■fl - 108 a Pggfg:--" een dam voorzien van eene schuif, ter aflating van water; dat de dam, indien die zonder schuif wordt ge- maakt, zulk eene hoogte dient te verkrijgen, dat het water achter den dam niet hooger dan tot 0.50 el beneden het laagste punt van het, door den dam in- gesloten maaiveld worde opgehouden dat, indien de dam van eene schuif ter aflating van water wordt voorzienhet aflaten van water niet plants hebbe, indien de algemeene waterstand in den polder hooger dan 4.65 el onder Amsterd. Peil is; dat in elk geval de bovenkant van den dam zoo- danig worde gemaakt dat de beide einden minstens 10 duim hooger reiken dan het midden van den dam en dat die einden minstens over 1.50 el lengte in de vaste oevers van den Krommen togt worden door- getrokken, ten einde beschadiging der talus of ach- terloopsheid te voorkomen. De Hoofd-Opzigter {get.) A. van Egmond. Tegen dit verzoek bestaat onzerzijds geen bezwaar, daar alle de achtergelegene eigenarenwelke op dien togt huune afwatering hebbener mede genoegen ne- men en daarvan hebben doen blijken door ondertee- kening van eene verklaring, dat zij wet mogen lijden dat door den ndressant ten zijnen koste en onder goed- keuring van het polderbestuur worde opgerigt een steekdam in den Krommen togt, onder de brug in den Sloterweg, geschikt om het polderwater in zijne en hunne landen op te houden tot eene hoogte van Ned. ellen 4.20 A. P. In uwe vergadering van 10 September 1856 is op voorstel van dijkgraaf en heemradeu besloten om naar aanleiding van art. 11 der concept-verordening op het inwendig beheerde hooggelegen landen in den pol der, waarouder ook behooren de section BB en CC, nf te sluiten. Aan dit besluit is geene uitvoering gegevenomdat Gedeputeerde Statenbij hunne missive van 1 October 1856, N°. 10, zwarigheid maakten om art. 11 der verordening (houdende bepalingen omtrent het afslui- ten der hooge landen van wege den polder) goed te kcurendaar art. 26 der verkoop-voorwaarden uit- drukkelijk bepaalddat met voorkennis en onder toe- zigt van het polderbestuur het den eigenaren vergund isom het water der slooten op te houdendoor te leggen steekdammen in de raonden of op eenige an- dere behoorlijke wijze of plants, en zij dus op dit punt vrij behoorden te blijven. De redenen, die in 1856 dijkgraaf en heemraden deden besluitenom de afsluiting der hooge landen voor te stellenbestaan hun inziens nog en het ge- noemde bezwaar daartegen bestaat in casu niet, blij- kens de verklaring van al degenenwier landen af- gesloten zouden worden. Het valt niet te ontkennendat de tegenwoordige stand van 4.70 el, waarop het water moet worden gehouden, volgens uw besluit van 28 Maart 1860, N°. 3(de waterstand des polders moet op zijn hoogst gehouden worden op 4.70 el A. P.) te laag is voor de hoog gelegen landen. Het regt aan de eigenaren bij de verkoopvoorwaarden verleend om steekdammen te leggenkan hun niet worden betwistzij hebben zelfs de bevoegdheid om gedurende de wintermaanden die steekdammen te be- houden. Door het toestaan van het verzoek van den adres- sant wordt aan de algemeene waterberging onttrokken eene oppervlakte togt, lang 3000 ellen, breed 5 ellen, gevcnde 1 '/2 bunder. De bestrijders van het afsluiten van hooge landen beroepeti zich op de woorden der veilconditienmet voorkennis en onder toevoorzigl enz.hetgeen onzes inziens moet worden opgenomendat zij die van het regt van afsluiting gebruik makenhiervan kennis moeten geven aan het polderbestuur en het plaatsen geschiedcn moet onder toezigt van gemeld bestuur, welk toezigt alleen slaan kan op de daarstelling en op de materialenwaaruit de dam moet worden ge maakt. Te meer ondersteunen wij dit verzoek van den adres- santomdat daardoor voor het vervolg de brugalwaar hij den steekdam wil plaatsenkau vervangen worden door een vasten dam, voorzien van een' behoorlijken duiker. Het is op grond van een en ander dat wij de eer hebben u voor te stellen, het verzoek van den adres- sant, tot wederopzeggings toe, toe te staan. Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer-Polder {get.) J. W. M. van de Poll Voorziiter. E, W. Van Brederode, Secretaris. Volgt het Bekwest van Mr. J. P. Amersfoordt. Jan Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeer-Polder. Geeft eerbiediglijk te kennen Mr. Jacob Paulus Amersfoordt, Eigenaar der sectie B B; datsedert het polderwater geregeld gepompt wordt tot op een boezemstand van Ned. el 4.70 A.P., hij in zijn land geen enkele sloot of togt meer heeft die water houdt dit heeft tengevolgedat zijn vee niet meer te keeren is; het varen van mest, melk en andere voortbreng- selen onmogelijk is geworden en de drooge slooten ongezonde moerasdampen uitwasemen. Alle zijne buren wenschen verandering in dezen toestand blijkens hiernevensgaande verklaring. Art. 26 der verkoopvoorwaarden heeft deze moeije- lijkheid voorzienen toegestaan het water in de sloo ten op te houden door te leggen steekdammen met voorkennis van het polderbestuur, op behoorlijke wijze of plaats. Hij ondergeteekende houdt voor eene zoodanige plaats de brug over den krommen togt in den Sloter weg, waaronder al het water nit de sectien B B en C C moet doorgaau. Om deze redenen verzoekt de ondergeteekende ver- lof, om te mogen leggen een steekdam in den krom men togt, onder de brug in den Sloterweg, zoodanig ingerigt dat het water in de sectien B B en C C worde opgehouden tot Ned. el 4.20 A.P. (zegge vier el twintig duim onder Amsterdamsch Peil) of vijftig duim boven het maalpeil van den polder. 'twelk doende enz. {get.) Mr. J. P. Amerseoordt. Volgt de Verklaring van Belanghebbenden: De ondergeteekendeneigenaars en bruikers der landen in den Haarlemmermeer-Polder, sectie CC, verklaren dat zij wel mogen lijden dat door Mr. J a- cobPaulusAmersfoordtten zijnen koste en onder goedkeuring van het polderbestuur worde opgerigt een steekdam, in den krommen togt onder de brug in den Sloterweg, geschikt om het polderwater in zijne en hunne landen op te houden tot eene hoogte van Ned. El. 4.20 A. P. HaarlemmermeerMei 1861. (gel.) K. J. Kroon, P. Knibbe, E. Knibbe, H. van Keizerswaard per order mijn vader J. van Keizerswaard, Duuwtje Veerman Wed. Bijl, D. Uithol, M. van Baren, D. Butgers van Eozenburg Jr. qq. Wed. B. H. Evers. Wij nchten het besluit om de behandeling dezer aangelegenheid tot eene volgende vergadering uit te stellen zeer gelukkig. Dergelijke voorstfellen kunnen niet op de eerste lezing worden beslist. In een pol der van zoo grooten omvang en waarin ten gevolge van den onvoltooiden staatwaarin die is overgedra- gen, vooral wat zijne water-belangen betreften dat is zeker wel het voornaamste in eenen poldernog zoo veel te regelen valtis een besluit in dergelijke aangelegenheden op siaanden voet onmogelijk. De zaak is dan ook verre van zoo eenvoudig als zij oppervlakkig schijnt. Wanneer men die alleen besehouwt met het oog op art. 26 der veilingsvoorwaardendan schijnt het dui- delijkdat er geen bezwaar hoegenaamd tegen de in- williging van het verzoek kan bestaan. De eigenaars hebben het regt op het water in de slooten op te houdenmet voorkennis en onder toezigt van het Polderbestuur." Zij die dit wenschen te doen, moeten derhalve kennis geven en het Bestuur laten toezien. Wat dit laatste anders beteekent, dan toe te zienverklaren wij niet te begrijpen of 't zou gepaard gaan met opheffing van het regt om het water op te houden. Maar wat verstaan de veilconditien onder de sloo ten Natuurlijk niets anders dan de weg- en kavel- slooten. Voor eene beslissing omtrent het genoemde verzoek behoort derhalve onzes inziens op nog iets meer dan op art. 26 der veilingsvoorwaarden te worden gelet. Er bestaat nd die voorwaarden eene verordening op de waterberging en er zijn bovendien vergunningen ver leend tot het inlaten van water door middel van hevels. Dat die verordening op de waterberging niet op regtmatige wijze is tot stand gekomenbehoeven wij niet te verzekerenmaar zij bestaat wettig. Die ver ordening verbiedt het leggen van steekdammen in de binnenslooten. Dat het inlaten van waterin een polder door par- ticulieren