■ft
150
Haarlemmermecr.
Landbouw.
i
V ARKENSZIEIvTE.
y3 de pompzuigers en harten zoowel als de ketels
in gebrekkigen toestand verkeerden, en dientengevolge
de ingelanden met zorg het naderende natte jaar-
getijde te gemoet zagen, dan zeker mag liet eene
goede tijding heetendie wij nan de ingelanden
kunnen brengen, dat op 1°. Septemler jl. aan alle drie
de werktuigen de herstellingen zijn afgeloopen en bij
opkomend waterbezwaar tlians alle drie te gelijk in
dienst kunnen worden gesteld. Wij zien derhalve
tlians bet najaar met volkomene gerustheid te gemoet.
Hoe aanzienlijk het waterverlies der pompen ook thans
nog moge zijnwij hebben de ondervinding van den
afgeloopen winter voor onsdie geleerd heeftdat
ondanks de vele regen en sneeuw toen gevallen,
nog niet eens de aanhoudende werking van slecbts
een der stoomtuigen is gevorderd om den polder boven
water te houdenen er zal thans des gevorderd zeker
wel tweeinaal zooveel arbeid door de stoomtuigen
kunnen worden geleverdzoo niet meer.
De bemaling moge dan wegens het aanzienlijk
steenkolenverbruikdat voor een zeer groot deel
zeker door het belangrijk waterverlies der pom-
pen wordt veroorzaaktkostkaar zijnook dit zal
naar wij verwachtenspoedig verbeterenwanneer
het onderzoek naar de oorzaken van het waterverlies
ijverig wordt voortgezet. Het belangrijke verlies door
de naden der stortvloeren is met zeer geringe kosten
reeds opgeheven. In eene andere oorzaak van aan
zienlijk waterverliesdie in het onvoldoende stoom-
vermogen der werktuigen gelegen is, werd reeds ge-
deeltelijk voorzien. Immers naarmate de werktuigen
een geringer aantal slagen per minuut makenwordt
het waterverlies door de zuigers vooral veel aanzien-
lijker. Bij den Cruquius is het ketelvermogen aan
zienlijk vergrootook bij den Leeghwater lioopen
wij dat het thans voldoende zal blijken te zijnen
alleen de Lynden waeht derhalve nog op die verbe-
tering, waarvoor de geldmiddelen aanwezig zijn.
Eene andere omstandigheiddie op het aantal
slagen per minuut eenen zeer gewigtigen invloed
uitoefent, is niet in de werktuigen zelve, maar daar-
buiten gelegenin den aanvoer van het water naar
de stoomtuigenen ook in dit opzigt is reeds veel
verbeterd, door de verdieping der vaarten bij de
werktuigen en ook die der dwarstogten. Die der
lengtetogtenin de nabijheid der werktuigen vooral,
waartoe vermoedelijk in het volgende jaar, blijkens
de gedane aankondiging, zal worden overgegaan, zal
dien aanvoer van water naar de stoomtuigen nog be
langrijk kunnen bespoedigen, en ook daardoor zal
het waterverlies verminderen en daarmede het ver-
bruik van steenkolen afnemen.
Hoewel nu eene zeer aanzienlijke vermindering in
de kosten der bemaling eerst dan zal worden ver-
kregen, als het waterverlies door de zuigers en
pompharten zooveel mogelijk zal zijn opgeheventoch
verkeeren wij in dit opzigt ook thans reeds in gun-
■stiger toestand dan vroeger, want de zuigers en harten
zijn dit jaar bij alle drie de werktuigen nagezien en
lrersteld.
A1 betalen de ingelanden dit jaar derhalve even-
veel polderlasten als vroegerhet uitzigt op vermin
dering in de toekomst mag met volkomen vertrouwen
worden gegeven.
Maar bovendien is het reeds eene zeer belangrijke
vooruitgang, dat de polder met die kosten thans is
droog te houden, terwijl vroeger het lags en zelfs
het middelbaar hooge land, ondanks die kosten, in
het najaarin den winter en zelfs nog in het late
voorjaar waterbezwaar ondervond.
