112
Haarlemmermeer-Polder.
H
L.
jegens hemaan wien vvij deze opgaven te danken
hebben. Wij gelooven integendeel dat de cijfers zoo
zorgvuldig en naauwkeurig zijn verzameld als de
tegenwoordige hulpmiddelen dit toelaten en dat deze
staat welligt de volledigsteen de meest juiste is van
de gemeentelijke statistieken van landbouwdie tegen-
woordig geleverd worden. De plaatselijke toestand
veroorlooft althans reeds eene volkomen juiste opgave
van de bundertallen door elk gewas ingenomenen
deze cijfers zijn bij andere gemeenten gewoonlijk nog
zeer onvolledig of slechts bij benadering aangenomen.
Ook de cijfers omtrent den veestapel komen naar alle
waarschijnlijkheid de waarlieid zeer nabij. Die van
de opbrengst zijn natuurlijk het meest aan twijfel
onderhevig, maar eene volkomen juiste opgave daarvan
blijft ook bij de beste statistiek eene onmogelijkheid
en dit moet steeds eene meer of minder naauwkeurige
schatting blijven. Die schatting lieeft echter juist in
deze gemeente veel grooter bezwaar dan in eenige
andere. Op oude landenwaar sints geruimen tijd
eene zelfde vruclitopvolging en gelijke beliandeling
van den grond gevolgd wordt, kan een ervaren boer
in den oogsttijd de opbrengst van zijn land gewoon
lijk al vrij naauwkeurig op enkele mudden na schatten.
Doch hier, waar men den grond nog weinig kent,
waar nog geen geregeld landbouwstelsel gevolgd wordt,
waar zooveel verschil van grond voorkomt, is het
met de meeste kennis en den besten wil niet mogelijk
den oogst met eenige juistheid te schatten. Eigen
opgaven van de landbouwers als de dorsch ten einde
is kunnen hierin wel eenigzins te gemoet komen, doch
of hierin veel medewerking wordt ondervonden en of
die opgaven wel het noodige vertrouwen verdienen,
wagen wij niet te beslissen. Maar voor wij verder
gaan is het van belang ora mede te deelen op welke
wijze de staat wordt opgemaakt, waaromtrent de heer
P a b s t ons voorleden zomer op ons verzoek welwil-
lend de volgende inlichtingen gaf. Wanneer de
gewassen te veld staan moet ieder veldwachter mij
eene opgave geven van al hetgeen in de versehillende
sectien te veld staat, verkregen door eigen onder-
zoek of met behulp van den eigenaar, huurder of
„gebruiker, ook met behulp van landbouwers die
bijzonder in die sectie of afdeeling bekend zijn.
Wanneer ik die staten heb, onderzoek ik bij mijne
togten zooveel mogelijk of die opgaven juist zijn
en spreek met dezen en genen over den stand. Bij
den oogst van elk gewas moeten de veldwachters
mij op nieuw den uitslag mededeelenen later
wanneer alles binnen is, in den loop van den winler
als men aan het dorschen isworden er volledige
staten opgemaakt van de uitkomst."
Het stelsel, dat hier gevolgd is, om het gewas
terstond in 5 klassen te verdeelenis bij het schatten
in den oogsttijd zeker eenvoudiger en leidt missehien
tot juister uitkomstdan het telkens afzonderlijk schat
ten der opbrengst in muddental. Yerzamelt men echter
de opgaven na het afdorschenwanneer menalthans
van hen die ze willen geven de juiste getallen verkrij-
gen kandan zou de opgave van het werkelijke mud-
dental de voorkeur verdienen. Het komt er nu echter
zeer op aan of de getallen voor die klassen aange
nomen juist zijnwijl dit natuurlijk op de eind-uit-
komst van grooten invloed is.
Zoo wij nu uit de medegedeelde cijfers de gemid-
delde opbrengst voor 1860 berekcnendan vinden
wij van
tarweS3 mud, koolzaad 16J mud,
rogge20 mosterd. 22
garst24 karwei 25
haver27J kanariezaad.27
boonen26 aardappelen. 206
erwten21 wortelgewassen 400
"Voor zoover onze ondervinding gaat, gelooven wij,
dat het meerendeel van die opgaveninzonderheid
die van tarwe, boonen, erwten, koolzaad, aardap
pelen te hoog is. Nu bestaat hiervoor wel een voor-
name reden daar wij gelooven dat over het algemeen
het beschot, in verhouding tot hetgeen men in den
oogsttijd verwachtteniet is medegevallen, en vooral
de aanhoudende wind en het onvolkomen rijpen veel
meer schade blijkt te hebben veroorzaakt, dan men
bij het binnenhalen vermoedde. Opbrengsten van 30
mud tarwe, 35 mud boonen, 25 mud koolzaad, 250
mud aardappelen zijn naar wij kunnen vermoeden dit
jaar hoogst zeldzaam geweest, en niettemin komen
onder de rubliek zeer goed sgewas" met genoemde
opbrengsten nog al belangrijke bundertallen voor.
