WEEKBLAD van 1861. Vrijdag, 22 November. De Droogmaking van het Haarlemmermeer, C\y\ VK//- A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER -DELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. HAAKLEMMERMEIilt, A/ Abonnementen worden aangenomen bij de Boekhandclaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, J. J. VAN BREDERODEHaarlem bij den Ileer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in bet Rijk. 1D1e Pq"Sr1S 6' ,m het Jaay- Elke 3 Maanden wordt over 1,50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., benalve 6b Gents Zegelregt bij elke plaatsmg. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. naar aanleiding van het Werk van Jhr. Mr. D. T. GEVERS VAN ENDEGEEST. 1. Nadat reeds in 1613 de molenmaker J. A z. Leegh- water een volledig plan tot droogmaking had gele- verd, bleef zij bijna twee eeuwen lang onuitgevoerd en ging de tijd met het maken met gewijzigde plannen en het opwerpen van bezwaren verloren. Dezc laatste kwamen eerst en vooral uit Leiden en later, hoe- wel in de vorige eeuw ook plannen door Itijnland werden gemaakt, voornamelijk van dien kant, en te- regt; de ondervinding heeft dit geleerd. Steeds bezorgd voor de gevolgen van de verkleining van zijnen boe- zeravoor onvoldoenden water-afvoer in den regentijd bij onvoldoenden aanvoer van zoet water na langdurige droogte, eischte het hiervoor waarborgen, en dit te meerindien de uitmaling van het meer op Rijnlands boezem en niet op het buitenwater zou plaats hebben. Gedurende de vorige en in het begin dezer eeuw werden door Rijnland, onder het genot van hoogst aanzienlijke subsidien van den staat, millioenen schats uitgegeven voor paalwerkpuin- en zandbestortingen ten einde het Meer binnen zijne oevers te houden maar vruchteloos. De storm van 29 Nov. 1836 deed het Meerwater over polders, wegen en kaden heen tot voor de poorten van Amsterdam in schuimende golven aanbruischen en 4000 bunders polderland wer den overstroomd. De Kersmisstorm van hetzelfde jaar joeg het Meerwater naar Leiden; 7500 bunders land en een gedeelte der stad werden onder water gezet. Het duurde meer dan een jaar voor dat al het over- stroomde land weder boven was gemalen. Mogten onder zulke omslandigheden de oevers aan de Aals- meersche plassen ooit bezwijkenen het Meer daar- mede worden vergroot, de golven zouden tot Utrecht kunnen komen en de vreesselijkste schade aanrigten. Toen werd er ernstig aan de droogmaking gedacht en de tijd tot handelen geboren. De waterwolf zou eindelijk in zee worden gejaagd." In vergelijking met den toestand in de vorige eeuw waren de omstandigheden thans gunstiger. Vroeger liepen de hooge stormvloeden in het IJ over den Slaperdijk in Rijnlandsboezem. In 1806 werd die dijk door Rijnland verhoogd, om dit te beletten. De Rijnmond te Katwijk sedert misschien 1000 jaren verzand en verstopt, werd in 1807 door Rijnland keropend en de Katwijksche uitwatering en sluis tot stand gebragt. Gedeputeerde Staten van Holland, de Commissie van Landbouw en belangstellende bijzondere personen maakten de Hooge Regering opmerkzaam op de schade door de genoemde stormen aangerigt en betoogden de wenschelijkheid en noodzakelijkheid der Droogmaking. Deze aanzoeken moesten weerklank vinden bij Ro lling Willem I, die met zoo groote belangstelling voor ondernemingen van openbaar nut bezield was. Bij besluit van 7 Aug. 1837 werd eene staats-comrnissie Bij resolulie van den Groolen Vroedschap der stad Leij- (ien van 14 November 1662 werd bepaald, omme baar bij 't aankomen van ieder veertig (of raadslid)na het doen van den eed in die qualiteit, voor te lezeu van namelijk niet te resolveren in het bedjken van de Leijdsche en naast aanlegen nieeren." Eerst den 13den Julij 1750 zijn de raadsleden van die gelofte ontslagen. benoemd bestaande uit: de heeren H. Ewijk, Jhr. W. P. Barnaert v. Bergen, M. G. Beije- rinck, C. J. de Bruyn Kops, Jhr. L. R. Ge- vaerts, P. E. Grinwis, Jhr. D. Ho oft J z. D. Mentz en P. A. du Pui, om de verschillende reeds bestaande ontwerpen tot droogmaking te onder- zoeken en voor November een bepaald eind-ontwerp met eene begrooting van kosten over te leggen. Reeds den 24sten October had die Commissie hare taak volbragt. Zij ontkende de vroegere bezwaren niet, maar sedert de verhooging van den Slaper dijk de stichting der Katwijksche uitwatering en de aanwending der stoomkracht konden die worden op- gelost. In de eerste plaats kwamen de belangen van Rijnland in aanmerking; konden die niet worden be- vredigddan moest de zaak opgegeven worden. Zij stelde voor om het Haarlemmermeer met inbegrip van het Kagermeer in te dijkenmet eene ruime en diepe ringvaart te omgeven en daarop de uitmaling van het Meerwater te doen plaats hebben door middel van 37 gangen windwatermolensnamelijk: 32 gan- gen vijzelmolenstwee hoog opmalende, en 5 gangen hellende schepradmolensdrie hoog opmalendein alles 79 molens; daarbij 3 stoomwerktuigen met vij- zels, elk van 40 paardenkrachtenaan het Lutkemeer, aan het Spaarne en aan de Kaag. Ten einde den waarborg te geven voor Rijnlands