De landbouwer zal dientengevolge thans het land
tijdiger en deter kunnen bewerken, zijn wintergraan
veiliger aan den grond kunnen toevertrouwen en zich
in zijne hoop op een' winstgevenden oogst niet door
een paar palm water te veel in den polder zien te
leur gesteld.
Trijntje, oud 11 maanden, dochter van J. v. d. Lelij en M.
v. d. Nol. Catharina Johanna, oud 13 dagen dochter van
J. "Wezelenburg en G. Stokman.Johannes, 8 maandenzoon
van J. Trauwea en A. Handgraaf, Cornelisje, oud 1 maand,
dochter van P. Tulp en C. de Vries.
ONDERTROUWD: G. Maliepaard en L. de Kooter.
GEHGWDGeene.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegoven:
van 3 tot en met 10 September 1861.
GEBOREN: Adriaan, zoon van A. de Rooij en C. Korteweg.
Anna Catharina Geertruida, doehter van J. M. P. J. Verste-
gen en J. J. Sep. Jaooba Margaretha, doehter van A. Noor
loos en M. A. v. d. Beek. Hendrik, zoon van H. de Ilaan
en N. van Kreuningen. Hendrika, dochter van J. ten Hagen
en A. van Andcl. Adriaanzoon van G. Moerland en J.
E. Koonings. Johanna, dochter van J. W. Verwoprd en
C. de Baiter. El.-je, dochter van G. Houtvvipper en M. E.
ten Hope.
OVERLEDEN: Nesia, oud 20 maanden, dochter van hi. van
Jlarshergen en J. van Rijs. Hermanus van 't Eind, ond
20 jaren, ongehuwd. Johannes Jakobus, oud 7 maanden,
zoon van J. Siewerts en M. Schelhaas. Johannes, oud
A maanden, zoon van A. de Rooij en J. A. Griekspoor.
Uit alle oovden van ons land kwamen in den
laatsten tijd weder beriglen in over het algemeen
en hevig heerschen der varkensziekte. Ook in Haar-
lemmermeer kwamen vele gevallen voor. Wij achten
het daarom nuttig, om eens in herinnering te bren
gen, hetgeen men tot genezing en voorbehoeding der
ziekte in de laatste jaren heeft aanbevolen.
De verschijnselen der ziekte zijn volgens Dunne-
wold en anderen de volgende. De aanvankelijke
voorboden zijn lusteloosheidheete hangende ooren,
vermindering van den eetlust of weigering van het
voedsel. De slijmvliezen van mond, neus en oogen
zijn rood gekleurd. De mestloozing houdt op, of de
drekstoffen zijn droog en hard. De dieren zijn on-
rustig, woelen zich in het stroo, of zoeken in liet
land zich in den modder neer te leggen. Na eenigen
tijd gaat de eetlust geheel verloren; de dieren liggen
bestendig, en opgejaagd kunnen zij zich naauwelijks
overeind houden en hebben eenen waggelenden gang,
vooral in het achterdeel. Somwijlen zijn zij kort-
ademig en slaan met de flanken. De keel is ontstoken
en gezwollen, zoodat het slikken moeijelijk en dikwerf
onmogelijk wordt. Er vertoonen zich roode of geel-
roode vlekjes op de zachte liekleedselen der huid
vooral op de ooren, aan den hals en onder den buik,
die zich soms over het geheele ligchaam uitstrek-
ken en na eenige uren eene blaauwe of violette kleur
aannemen en afschilferen. De dieren worden dan
weldra geheel ongevoelig, liggen bestendig op eene
zijde en sterven weldra onder stuiptrekkingen.