Het wordt aan de boeren wel eens verwetendat zij
uit voorzigtigheidalthans als zij vreezen dat het aan
beambten of grondeigenaars ter oore kan komen, de
opbrengst hunner gronden liever wat te laag dan te
hoog opgeven; in dit geval zou dat bewej-en niet
doorgaanmaar welligt vindt deze uitzondering op
den regel zijne verklaring daarin, dat in Haarlemmer
meer een groot aanlal der boeren zetboeren zijn.
De geldswaarde per mud is bepaald veel te hoog
gesteldvooral daar de kwaliteit van het gewas dit
jaar veel te wenschen overliet en men voor een goed
deel der opbrengst op lange na den gemiddelden markt-
prijs niet gemaakt zal hebben, De prijzen van 8
voor de boonen, 20 voor het mosterdzaadf 12
voor het kanariezaad3 voor de aardappelen1
voor de wortelgewassen zijn zelfs voor het puike pro-
dukt verre boven den marktprijs van dit jaar.
Wij achten daarom het eindcijfer van de geldelijke
opbrengst, waarbij eene gemiddelde bruto-opbrengst
van het bouwland (vlasmeekrap en klaver uitgezon-
derd) van 185 per bunder verkregen wordt, bepaald
te hoog. Wij willen niet beproeven eene andere be-
rekening hier tegenover te stellendaar wij meer gis-
singen dan cijfers daarvoor zouden kunnen aangeven,
maar uit eigen en ons bekende ondervinding van an-
deren tot een algemeen resultant besluitendzouden
wij die gemiddelde bruto-opbrengst voorzeker niet hoo-
ger dan 150 durven aannemen.
Vergissen wij ons niet, dan wekte tot nu toe de
mededeeling van dezen staat nog weinig de belang-
stelling vooral bij ervaren landbouwers op en ontbrak
het den geachten zamensteller alzoo ook aan de op-
merkingen en de kritiek der mannen van het vak om
daarin voorkomende onjuistheden te kunnen herstellen
en verbeteren.
Ieder jaar echter worden de opnamen zorgvuldiger
en vollediger verrigt en komen naar ons oordeel de
waarlieid ook steeds meer nabijwant voorzeker waren
vooral in de eerste jaren de opbrengsten veel te hoog
geraamd.
Wij mogen dan gegrond vertrouwen hebben
dat ook in het vervolg de opgaven steeds naauwge-
zetter zullen worden. Wenschelijk zouden wij het
daarom ook achtendat in vervolg van tijd de mee
krap in jarige en twee-jarige worde onderscheiden
en dat ook het aantal bunders dat gebraakt wordt
werd opgenomen. Dit laatste toch is voor het leeren
kennen van het landbouwstelsel van groot belang.
De afzonderlijke opgaven van iedere afdeeling heeft in
ons oog minder waarde, daar deze indeeling eene
geheele kunstmatige is, die tot geene nieuwe feiten
leiden kaneene indeeling volgens de grondsoorten
ware ongetwijfeld van groot belang, maar deze zou
voorzeker nog al met veel zwarigheid gepaard gaan.
De thans nog opengeblevene schatting der opbrengst
van vlas en meekrap zal voor het vervolg ook wel
kunnen worden ingevuld.
De staat voor dit jaar onderscheidt zich verder nog
gunstig door twee belangrijke bijlagen. De eerste
is een staat van de wijze van bebouwing der lande-
rijeude tweede is eene vergelijking der uitkomsten
van de vijf laatste jaren.
Bij den staat der bebouwing wordt de aandacht
terstond getroffen door het geringe aantal pachters
en door het feit, dat nog bijna de helft van den
polder door zetboeren wordt beheerd. Dat dit in de
eerste jaren vrij algemeen geschiedde liet zich begrij-
pen, maar het is een vreemd verschijnsel dat deze
wijze van landbouwen, die voorzeker noch de meest
wenschelijkenoch de meest voordeelige iszoo lang
blijft aanhouden. Het meerendeel der pachters bebouwt
niet meer dan twintig bunders. Beide feiten bewijzen
dat in Haarlemmermeer nog groot gebrek is aan wel-
gcstelde en ervaren pachters met genoegzaam kapitaal
toegerust. Het meerendeel der eigenaarsdie zetboeren
gebruikendoen dit toch ongetwijfeld meer uit gebrek
aan een goeden pachter, dien zij vertrouwen, dan
uit liefhebberij in den landbouwof omdat zij gelooven
op die wijze hooger renten te zullen genieten.
De vrees voor den nienwen polder schijnt alzoo
onder den landbouwersstand nog niet geweken te zijn
terwijl toch menig boerenzoondie in Zeeland of in
Noord- en Zuid-IIolland sedert langen tijd op eene
boerenplaats zit te wachten, hier goed zijn brood zou
kunnen verdienen. De hooge pachtprijzen die men in
den aanvang vorderdede slechte kwaliteit van een
deel der grondende dikwerf hooge winterwaterstand
de aehteruitgang van menig pachter zonder kapitaal
zijn de hoofdoorzaken geweest van die ongunstige
opinie over den Haarlemmermeer onder den boerenstand.