geregelde uitwatering, welke teregt als voorwaarde voor elke droogmaking werd verlangden de bezwaren op te heffen, die uit de hoogst aanzienlijke verkleining van zijnen boezem noodwendig moesten voortvloeijen werd voorgesteld a. Het Spieringmeer niet in te dijken, maar boe zem te latenten einde de gunstige uitloozing te Halfweg eenigermate te behoudenuit den gemakke- lijken toevoer en de aanwaaijing van boezemwater tegen die sluizen voortvloeijende. b. Het maken eener vierde uitwaterende sluis te Halfweg. c. De verbetering der Katwijksche uitwatering, ook door verruiming der te bekrompene toeleidende ka- nalen. d. De verdieping van het Spaarne. e. Mogt dit alles nog onvoldoende zijn dan zou een stoomgemaal te Spaarndam van 180 paardenkrachten worden opgerigt en eene vijfde sluis aldaar ten behoeve van het stoomtuig noodig zijn. De verbetering van de uitwatering op den Goud- schen IJssel was niet mogelijkuithoofde van den hoogen stand dier rivier. Ten einde in watergebrek des zomers te kunnen voorzien, zou een bekwame duiker aan den IJssel worden gelegd tot het inlaten van zoet water naar elang der behoefte. De ruime en diepe ringvaart, waarin alle wateren onbelemmerd zouden uitkomen, zou in de behoefte der scheepvaart voorzien. De regte weg over het Meer zou daardoor, op sommige punten vooral, in een omweg veranderd worden, maar dit was te ver- goeden, deels door het openen eener tweede vaart van het Z. IV. einde des Meers langs de Rijpwe- tering op den Rijn, deels door het aanleggen van een jaagweg langs het Spaarne. De ringvaart zelve zou 35 a 40 ellen breed, 3 el- len diep en 9 uren gaans (49000 ellen) lang zijn. Langs de binnenzijde dier ringvaart moest de ringdijk worden aangelegd tot 2 el -f- A. P.niet omdat deze hoogte tot waterkeering werd vereischt, maar opdat die opperlast den binnengrond zou drukken en za- menpakken; over eene lengte van 5300 ellen moest die dijk door water op zinkstukken worden voortge- plempt. De kosten van dit alles, die voor debruggen, de verkaveling enz. daaronder begrepen, werden geschat op 8,355,000, waaronder 4 ton voor een eventueel stoomgemaal te Spaarndam en eene gelijke som voor onvoorziene werken. In februarij 1838 ontving de Tweede Kamer der Staten-Generaal een wets-ontwerptot aanwijzing van middelen ter uitvoering van verschillende openbare werkenwaaronder de droogmaking van het Haar lemmermeer. Deze wet werd afgestemdniet om de droogmaking maar om hare vereeniging van te veel omvattende maatregelen (en zeker ook om de middelen die ter uitvoering moesten strekken. In decembcr van hetzelfde jaar werd echter reeds een nieuw wets-ontwerp, uitsluitend de droogmaking betreffendeingedienddie evenzeer door de nood zakelijkheid geboden werd, als ten nutte van handel, nijverheid en landbouw zou strekken." De Provinciale Staten van Holland hadden nu eene tienjarige bijdrage van 60,000 'sjaars aangeboden. Ook van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland had men grond om te verwachten dat zij niet achter- wege zoudeA blijven. Zij hadden althans erkend dat en nut en noodzaak de onderneming aanbevalen en tot aanzienlijke vermindering hunner uitgaven zou strekkenindien slechts hunne bedenkingen omtrent Rijnland's waterloozing werden opgeheven. Bij dit ontwerp van wet werden aan de Regering alleen de middelen verstrekt om de onderneming uit te voerenhet beval niet regtstreeks dat het werk noch wanneer of hoedanig het zou worden uitgevoerd de wet ging van de onderstelling uit, dat de Regering het werk spoedig zou ondernemen en het plan van 1837 ten grondslag zou leggen. Het ontwerp werd met eenige wijzigingen tot wet verheven en eene som van 8 millioenen daarbij be- schikbaar gesteld. Hiervoor moest nu echter ook het Spieringmeer bovendien droog worden gemaakt, ver- mits de Regering dit op de aanmerkingen der Tweede Kamer had toegezegdterwijl het stoomgemaal te Spaarndam niet van latere behoefte zou afhangen, maar dadelijk zou worden opgerigt. De wet van 22 Maart 1839 Staatsblad N°. 7), luidt als volgt Wij WILLEM enz. Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebhendat de bedijking en droogmaking van het Haarlemmermeer noodzakelijk is tot afwending van de gevarenwelke het bestaan van dezenin uilgebreidheid aanmerkelijk toegenomen en steeds toenemenden waterplas, reeds hebben veroorzaakt, en gestadig al meer en meer veroorzaken; terwijl de uitvoering van dat werk ook be- vorderlijk zal zijn tot uitbreiding van den binnenlandschen han del, de nijverheid en den landbouw; dat het alzoo raadzaam is, eerlang tot die bedijking en droogmaking te doen overgaan, en dat eene geldleening, met speciaal verband van de opbrengst der droog te maken landen, en onder waarborg van het Rijk, daartoe het voorname middel kan opleveren Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg van de Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Art. 1. Ter bestrijding van de kosten der bedijking en droog making van het Haarlemmermeer, zal er, op de bijdrage tut

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1861 | | pagina 1