Omtrent de oorzaken der ziekte laat zich weinig
zeggendaar men zich hieromtrent tot gissingen
moet bepalen. Zij komt voornamelijk in het warme
jaargetijde voor, van Julij lot Octobervooral bij wel-
gevoede varkens en bij die, welkegemest worden, doch zij
vertoont zich evenzeer bij biggen en bij de varkens,
die in het land loopen. Hoewel het zeer mogelijk
dat de ziekte ook van zelf ontstaat, zoo wordt
daaraan door dc meeste veeartsen een besmettelijk
karakter toegekend. Daaruit verklaart men alihans,
dat daar, waar zij eenmaal hevig optreedt, gewoonlijk
slechts weinige varkens gespaard wordenen de ziekte
ook dikwerf na varkensmarkten ontstaat. Het is al-
thans altijd aan te raden om de gezonde terstond van
de zieke varkens af te scheiden en de hokken, bij
het uitbreken of na het ophouden der ziekte, goed
te zuiveren door het teeren van het houtwerkhet
witten der murenof nog beter door het wasschen
met chloorkalkwater.
Is de ziekte reeds eenigzins vergevorderd, dan heeft
men zeer zelden hulp van geneesmiddelen te ver
wachten en bij vette varkens is het afmaken terstond
bij het ontdekken van de eerste verschijnselen en het
afleveren van de nog gezonde varkens het meest aan
te raden. Waar men in de gelegenheid is behoort
men de hulp van een veearts in te roepen daar de aan-
gewende geneesmiddelen als het ingeven van een braak-
middel, het bloedlaten, het bevorderen der mestlo-
zing, in het geheel de ontstekingwerende behandeling
zicli moet wijzigcn naar den graad van de hevigheid
en de periode der ziekte.
Yan grooter belang voor den landbouwer zijn de
voorbehoedende middelenen deze moeten in geen
geval, en vooral niet zoodra zich ziektegevallen in
den omtrek vertoonen, worden nagelaten. Salpeter
zwavelzuur, zwavel en glauberzout worden hiertoe voor
namelijk aanbevolen. Omtrent salpeter en zwavelzuur
vooral luiden de berigten zeer gunstig, en vele land-
bouwers verklaren dat, sinds zij hier geregeld ge-
bruik van makenzij geen varkens meer aan de
ziekte verloren hebben.
Yan salpeter geeft men aan ieder groot varken
twee of driemaal daags een paar eijerlepels gezuiverde
salpeter in poeder onder het voeder. Breekt de ziekte
in de stal uit, zoo kan men deze hoeveelheid voor
de gezonden verdubbelen en de zieken zelfs nog wat
meer geven. Dit middel is dikwerf en met veel aan-
drang aanbevolen gewordenen de Gommissaris des
Konings heeft bij eene circulaire de aandacht der
verschillende gemeente-besturen daarop gevestigd. Wij
hopen daarom dat het eigenlijk onuoodig is daarop
nog weder de aandacht te vestigenen het thans
nu de ziekte zoo heerscht, wel algemeen zal worden
aangewend. Yoorbehoedmiddelen worden echter zoo
dikwijls door achteloosheid nagelatente meer als
men eens een enkele maal ondervindt of verneemt,
dat, niettegenstaande het gebruik er van, de ziekte
zich toch heeft vertoond, dat het daarom welligt niet
overbodig was er op nieuw op aan te dringen. Men
meene daarom ook niet, dat het zeker is dat men
daardoor van de ziekte bevrijd zal blijven, evenmin
als het toch sterven der varkens een bewijs is, dat
het middel in geen geval nut doet.
Het gebruik van zwavelzuur werd inzonderheid door
den heer Nuijens aanbevolen, en reeds meer dan
eenmaal gaf hij verslag van de goede uitkomsten
daardoor verkregen. Hij geeft daartoe aan om zwa
velzuur met zevenmaal zooveel water te verdunnen
en daarvan aan elk volwassen varken 's morgens en
's avonds een Icpel vol te geven; later beval hij nan
om deze hoeveelheid te verdubbelen. Verschillende
landbouwers berigten, dat, sinds zij dit geregeld
dedende ziekte zich bij hen niet had vertoond;
hoewel er ook evenzeer voorbeeldeu warendat het
middel zonder gevolg was gebleven en de varkens
toch aan de ziekte gestorven waren.