Thans bestaat voor die ongunstige denkwijze weinig
of geen grond meer; voor de goede bebouwing en de
welvaart van den polder, voor het ontwaken van een
krachtig gemeenteleven is het echter hoogst wenschelijk
dat nijvere en ervaren pachters een goed deel der
gronden komen bebouwendie thans nog bij eigenaars
in eigen beheer zijn.
Op den vergelijkenden staat van de bebouwing van
den Haarlemmermeer-Polder komen wij later nog eens
terug.
De paardenmarkt is op 19 Junij 11. zeer druk
bezocht. 143 paarden, waaron-der zeer schoone,
stonden aan den lijn; bij den aanvang was de lust;
tot koopen gering, later werd nagenoeg alles vlugj
tegen goede prijzen verkocht. Tan de aanwezigel
lammeren werden er tot f 9 per stuk verhandeld.
VERGADERING van IIOOFD-INGELANDEN,
gehouden 26 Junij 1861, 's morgens ten 10 ure.
Tegenwoordig 17 Leden.
De voorzitter opent de vergaderingen heet de
nieuwe leden welkom; hij uit den wensch dat zij het
hunne zullen bijdragen om door gemeenschappelijke
zamenwerking de belangen van den Polder te bevor-
deren.
Wordt gelezen eene missive van den heer Hoeufft
van "Velsen, waarbij deze heer zijn ontslag vraagt
als heemraad van den polderen zulks ter zake zij-
ner benoeming tot lid van Gedeputeerde Staten.
De voorzitter doet mededeeling van
a. den uitslag der aanbesteding van ponten en roei-
booten voor den tijd van 3 jaren, ad 1794.en
kleine benoodigdheden voor den polder voor 3 jaren
ad p. m. 1000.
b. dat de herstellingen aan de stoomtuigen insgelijks
voor den tijd van 3 jaren zullen worden aanbesteed.
c. Aan de orde is het aangehouden voorstel van
Dijkgraaf en Heemraden tot het leggen van een steek-
dam in de Krommen togt.
Over dit onderwerp worden de discussien geopend
door den heer Amersfoordt: hij zegt dat hij het
noodig heeft geacht zich ditmaal niet te verwijderen,
ten einde de zaak nader toe te lichten, doch dat hij
zich van stemming zal onthouden.
De heer Amersfoordt beweert, dat bij de hooge
ligging zijner landefijen (zijn laagste land ligt op
3.70 A. P.) het hem onmogelijk is, water in zijne
slooten te houdendat hij kan gebruik maken van
het hem bij de veilconditien toegekende regt het
water in zijne slooten door steekdammen op te hou
den doch dat het voor hem veel verkieslijker is ditj
te doen door het leggen van eenen dam in den togt,
waaruit naar zijne zienswijze nimmer eenig nadeelj
voor den polder kan voortvloeijen terwijl alle eige-
naren, welke land in de sectien BB en CC bezitten,
schriftelijk verklaard hebben daarmede genoegen tej
zullen nemen.
De heeren Beijerinck, van Stralen en van
Houweninge zijn tegen het voorstel zoo als het
daar ligt; zij vermeenen dat bij dergelijke vergunnin-j
gen welke vooral in de gevolgen van groot belang
voor de ingelanden van den polder zoude kunnen'
worden, een gestreng toezigt door hoofd-ingelandeni
moet gehouden worden; dat een dergelijk toezigt al-1
leen bij wijze van keur of verordening kan plaab
hebben, waarom zij wenschen dat eene keur rege-
lende het inlaten en ophouden van water aan de
goedkeuring der vergadering worde onderworpen en
het verzoek van den heer Amersfoordt tot zoo
lang worde aangehouden.
De heeren 't IIo of tII. van Wickevoort
Crommelin en Pol zien. geen bezwaar in het plaat-
sen van den damdaar de vergunning alleen wordt
verstrekt tot wederopzeggings toeen alzoo kan wor
den ingetrokken zoodra het blijken mogt dat daardoor
een ongunstigen invloed op den stand van het
polderwater werd te weeg gebragt.
De heer 't Ho oft wenscht echter, dat de dam
zij een vasten dam zonder duiker.
De heer Kits Nieuwenkamp betoogt het wen
schelijke van het voorzien in de behoefte aan water
der hoog gelegen landendoor het opmalen uit eigen
boezemin plants van dit uit de Ringvaart in te laten.
De heer van Tienh oven is tegen het voorstel,
omdat het naar z. i. strijdig is met art. 57 van het
algemeen reglement op de waterschappen van Noord-
Holland en alzoo niet tot de bevoegdheid van deze
vergadering behoort.
De heer Amersfoordt zegt nog, dat hij zich
gaarne zal onderwerpen aan die bepalingenwelke men
zou meenen in het belang van den polder aan de ver
gunning te verbindenhij geeft als zoodanig aan de
navolgende punten, welke hij des noodig aan zijn
verzoek zou willen toevoegen
1°. dat de hevel gesloten zal worden op het oogen-
blik dat de dam begint over te loopenindien althans
het water in den polder niet lager is dan 4.65 A. P.