WGEKBLAD van 1861. Vrijdag, 31 Mei. Haarlemmermeer-Polder. Haarlemmermeer. Landbouw. f _s?\. r-., AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. ederi :rte, rden. HMRLEMMERMEER, Abonnementen S worden aangenomen bij de Boekhandelaars oerd C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, Ifij J. J. VAN BREDERODE,. Haarlem, bij den Heer BRIEAENGAARDER te Haarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. r0!6 Pr;S iin '''VJ.aa!'; E1,ke 3 Maanden wordt over R50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., benalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. UITSLAG dee VERKIEZING van eenen Hoofd-Ingeland voor den Haarlemmermeer- Polder, gehouden te Haarlem den 28 Mei 1861. Uitgebragt ziju 152 geldige stemmenwaarvan op de Heeren .1. Kits Nieuwenkamp 72 stemmen. J. C. van de Blocquery 45 H. A. Hanedoes10 P. Knaap P. Gzn. Knaap van de Blocquery Hanedoes 152 stemmen. Geene volstrekte meerderheid verkregen zijnde, moet eene herstemming plaats hebben tusschen de beide eerstgenoemde heeren. Maandag 27 Mei heeft de aanbesteding plaats ge- had van het begrinden der navolgende wcgen Perceel 1. De oostelijke hootdweg van den Lijnden tot den Spaarnwouder dwarsweg1000 Ellen. De Vijfhuizer dwarsweg ten oosten van de Hoofdvaart5000 Perceel 2. De Bennebroelcer dwarsweg. 8000 Perceel 3. De Lisser dwarsweg 6000 Perceel 4. De oostelijke Hootdweg van den Leeghwater tot den Lisser dwarsweg. 4500 te zamen 24500 Ellen. Dit werk is aangenomen door en gegund aan C. de Jongh Czn. Jr., te Ameide, voor 42,987. De voornaamste bepalingen van het bestek zijn: De wegen moeten onder een gelijk profiel gebragt worden. De grind moet over de breedte van 2.50 el in drie lagen gespreid wordende eerste ter dikte van 7 duimde tweede ter dikte van 4 duim en de derde ter dikte van 3 duim. Voor de eerste Iaag moet per strekkende el geleverd worden 0.175 kub. el grind en 0.050 kub. el kalk of gebrande schelpen; voor de tweede laag 0.100 kub. el grind en voor de derde laag 0.075 kub. el grind. Voorts moet nog ruim 0.040 kub. el geleverd worden per strekkende el voor het aanvullen en onderhoud. De eerste en tweede laag moeten vijfmaal over de voile breedte been en weder worden bereden met de ijzeren rol van den Polderbelast met eene zwaarte van 3000 ned. pond. Eene volgende laag mag niet gespreid worden, voor dat minstens zes weken sedert de berolling der voorgaande laag verloopen zijn. De wegen moeten door den aannemer gedurende edn jaar in goeden staat worden onderhouden welk jaar ingaat zes weken na het berollen der tweede grind- laag. Op den hootdweg tusschen den Leeghwater en den Lisser dwarsweg moet de bepuinde weg alleen gedekt worden met eene laag grind van 4 duim en alzoo per strekkende el 0.100 kub. el grind geleverd worden. Van de op den 23sten Mei jl. in de Kroon te Haar lem, ten overstaan van den notaris Bakker Schut, verkochte Huismanswoning met 25 bunders bouw-en weiland, is kooper geworden E. Knibbe, te Haar lemmermeer, voor de som van 15,865. Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven van 21 Mei tot en met 27 Mei 1861. GEBOREN: Catharina, doehter van J. de Yries en A. M. van Gelder. Johannes, zoon van T. de Vlieger en A. v. d. Geest. Cornelia, doohter van J. van Maren en A. v. d. Mnnt. Catharina Maria, doehter van C. Conijn en A. Straat- hof. Jacoba, doehter van T. v. Denrzen en J. Hunting. Willemzoon van W. de Graaf en E. de Ruijter. OVEIILEDEN: Cornelia Petronella, oud 3 jarendoehter van A. van Oosten en H. Roelofs. Roelof, oud 4 jaren, zoon van J. G. van Renswouw en A. A. van Bommel. ONDERTROUWDG. H. Pulling en J. Hoek. GEHUWDGeene. DE EITUAAID. De Bitnaald is de larve of zoogenaamde worm van de Kniptor. De heer Clans Mulder beschrijft ze aldus Deze torren of kevers dragen den naam van kniptorren springkevers en soms van ja-broers. De laalste naam hebben zij te danken aan de knikkende beweging welke zij maken als men ben, het lig- chaam tusschen duim en vingerregtstandig voor zich houdt. Het gemakkelijkst teeken waaraan men de kniptorren herkennen kanis het eigenaardig opspringen dezer diertjes. Leg het op den rug voor udan houdt het zich eerst stil alsof het dood waremaar plotseling verheft het zieh krachtig in de lucht, om of terstond of na eenige herhaalde „sprongen, op de pooten teregt te komen. Baakt men de kniptorren aan, dan trekken zij terstond pooten en sprieten in en laten zich vallen." Het schijnt dat de torren weinig of geen schade aan eenig gewas toebrengenalthans men vindt er niets van vermeldde inlandsche soorten hebben eene lengte van ongeveer 2 Ned. duimen. Men telt een 7 Otal soorten van deze torrenfamilieElateriden