- 208 -
MEMORIE
'sjaars; 2°. in f 80000 van den lieer rar. J. P. A. v. Wickevoort
Crommelin geieende gelden a pCt. 'sjaars. In 1862 moot
naar aanleiding van art. 6 der voorwaarden van dc gcldleening
a 120000 een aanvang gemaakt worden met dc aflossing van
minstens zes aandeelen. Volgens de voorwaardenwaarop
door den heer v. Wickevoort Crommelin de 80000 zijn ge-
leond, moet met 1 Julij 1862 afgeiost worden 4000; naar
aanleiding hiervan wordt voorgesteid om ook met 1 Julij 1802
de zes aandeelen der leening van 120000 af te lossen.
Do rente wordt alzoo: Zes maanden rente van 120000 a
pCt. f 2700; Idem van 114000 a 4£ pCt. /2565; idem
van 80000 a 4£ pCt. 1800; idem van 76000 a pCt.
1710 le zamcn f 8115.
Art. 4. Volgens art. 6 der voorwaarden van de gcldlecning
ad/ 120000, zes aandeelen, ieder a 1000, 6000.
Volgens de door den heer v. Wickevoort Crommelin bcdongen
liepalingen 4Q0O.
I100FDSTUK V.
Art. 2. Men aclit hot wenschelijk, om even als in 1861,
proeven te kunncn nemen omtrent het waterverlies der pomp-
jiarten en zuigers en verdere technisehe aangelegenhcden.
Art. 3. Voor hot onderzoek van te verkoopen veengronden
wordt, even als in 1861 lieeft plants gevonden, dit hedrag uit-
getrokken.
IIOOFDSTUK VI.
Art. 1. I. Aanlcgplaatson volgens staat 0 /3000. Bij deze
begrooting is gerekend op het maken van aanlegplaatsen aan de
wederzijdsche uiteinden van den Spaarnwoutler dwarsweg en
aan den Sloterweg bij Slolen. Wanneer deze aanlegplaatsen
zijn gemaakt, zullen cr 15 aan de ringvaart bestaannamenllijk
aan de einden van a! de dwarswcgen, aan den ooslelijken lloofd-
weg bij den Lijnden en aan den IJweg acliter Halfweg. Alsdan
hlijven er nog te maken de aanlegplaatsen ter wedcrzijde van
den Leegkwater cn aan den westelijken Hoofdweg bij den Lijn
den, dus in het geheel nog drie.
II. Beplantingen 1500. Iloezecr in 1861 is uitbesteed
het beplanten van den Vonneperdwarsweg ten westen van de
Hoofdvaart, moet in 1862 eerst de belaling goschieden voor
den eerslen termijn der aannemingssom of 1054.66 en
voor het onderhoud van verdere beplantingen 445.34.
III. Maken van afsluitingen aan de Hoofdvaart bij den Leegk
water en in de Kruisvaart bij den Cruquiusvolgens staat P.
7200. Even als aan den Lijnden, wordt het van bolang
geacht, om aan den Cruquius en aan don Leeghwaler derge-
lijke afsluitingen te maken, ten einde steeds den toestand van
de pompliarten te kunnen nazienwant wordt er al besloten
om andere zuigers en pompharten aan te schaffen, zoo zal
zulks niet in cens geschieden, maar van jaar lot jaar, daar
de geheele verandering in eens tot groote uitgaven aanleiding
geoft.
IV. Nieuwe zuiger cn pompbart aan den Leegkwater.
Deze zuiger en pompbart, hoezeer in 1860 gelevcrd, en hoofd-
ingelanden den aankoop hebbcn goedgekeurd, zijn nog niet
bctaald.
V. Begrinding wegen. Staat Q. 17194.80. In 1861 is
nan C. de Jongh Cz. Jr. te Ameide, uitbesteed het begrindcn
van den Bennebroekcrdwarsweg, Lisserdwarsweg, Vijfliuizer-
dwarsweg, oostzijde en 1000 cllen weg langs de Hoofdvaart,
voor 42987. In 1862 moet van deze aannemingssom be-
taald worden: de 3e termijn groot 3/10 der aannemingssom
12896 10; de 4e termijn groot '/0 der aannemingssom
4298.70. Het wordt echter wenschelijk geacht om 1800
ellen van den IJweg van af het begrinde gedeelte tot den
Spaarnwouderdwarsweg te begrinden, waardoor in eene groote
liehoefle wordt voorzien. Volgens staat It. bedragen de kos-
ten 4140.
VI. Buitengcwoon opzigt volgens staat S. 900. Even
als in 1861 wordt voor 1862 een dcrgelijk hedrag uitgctrok-
ken met het oog op de verdiepingen.