inabstracto, onregt is, valt niet tebetwijfelen, want de poldergemeenschap bestaat, om een polder droog te houdenen water op eigen gezag inlaten schijnt daarmede in volslagen strijd. Maar strijdige belangen kunnen door gemeenschap- pelijke en welwillend overleg dikwerf tot eene be- vredigde oplossing worden gebragt. Zoo moet het ook tusschen de eigenaars van hoog en laag gelegen land in den Haarlemmermeer-Polder gaan. Wie bij de Heeren Amersfoordt,'t Hooft en Pol en misschien anderen, die wij niet kennen de werking der hevels heeft gezienzou niet wenschen hun het voorregt van het bezit daarvan te laten behouden? Wanneer nu bij het genot van eenen hevel, om water in te laten, den Heer Amersfoordt het voorregt verleend wordtom het water op de voor- gestelde wijze op te liouden, dan zou hij zeker in den gelukkigsten toestand van eenig landbouwer zijn, namelijk heer en meester over zijn land en zijn water. Wij zijn er verre af van te willen hem dit voor regt onthouden te zien. Integendeel wij zullen hem dit gaarne zien toegekend, indien het slechts kan geschieden, zonder benadeeling van de belangen van anderen. En dan schijnen er slechts twee bezwaren te moe ten worden opgeheven le. dat door zijne afsluiting der sectien B B en C C de waterberging des polders niet worde verkleind in het geval namelijk dat de polder behoefte heeft aan waterberging 2e. dat door hem geen water kunne worden inge- latenin eenigen tijddat de /aa^gelegene landen overlast van water hebben. Wij kunnen niet ontveinzendat het advies van den hoofd-opzigter de zaak niet geheel tot klaarheid heeft gebragt. Immers indien het verzoek des heeren Amers foordt werd toegestaan, zooals het daar ligtdan spreekt het van zelf, dat ook al valt er in eene der zomermaanden bijna 40 streep regen op een dag, van al dien regen zelfs tijdelijk niets in de sectien B B en CC wordt geborgenneenwat meer is, dat boven dien zelfs nog water kan worden ingelatenen zoo iets mag zeker nooit worden toegestaan. Er zou stellig onregt daarmede aan de overige ingelanden, vooral aan die der lage landen worden gepleegd. Dat er door middel van hevels water worde inge laten kan geen kwaad, indien het slechts niet anders geschiede dan op tijdstippen, waarop de polder geen waterbezwaar ondervindtde verdamping is in den zomertijd en bij oostewinden dan aanzienlijk genoeg maar het gebruik dier hevels moet geheel en al onder controle van het polderbestuur staaner mag stellig geen gebruik van worden gemaakt op dagenzelfs niet in zomerdagen, dat er bijna 40 streep regen valt, en ook niet de eerste dagen daarna, zoo lang het water uit het land zakt. En wat de afsluiting der sectien B B en C C aan- gaat, of liever het ophouden van water in de hooger gelegene grondenook daartegen kan geen bezwaar bestaanindien daarmede slechts de waterberging des polders niet worde verkleinden dit zou zeker op de voorgestelde wijze geschieden. De inwilliging van het verzoek schijnt dus mogelijk indien: 1°. de werking van den hevel (het inlaten van water), onmiddelijk worde gestaakt, zoodra er zelfs in de zomermaanden regen valt 2°. indien de van steen of hout te leggen steekdam 3 palm hooger worde gemaaktdan waarop men het water in die sectien wenscht te behouden en daarin eene schuif worde gesteld van 3 palm hoogte. Deze kan dan in gewonen toestand geopend zijnindien het polderwater op 4.70 el A. P. staat, en behoort zoodra er regen valt door de opzigters van den polder tegelijk met den hevel te worden geslotentot dat de waterstand des polders het af- en fwlaten van water op nieuw veroorlooft. Onder zulke voorwaarden wordt de waterberging in de sectien B B en C C behoudenals de polder die behoeft, en is het inlaten van water op beperkte schaal in het grootste deel der zomermaanden zeker onschadelijk voor de belangen der overige ingelanden terwijl de bezitters van dat voorregt hiermede uitste- kend worden gebaat. Maar als men den bezitters van hoog land, het voorregt gunt heer en meester over hun land en watts

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 2