Zwavel, kruid, het strooijen van houtskoolpoeder
in de varkenshokkenenz.zijn nog verschillende
middelendie door sominigen zijn aanbevolen ge
worden.
Maar meer nog dan door het geven van dergelijke
middelen, kan welligt de ziekte worden voorkoraen
door eene goede en gezonde wijze van behandeling
der varkens. Men beveelt hiertoe inzonderheid aan
om te zorgen dat de varkens, vooral die op het
mesthok liggeneene ruirne en drooge ligplaats heb
ben, de mest vooral des zomers dikwerf worde weg-
geruimd en de dieren ruiin van versch stroo worden
voorzien. Het is zeer nuttig als de varkens zich
kunnen badenis daartoe geen gelegenheid dan kan
men bij warm weder ze enkele malen daags met koud
water begieten. Vooral moet men voor eene gezonde
en gerpgelde voeding zorg dragen. Men moet inzonder
heid bij den aanvang van het mesten niet op eenmaal to
sterk gaan voederen; zulk een snelle overgang kan
vooral in den zomer ernstige stoornis in de spijsver-
tering en voorbeschiktheid tot de ziekte geven. Vooral
voedere men niet te droog en geve men aan de
varkens ruim karnemelk of zure wei.
Men heeft de varkens, wat hun inwendige gesteld-
heid betreft, dikwerf met de menschen vergeleken,
ten opzigte van het ingeven van geneesmiddelen kan
men ze evenzeer met kleine kiuderen vergelijken. Wij
willeu daarom de wijze van ingeven aanraden, die
door J. C. Kegelaar wordt aangegeven. Men
neemt een gewonen koehoornwaarvan de top is
nfgezaagd cn waarin met eene spijkerboor een gat is
geboorddat tot in de lroornholte uitkomtzoodat
die als trechter kan gebruikt worden (voor eenige
centen zijn die bij de leerlooijers te bekomen)ver-
volgens legt men het varken een striktouwtje in den
mond, even alsof men hetzelve wilde ringen, laat
het touw over een schot of heining vasthouden zoo
dat het varken den kop in de hoogte steekt; alsdan
plaatst men zich geschaard over het varken neemt
den hoorn in de eene, het fleschje met drank in de
andere hand, steekt vervolgens het dunne topeind van
den hoorn ter zijde in den muil van het varken,
waarop het gretig zal bijtenen hem zoodoende als
het ware vasthoudenen giet langzamerhand den
drank bij teugjes in den hoorn, en zoo in den muil
van het varken. Men zorge slechts niet te haastig
te zijn, vooral wanneer het varken veel schreeuwt,
opdat het zich niet verslikke en de drauk niet in de
luchtpijp gerake.
Wij hopen dat uit het bovenstaande eenige onzer
lezersdie varkens houdenvoordeel mogen putlea
en menig varken moge worden behouden hoewel als
eenmaal de ziekte hevig aan het heerschen is noch
voorbehoedmiddelennoch geneesmiddelen veel meer
kunnen baten; doch dan kan het dikwerf eene lea
zijn om een volgend jaar vroeger en krachtiger de
hulpmiddelen te baat te nemen, die de ondervinding
tot het bestrijden dezer ziekte, die reeds zoo menig
slagtoffer eischteaan de hand geeft.
Wij hebben kort moeten zijn en willen dus eindi-
gen met eene opgave van het voornaamste, dat in
de laatste jaren over de varkensziekte in onze land-
bouwtijdschrilten werd medegedeeld. Zijdie hiertoe
in de gelegenheid zijn, bevelen wij zeer aan, dit na
te slaan, daar wij menige nuttige bijzonderheiddie
daarin nog is vermeldhebben moeten verzwijgen.
Een uitvoerig opstel van den veearts A. Dunne-
wold te Almelovindt men in de Boeren
goudmijn 1858 biz. 114120; eene voorlezing van