsom van J. van Dijk 5700.
2°. voor meerdere klei en voor dagloonen
tot het doen van ontgravingen en
aanvullingen2053.40,
te zamen
Wordt verder besloten tot het leggen
van den dam voor den kaaimuur, waar-
voor vermoedelijk gevorderd zal worden
En aan den aannemer v a n D ij k eene
tegemoetkoming verleend van.
Zoo komt de geheele voorziening op
een bedrag van
7753.40.
400.—.
350.-
8503.40.
Aldus opgemaakt door den ondergeteekende.
Heemstede, 6 November 1860.
De Hoofd-Opzigter,
(get.) A. van Egmond.
Daarna brengt de dijkgraaf ter tafel een voorstel
van dijkgraaf en heemradenbetreffende de uitvoe-
ring der werken aan den Leegliwater, luidende als
volgt
Haarlem, den 7 November 1860.
Het onderzoek en herstel der funderingen van den
Leeghwater, op de wijze als werd aangenomen bij
uw besluit van 1 Augustus j. 1.n°. 4heeft meer
dere kosten veroorzaakt dan toen vermoed werd
hoewel niet meer is verrigt dan de noodzakelijkheid
en het welbegrepen belang van den polder vorderden.
Thans is dit werk voltooid en daarbij is gebleken,
dat het doorlekken, hetwelk aanleiding tot het onder
zoek had gegeven, wezenlijk door water uit de ring
vaart werd veroorzaakt.
De aan bedoeld werk bestede kosten bedragen
als volgt:
1°. de aannemingsom van J. van Dijk 5700,
2°. voor dagloonen van aardewerkerstot
het doen van ontgravingen en aanvul
lingen, 857 dagen a/1,70 1456,90
voor 13 dagloonen voor
een metselaar a 2,20 28,60
voor 32% dagloonen voor
een timmerman a 2,20 70,95
voor 547 pond gesmeed
ijzer a 0,35191,45
voor 50 kub. el zand a
0,4020.—
voor 142% kub. el Am-
sterdamsche klei a 2 285,50
2053.40.
Totaal 7753,40.
Niettegenstaande die meerdere kosten heeft J. van
D ij kdie het werk onder de hand heeft aangeno
men daarmede^zecr slechte zaken gemaaktten ge-
volge waarvan hij zich tot ons heeft gewend met
verzoek dat hem eenige schadeloosstelling moge worden
verleend.
De geheele schade wordt door den aannemer op
700 begroot, terwijl de hoofd-opzigter ons heeft
berigt, dat hij alleen aan het ploegen en inheijen
der damplanken een verlies lijdt van 332,80hetgeen,
volgens den aannemer, voornamelijk is veroorzaakt
doordien de hardheid van den grond slechts het in
heijen van 2 a 3 damplanken daags heeft veroorloofd
en de naar het beste weten gedane opgaven, hem
hadden doen berekenen om 10 planken daags te
kunnen inheijen.
De hoofd-opzigter meent dat van eene schadever-
goeding aan den aannemer van D ij k geene sprake
kon zijnwanneer het werk bij openbare aanbesteding
ware aangenomendoch dat deze thans zou kunnen
worden verleend op grond dat de adressant de aan-
neming tot het vroeger vastgestelde bedrag heeft ge
daanin de veronderstellingdat het inheijen der
damplanken gemakkelijker zou gaan, zooals ook door
den hoofd-opzigter werd vermoed ten gevolge van
de verkregen informatien omtrent de heijing bij de
stichting van den Leeghwater.
Genoemde Ambtenaar heeft ons verder te kennen
gegeven, dat eene schadevergoeding van 350 aan
den aannemer van Dijk hem allezins billijk voor-
komt, met welk gevoelen wij ons wel kunnen vereenigen.
Bij de versterking der funderingen van den Leegh
water is aan de buitenzijde, tegen de damplanken
van de hooge fundering, eene kleikist aangebragt,
ten einde de kleine openingen tusschen de houtverbin-
dingen dier fundering te sluiten.
De hoofd-opzigter zou ditzelfde ook gaarne doen
aan de buitenzijde langs de Ringvaart, tusschen de
beide waterloopenwaartoe noodig is het leggen van
een dam in de Ringvaart, tusschen de beide thans
bestaande dammen.
De genoemde aannemerJ. van D ij kwil dien
dam maken en opruimenop de wijze als voor de
bestaande dammen met hem is overeengekomen voor
400,—.
terwijl de prijs van 8 kub. el dam
planken door den hoofd-opzigter wordt
begroot op 80 per kub. el, of. 640,
Totaal 1040,
Hij meent echter, dat geene damplanken zullen
noodig zijn en het te verrigten werk zich, behalve
het maken van den dam, zal bepalen tot het aan
brengen der kleikistingen en tot het digten van een
scheur in de kaaimuur, waarbij van de klei, ter
beschutting van de bestaande dammen aangebragt,
zal kunnen worden gebruik gemaakt.
Hoewel wij met den hoofd-opzigter van het nood-
zakelijke en in de gevolgen voordeelige van het leggen
van den door hem voorgestelden derden dam over-
tuigd zijn, daar alle onderzoek thans in eens kan
plaats hebben, hebben wij geene vrijheid gevonden
zonder uwe voorkennis en toestemming dit werk te
doen uitvoeren, aangezien daarvan in de vroeger aan
ons gegevene magtigingen tot uitvoering van werken
aan de funderingen van den Leeghwatergeene sprake
is geweest.
Op grond van al het vorenstaande hebben wij de
eer II thans voor te stellen:
1°. goed te keuren de meerdere uitgaven aan de
funderingen van den Leeghwater, ad 7753,40,
welke bij uw besluit van 26 September j. 1.,
n°. 6reeds tot een bedrag van 6200 zijn
vereffend
2°. te besluiten, dat aan den aannemer J. van
Dijk eene schadevergoeding van 350 zal
worden verleend;