WEEKBLAD
van
1861.
Vrijdag, 8 November.
Haarlemmermeer.
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER- BE LANGEN GEWIJD.
Abonnementen
Hoofdrcdacteur: C. E. DE CLERCQ.
2002
646
467
7875
16,654
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te
J. J. VAN BREDERODEHaarlem
bij den Ileer BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer
en vcrder bij alle soliedc
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
i G'/ i1" ll6t Jaar" Elke 3 Maanden wor<1t over 1.50 beschikt. Advektentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
benalve .35 Lents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Iloof.lredacteur, te Amsterdam.
De gronden in
in het jaar 1861
den Ilaarlemmermeer-Polder werden
beteeld als volgt
Banders. Bunders.
Graangewassen
Tarwe
1788
Rogge
368
Garst
Haver
Reulvrncliten
Boonen
Erwten
Handelsgewassen
Koolzaad
335
Mosterdzaad
38
Vlas
976
1 jarige Meekrap
139
2jarige
83
Kanariezaad
9
Aardappelen
422
Voedergewassen
Klaver
Wortelen
48
4996
668
Braak
Wei- en hooiland
Iloutgeicas241
Veen grondgg
16,951
Van het bouwlandten bedrage van 8779 bunders
werd alzoo ongeveer beteeld: met granen 57 pCt.
met peulvruchten 8 pCt.met handelsgewassen 23 pCt.
met voedergewassen 7 pCt. en gebraakt 5 pCt.
Zoo wij deze opgave met die van het vorig jaar
vergelijken (zie Weekblad 1860, n°. 35) dan vinden
wij dat er dit jaar meer geweest istarwe 230 bun
ders, garst 42boonen 224 /2mosterdzaad 2, vlas
264, jonge meekrap 57, jarige meekrap 35, kana-
riezaad 9, aardappelen 36/,, wortelgewassen 7
braak 92. 72
Minder daarentegenrogge 354/2 bunder, haver
382, erwten 2/2 koolzaad 128, karwei 10, klaver
35, wei- en hooiland 120/2.
De veestapel bedroeg in de maand Julij 1861:
Paarden: Hengsten 30
Buinen772
Merrien 1083
Veulens 291
2176
Runderen: Stieren159
Ossen193
Koeijen 3059
Pinken en Schotten 2421
Kalveren 1470
Schapen7199
Lammeren6969
7302
14168
Varkens1778
Ezels7
Geiten575
Kippen9126
Ganzen r 741
Eenden1356
Hetgeen eene belangrijke vermeerdering sints het
laatste jaar aantoont, bedragende voor de paarden 157,
voor de runderen 1091, voor de schapen 1633, voor
de varkens 272 en voor de geiten 69 stuks.
Het onderzoek van den staat der bebouvving is
echter niet volkomen bevredigend. Voor een juist
oordcel daaromtrent zou men het wei- en hooiland
moeten kunnen scheiden in dat der uitsluitende vee-
boerderijenen dat hetwelk bij de bouwhoeven behoort
en op die wijze tot vermeerdering van den mest voor
het bouwland dient. Doch zelfs zonder de juiste
kennis hiervanvalt terstond in het oog, dat men te
veel van den grond vergt en de zorg voor het mest-
maken geheel onvoldoende is. Drie-en-twintig ten hon-
derd, dus nagenoeg een vierde van het bouwland met
versehillende handelsgewassen bezet, die alien en
vooral het hoofdgewas vandezen, het vlas zeer uit-
puttend zijn en daarentegen sleckts nagenoeg 600
bunders klaver en 48 bunders wortelgewassen, te za-
men maar zeven van de honderd bunders, terwijl daarbij
maar een twintigste van het bouwland gebraakt wordt.
De mest voor het bouwland moet dus alleen komen van
het veedat des winters gevoederd wordt met hooi
dat zeker niet in zeer ruime mate gewonnen wordt
en met het stroo der graangewassendie ruim de
helft van het bouwland beslaan. Hoeveel grasland
er dooreen genomen bij het bouwland hoort, is,
gelijk wij reeds opmerktenniet uit den staat te zien,
maar de bouwhoeven waar dit meer dan een vierde
van al het land bedraagtzullen wei uitzonderingen
zijn, terwijl het hij de meeste zeker ruim daar bene-
den blijft. Ieder goed landbouwer weet dat het op
die wijze niet vol te houden is, of dat anders het
einde is, dat de grond uitgeput raakt en men niets
beter weet te doen, dan het geheel in de wei te
gooijenen dan duurt het 00k geruimen tijd eer men
op zulk arm land het behoorlijk getal vee kan houden.
