WEEKBL A l»
I
van
4861.
Vrijdag, 18 October.
J* r
N\i
Haarlemmermeer-Polder.
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER- BE LANGEN GEWIJD.
HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ.
HAARLEMMERMEER
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschcstraat, te Amsterdam,
J. JVAN BREDERODEHaarlem
bij den Hecr BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
1)0 P®"S„1S f G'~ in het •laar" Elke 3 Maanden wordt over 1,50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
De commissie tot onderzoek der rekening over 1860
bestaande nit de heeren A. van Stralen, G. A.
van Ilouweninge Gz. en J. W. H. Eutgers
van Eozenburg, begint haar rapport met de er-
kenning dat er in het afgeloopen jaar belangrijke
werken aan de stoomtuigen zijn verrigt", dat
haar onderzoek derhalve over eene zeer nitgebreide
verantwoording heeft geloopen"en dat zij met de
meeste naauwgezetheid de geheele rekening heeft on-
derzocht."
Doordien de geldenbij de primitive en suppletoire
begrootingen toegestaanin eene rekening zijn opge-
nomen was het onderzoek der gewone en buitenge-
wone uitgaven niet gemakkelijk.
Zij vestigt in de eerste plants de aandacht op het
verschil tusschen de begrooting en de rekening, wat
betreft de nieuwe leening ad 200,000 en de aflos-
sing der vroegere. Van deze laatste, bij besluit van
17 Junij 1857, n°. 6, tot een bedrag van 80,000
toegestaan was slechts 50,000 opgenomen en de
overige 80,000 in reserve gehoudenwelke echter
op de latere gewone begrootingen steeds zijn gebragt,
om die te doen sluiten. In de gewone 5000) en
suppletoire begrootingen 75,000) voor 1860 werd
dus onder de uitgaven voor aflossing 80,000 ge
bragt, terwijl onder de inkomsten 230,000 als be
drag der op te nemen gelden is vermeld. Er is ech
ter slechts 200,000 opgenomen en slechts 50,000
afgelostzoodat er voor buitengewone werken eene
som van 150,000 in de polderkas is gevloeid.
De commissie meende dit in de eerste plants te
moeten releveren. Eene andere vraag was: welke wer
ken er uit de opgenomen gelden waren verrigt, en wat
er van de 200,000 nog beschikbaar was, om tot
andere buitengewone werken te worden aangewend.
Daar de sommenbij de primitieve en suppletoire
begrootingen toegestaan, bij elkander zijn gevoegd en
in eene rekening verantwoorden er in de primitieve
begrooting reeds belangrijke sommen voor buitenge
wone werken waren opgenomenwas die splitsing
moeijelijk. Op de primitieve begrooting was het be
drag eener geldleening van/30,000 gebragt om die
te doen sluiten en daar deze gelden niet zijn op
genomen leverde de gewone diensthoewel op som-
mige artikelen vrij belangrijke baten aanbiedendetoch
een vrij belangrijk nadeelig slot op waarin uit de
gelden der leening is voorzien.
Daar echter de finantiele aangelegenheden bij ver-
schillende besluiten van hoofd-ingelanden en vooral
bij dat van 12 Junij 1861, n°. 6, zijn geregeld
meent de commissie dat door haar betoog geene aan-
merking op de rekening wordt gemaakt, maar slechts
duidelijkheid door haar wordt bevorderd.
Bij het onderzoek naar de betalingen die uit de
200,000 der geldleening zijn gedaan (waarbij de
heer dijkgraaf de commissie welwillend behulpzaam
is geweest) is gebleken dat:
Bij de Suppletoire Volgens de Re-
Begrooting was
geraamd
Cruquius24,105.
Leeghwater26,280.
Lijnden61,000.
kening
uitgegeven
26,100.47
56,419.24
per Transport 111,385.
Aflossing75,000.
Onvoorziene uitgaven 13,615.
Voor de gewone behoeften
is benoodigd geweest
In kas aanwezig
82,519.71
45,000.—
1,546.
15,720.26
55,214.03
Transportere 111,385.82,519.71
200,000.— 200,000,
De commissie wenscht over het hooger bedrag der
uitgaven voor de werktuigen in geene breedvoerige
bescliouwingen te treden, omdat dit in de notulen te
vinden is. Maar in dit opzigt veroorloven wij ons
met haar in gevoelen te verschillen. Immers uit die
notulen komt het ons voor, dat niet veel meer licht
te putten is dan uit de rekening zelve, en die over-
tuiging wordt dan ook blijkbaar door de commissie
aan het slot van haar rapport omhelsd, waar zij aan
de vergadering van hoofd-ingelanden zegt
Ilet zal uwe vergadering blijken dat onze aan-
merkingen op deze rekening weinige zijnterwijl wij
met genoegen van den dijkgraaf hebben vernomen
dat het dagelijksch bestuur in den laatsten tijd maat-
,,regelen heeft genomenom meer en meer orde en
toezigt in de administrate te bevorderen,"
,,Van onzen kant meenen wij uwe vergadering in
„ovenveging te moeten geven, of het ook wenschelijk
wordt geacht uit uw midden eene vaste finantiele
commissie voor een bepaald tijdvakb. v. voor een
jaarte bcnoemen die de voordragten van finan-
„tielen aard zou kunnen onderzoeken, zoo als de
aanvulling van posten der begrootingde af- en
overschrijvingen enz."