geheeten maar er zijn maar een viertal bekendwaarvan de larven schade aan de landbouwgewassen toebrengen. De larven van vele andere soorten leven uitsluitend in vermolmde boomen, sommigen alleen in pad- destoelen, enz. De larve of worm draagt velerlei namen langs den IJssel noemt men ze hardwormen op de Veluwe, steekwormenin Haarlem en omstre- ken koperworm; elders weder, meiworm (meeworm Zij leven, volgens beweren, nadat zij uit de eijeren die de torren gelegd hebben zijn voortgekomen ge durende vijf jaren in den grond, in welken tijd zij driemaal vervellen en steeds groeijenzij kruipen daarna dieper in den grond, verpoppen zich en uit deze pop komt na drie weken de tor te voorsehijn, die naar de oppervlakte kruipteerst witachtig van kleur is, maar spoedig donkerder wordt. De tijd van het uiticomen schijnt Julij tot Augus tus te zijn; John Curtis beweert, dat men althans van September tot Maart geen vrees voor het leggen van eijeren behoeft te hebben. De larve heeft een hoornachtige huid van ligtbruine of okerkleur; zij ge- lijkt veel op de meelworrawaarmede zij ook wel verward wordt. De kop echter is platter zoowel aan den beneden- als aan den bovenkantaan de drie voorste of borstringen zjjn zes korte pooten, die men als het dier in rust is meestal niet ziet. De overige ringenten getale van negendragen geene ware pootenmaar de laatste ring heeft aan den beneden- kant eenen zoogenaamden aarspootdie somwijlen meer ingetrokken en dan weer meer uitgestrekt is. De oudere ritnaalden zijn bebaardde jongere niet. Het is van belang naauwkeurig op deze kenmerken te letten wijl er verschillende soorten van wormen zijn zoo als de duizendpootende meelvvormen, die veel op de ritnaald gelijken waardoor ligt verwarring ont- staat bij het opgeven van schade door de insekten te weeg gebragt. De ritnaald komt het meest voor op ligtezandige gronden op zwaren leem en klei vindt men ze zel- dendrooge grond en drooge zomers schijnen bun het best te passen. Men gelooft dat de torren alleen op begroeiden grond en inzonderheid op weiland en klaver hunne eijeren nederleggen. Omtrent het voor- komen op verschillende gronden, zegt de heer V e- nema ten opzigte van Groningen het volgende: „De ritnaald komt in alle gronden voormaar vooral daar waar men roodoorn of nog liever waar men roodachtige gronden vindtdie veel ijzer-oxyde en oxydule inhouden en overigens uit darg vermengd met klei bestaan (de slechte en lage kleigronden van Haarlemmermeer behooren tot deze soort van gronden). Men vindt haar in de veenbouwten veel zoowel als in de in kultuur gebragte dalgronden der hooge veenen. Zy komt in de zuivere zandgronden voor en insgelijks in de kleidoch ten minste voor zoover de Dollardpolders betreftalleen dan wan- neer de kleigrond nu en dan aan het bouwen wordt „outtrokken, om hem te weiden of te hooijen." De ritnaald verdient bepaald de naam van veel- vraatwant zij tast bijna alle gewassen aan. Het meest lijden door haar de graangewassen en wel voor- namelijk de haver en voorts garst en tarwe. Ook de aardappelen zijn haar geliefdkoosd voedseldik- werf zijn deze geheel met gangen doorboord; verder kool, knollen, mangelwortels, erwten en de meeste tuinvruchten. De heer van Maanen deelt mede dat zij bij hem de gezaaide korrels van mai's opvra- ten; uit Steenwijkerwold gaf men berigt van belang- rijke schade aan boekweit toegebragt; bij meekrap aast zij vooral op de pas gezette kiemen. In Maart, April, Mei en Junij rigt zij de meeste schade aan. Van schade aan boonen en koolzaad vinden wij geen melding gemaakt, terwijl volgens Curtis het wit mosterzaad geheel onaangetast zou blijven, waarom hij op met ritmaald bezet land het teelen van dit gewas aanraadtom ze zoodoende van honger te laten omkomen. Waar de ritnaald in groote hoeveelheid voor- komt is het dus zeer noodig om alles in het werk te stellen om ze uit te roeijen. Een eerste hulpmiddel daartoe zijn hare natuurlijke vijanden. De mol en de vogels en van deze wel voornamelijk de nachtegalen kraaijeneksters en bovenal de bouwmannetjes of kwikstaarten bekleeden daarbij natuurlijk weder eene eerste plaats. Voorts heeft men een belangrijke vijand ontdekt in de vorm eener sluipwespdie zijne eijeren in het ligchaam der larve nederlegt, zoodat later uit de pop in plaats van een kniptor de sluipwespen te voorsehijn komen. Dit is een feit van groot belang. De sluipwespen zijn toch het groote redmiddel van de natuur om tij- delijke groote vermeerdering van insekten tegen te gaan. Iedereen zal weten van de uitgebreide verwoes- tingen, die de dennenrups van tijd tot tijd aanrigt;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 1