Wij gelooven echter dat de goede boeren, de pach-
ters, het over het algemeen wei voorzigtiger aanleggen
dan volgens deze opgaven over het algemeen geschiedt,
maar daarentegen zullen welligt de bedrijfboeren de
sohaal nog wat meer aan de andere zijde doen over-
hellen. Met het bedrijfboeren is het toch over het
algemeen niet zoo ernstig gemeendom het op den
dtiur vol te houdenen dus is daarbij de bedrijfboer,
die het meeste van het land trekt, de baas; al blijft
de eigenaar dan 00k ten laatste met uitgeput land
zittenwaarvoor hij niet ligt een gegoede pachter zal
vindenzoodat het dan wei zijn eigen schuld is als
hij in slechte handen valt en later het betalen van
de pacht uitblijft. Men behoort echter, wil men in
Haarlemmermeer zoo druk met vlassen, meekrap bouwen
en koolzaadteelt voortgaaneene betere wijze van be-
bouwing te volgen en vooral moet er meer gemest
worden. Meer braken is 00k wei een hulpmiddel,
en dat zeker, vooral als de grond uitgeput raakt en
het onkruid de overhand krijgt, steeds meer algemeen
zal wordenmaar wij zijn er toch geen voorstanders
van. Behalve op buitengewoon zwaren grondzoo
als die in den geheelen polder niet te vinden is, kan
het braken in den tegenwoordigen tijd met veel meer
voordeel door mesten en wieden worden vervangen.
Om meer te kunnen mesten staan twee wegen open
meer mest maken en mest koopen; beiden zijn goed en
ieder behoort voor zich zoo goed mogelijk na te gaan
wat hem het goedkoopst uitkomt, hoewel wij erkennen
dat die uitrekening zoo gemakkelijk niet is. Maar
voor het laatste is een schutsluis een hoofdvereischte
ten minste voor de landen die niet digt bij de Bing-
vaart liggen, tenzij men het met guano beproeft;
doch daar schijnen de boeren nog maar niet aan te
durven, al is het 00k zoo honderdmaal gezegd en
00k in Haarlemmermeer bewezen, dat goede guano,
want daarvoor moet men zorgeneene beste en goed-
koope mest is. Het ligt daarom voor de hand dat
meer mest maken missehien nog de beste weg is, en
daarvoor is geen beter hulpmiddel dan het verbouwen
van klaver. Het is te betreuren dat daarvan in Haar
lemmermeer waar de klaver op alle soort van gron
den zoo uitnemend groeitnog niet meer partij wordt
getrokken. In dit jaar zijn van de honderd bunders
bouwland maar ruim 6 met klaver bezet, terwjjl dit
met 16 tot 20 bunders het geval kon zijn, daar men
de klaver met alle gerustheid om het vijfde of zesde
jaar op hetzelfde land verbouwen kan.
Aan het verbouwen van mangelwortelskoolrapen
koewortelsenz.wordt nog in het geheel niet
gedacht, althans 50 bunders in den geheelen pol
der heeft niets te beteekenen. Nu is daar 00k
nog al veel aan vast, want wie daarbij a zegt
moet 00k b zeggen. Wil men de wortelgewassen op
groote schaal verbouwen, b. v. een tiende tot een
vijfde van het bouwland daarmede beteelen, dan kan
dit uitnemende uitkomsten gevenmaar dan moet
men 00k de geheele boerderij daarna inrigten en 00k
de gewone wijze van het vee des winters te houden
veranderen. Welligt komen wij hier binnen kort eens
uitvoeriger op terug.
Het roggeverbouw iseven als in de vorige jaren
reeds het geval was00k nu weder sterk afgenomen
de tarwe blijkt over het algemeen beter voor den
grond geschikthet koude weder van al de laatste
voorjarenwaarbij de rogge spoedig spillig opschiet
maar de tarwe daarentegen het betere weder afwacht,
heeft daartoe voorzeker veel bijgedragenmaar toch
verdient 00k ongetwijfeld waar de grond er bekwaam
voor is, de tarweteelt de voorkeur boven die der
roggeals men maar niet vergeet dat tarwe nog
meer gesteld is om wat oude kracht in den grond te
vinden dan wei de roeo-e.
DO
Ook de koolzaadteelt was dit jaar gering; het
blijft ook een wisselvallig gewas en in den polder
hebben wij reeds verscheidene jaren daarvan de onaan-
gename ondervinding opgedaan; wij zouden ook aan
vlas en meekrap den voorkeur gevenwaarvan de
kultuur in de laatste jaren al zeer sterk is toegenomen
en welke voorzeker een bron van welvaart voor den
polder worden kanals men slechtsgelijk boven
gezegd werd, het land er na behandelt.
Ook de boonen werden weder in grooter hoeveel-
heid verbouwd; de slechte boonenoogst in 1858 en
1859 hadden zeker voorleden jaar menigeen van het
zaaijen afgeschrikt. De boonen zijn ook een uitne
mend gewas; men kan den grond daarbij goed schoon
houdenhet afvallend blad verrijkt den grondhet
stroo als men het niet vervoedert geeft, als strooisel
gebruikt, rijke en vette mest, en als men de boonen
niet verkoopt, maar 's winters aan het vee vervoedert
of wat vare koeijen daarmede vetmest, dan is de
boonenbouw een krachtige steun voor de boerderij.
Wij hopen zeer dat, als wij een volgend jaar weder
zulk eenen vergelijkenden staat mogen opmaken, het
blijken zal dat tot het verkrijgen van meerdere en
betere mest, meer land met voeder- en stroogevende