Het is toch moeijelijk zulke voordragten vooral
als die eenigzins uitgebreid zijn, onmiddellijk staande
eene vergadering te beoordeelenen juist het onder-
zoek dezer rekening heeft ons aangetoonddat het
zeer wenschelijk is, dat ook uwe vergadering, ten
„minste eene commissie uit haar midden, met den
stand der administrate bekend zij."
Wij achten deze bedenking der commissie de be-
langrijkste en gewigtigste tegen de rekeningdie
als rekening van den penningmeester moge goedge-
keurd zijnomdat als zoodanig geene bedenkingen
daartegen konden bestaanmaar die den hoofd-opzigter
en het dagelijksch bestuur van 1860 toch niet van
de morele verpligting kan ontslaan, om aan de ver
gadering van hoofd-ingelanden indien zij dit in het
belang der ingelanden wenscht, meer licht in deze
zaak te verschatfenb. v. op de wijze door ons in
het vorig nommer aangegeven.
Bij de commissie zijn overigens slechts omtrent en-
kele posten aanmerkingen gevallen of inlichtingen ge-
vraagd
1°. omtrent de reiskosten van den bodevolgens
welk tarief en onder welke omstandigheden die ver-
strekt worden.
2°. omtrent de kosten der vergaderingenwaarop
rekeningen wegens geleverde consumtieve middelen
voorkomen, terwijl bovendien aan den bode Papo
voor elke vergadering van dijkgraaf en heemraden 7
van hoofd-ingelanden 9 is betaald.
3°. omtrent de sehrijfloonen van den secretaris en
den penningmeesterwelke de commissie meentdat
voor rekening dier heeren behooren te blijven, terwijl
zij wenscht ingelicht te worden of er vaste regelen
ten aanzien dier sehrijfloonen zijn aangenomen.
4°. omtrent de kosten voor steenkolen, olie, talk,
kaarsenenz. merkt de commissie opdat slechts
60,013.70 is uitgegeven, terwijl hiorvoor 72,356
was geraamdzoodat op dezen post eene belangrijk
mindere uitgaaf heeft plants gehaden vraagt zij in-
lichting omtrent de betaling aan B. Hagedoorn
Zn., groot 500.wegens teruggave van boete
verbeurde boete is eigendom of eene bate des pol
ders en daarover meent zij kan niet beschikt worden
zonder goedkeuring van hoofd-ingelandenevenmin
als over een saldo of dat men een geschenk kan doen.
5°. omtrent de buitengewone herstellingen somt de
commissie eene menigte uitgaven opdie buiten aan-
bestcding zijn geschied. Zij erkent het bezwaar, om
al de herstellingen aan een stoomtuig in eene aan-
besteding te begrijpenomdat aan die werken van
lieverlede uitbreiding is gegeven maar acht het toch
wenschelijkdat bij de uitvoering van werken het
geheele werk worde opgenomen omschreven en aan-
besteedten einde leverancien buiten aanbesteding te
voorkomen.
Omtrent de ontvangsten merkt de commissie op
dat voor renten (bij de begrooting geraamd op /300)
984.85s is ontvangen, zoodat hieruit blijktdat
van de bij kas voorhanden gelden zooveel mogelijk
gebruik is gemaakt om den polder te bevoordeelen
terwijl het bedrag van het kohier der polderlasten in
zijn geheel is geind.
Op deze bedenkingen en gevraagde inlichtingen is
door den tegenwoordigen dijkgraafden heer J. W.
M. van de Poll, schriftelijk hoofdzakelijk geant-
woord
Ad 1. Dat de vergoeding voor reis- en verblijfkos-
ten van den bode bij de aanvaarding van zijne be-
trekking is geregeld naar die van de boden in Rijn-
land, ad 0.25 per uur afstand. Bij de groote af-
standen die door hem worden afgelegd was het bil-
lijk voorgekomen hem eenige vergoeding voor reis
kosten toe te staan die het cijfer door hoofd-inge
landen toegestaan nooit hebben overschreden.
Ad 2 en 3. Dat die kosten de bij het bijzonder
reglement toegestane sommen niet overschrijden en
dathoezeer de vraag kan gesteld worden of van
deze sommen eene specifieke verantwoording behoeft
te geschieden, het dagelijksch bestuur die wenschelijk
achten de ondervinding dan ook leert dat er van
die posten steeds eene bate is overgebleven.
De dijkgraaf merkt ten opzigte der sehrijfloonen op
dat er bij de uitgebreide administratie van den polder
geene klerken werkzaam zijn en dat de bode geheele
avonden buiten zijnen diensttijd onafgebroken werk
zaam blijft met schrijfwerk.
Er bestaan omtrent de sehrijfloonen geene vaste
regelsdaar het overschrijven van staten en andere
stukken in den regel door den bode geschiedt.
Ad 4. Omtrent de mindere uitgaaf van brandstof-
fen enz. wordt opgemerktdat bij besluit van hoofd-
ingelanden van 12 Junij jl. n°. 6, een bedrag van
ruim 10,000 in de maanden Januarij en Eebruarij
van dit jaar voor steenkolen uitgegeven op de tegen-
woordige dienst is gebragt.
„De door den aannemer Hagedoorn verbeurde
en aan hem terugbetaalde boete is een gevolg van
een besluit van dijkgraaf en heemradengenomen
in 1859."
Ten gevolge van het niet bij tijds afzenden van de
door hem aangenomen en te leveren Belgische steen
kolen voor de dienst van 185960, is door den