VII. Vcrbetering van den Lijnden door het aanbrengen van
vier kctels volgens staat T. 57000. Bij deze begrooting
is gerekenddat de oude ketels van den Leegkwater zullen
worden gebczigd. Van die ketels kunnen de buitenrompen
na ccnige herstellingcn worden behouden; in elk dier buiten
rompen moeten dan worden gestold twee nieuwe binnenvuur-
gangen, ieder wijd 0.70 a 0.72 el, cn tevens nieuwe frontplaten
worden gemaakt. Verdcr is gerekend, dat de vijfde oude
ketel zal worden gebruikt tor vcrlenging van de bestaande stoom-
kast over de nieuwe ketels. Bij de begrooting is gerekend
op de voorschriften van hot Piijk, namelijk op ceil twecde vei-
ligbcidsklep met stoomfluit en spuikranen, zoowel voor do oude
als voor de nieuwe ketels. Bij hot bcpalen der prijzen voor
de verschfilende werken zijn die, welke voor de overeenkom-
stige voorwerpen aan den Cruquius en Leegkwater zijn besteed
lot grondslng genomen. Zie voider eene hierbij overgelegde
Mcmorie. Het geheele artikel wordt aldusI. Aanlegplaatsen
3000. Art II. Beplanling 1500 HI. Maken van af
sluitingen /7200. IV. Nieuwe zuiger aan den Leegkwater
f 1978. V Begrinding van wegen/ 21334. VI. Builen-
gewoon opzigt 900. VII. Verbetering van den Lijnden
57000. To zamen 92912.
Art. 2. Aan het verdiepen van slootentoglen cn vaarlon is in
de laatste jaren uitgegeven: 1856/13391.51; 1857/25557 62J
1858 38934.01; 1859 48512.32; 1860 18900; gemid-
deld 29000 'sjaars. Wordt riu voorgedragen om te ver
diepen volgens slaat U: den IJtogt, tusschen den Spaarnwoudcr
en Vijfhuizertogt, lang-3000 el; idem, tusschen den Benue-
broeker-en Venneper dwarstogt, lang 3000 elden Nicuworker-
kertogttusschen den Spaarnwouder- en Vijfhuizcr dwarstogt,
lang 3000 el; idem van don Lisscr dwarstogt lot aan de Hoofd
vaart, lang 4060 el; Kagertogt van den Venneper dwarstogt
tot aan de Hoofdvaart, lang 7700 el.
I. De Kagertogt en de Nieuwcrkerkcrlogttusschen den
Lisscr dwarstogt cn do hoofdvaart, gezameulijk lang 8760 el
a/1.60 per el, te zamcn 14016.
II. De Ytogt tusschen den Spaarwoudcr cn Vijfhuizer, tus
schen den Bennebroekcr en Venneper dwarstogt; de Nieuwer-
kerkertogt tusschen den Spaarnwoudcr cn Vijfhuizertogt cn de
Kagertogt, tusschen den Venneper en Lisser dwarstogt, geza-
menlijk lang 12000 el a/1.20 per el, te zamen/14400.
III. Verdieping van de ringvaart, staat V, /2000. De ver-
dicping van de ringvaart bij bet Nieuwe Meer zal in 1862
inoctcn geschieden, daar cr van lijd tot tijd klagten over de
vcrondicping worden geuit. Het geheele arlikel wordt alzoo:
verdieping togten 28416; verdieping ringvaart 2000; te
zamen 30416.
ONTVAKGSTEI.
HOOFDSTUK I.
Art. 1. Het batig saldo der laatst gesloten rekening, zijnde
die van 1860, welke is vastgesteld en goedgekeurd door lioofd-
ingelanden in de vergadering van 2 October 1861.
Art. 2. Even als bij de begrooting voor 1861 wordt dit he-
drag voorgedragen om eenige aanzuiveringen voor de dienst van
1861, welke eerst in 1862 ontvangon worden, te vereffencn.
HOOFDSTUK III.
Art. 3. De verpachting der dijksgronden en polderkaden heeft
plaats gehad in het begin van 1860 en in 1861 en eindigt
ultimo December 1862. De dijksgrondenvolgens staat W/8382
volgens staat X/3108; de polderkaden: volgens staat Y/1715,
volgens staat Z/238; te zamen 13443. Huur van woningen
200; huur van gronden: volgens staat AA 189.19; totaal
/13S32 19. Met het oog op de te verkoopen veengronden,
waardoor eenige perceelen buiten pacht geraken, wordt deze
som slechts tot /13U00 uitgetrokken.
Art. 4. Wordt voorgedragen naar aanleiding der plaats gehad
hebbende verpachting volgens staat BB.
Art. 6. De jagt op de ringdijken verpacht voor den tijd van
drie jaren, cindigende den 30 Junij 1863, volgens staat CC,
voor 308; het visehwater binnen den polder, verpacht tot
den 30 Junij 1863, volgens staat DD/194; het visehwater
in de ringvaart, verpacht tot den laatsten April 1863, volgens
staat EE,/314.25; te zamen /816.25.
Art. 7. Wordt voorgedragen op/2600, daar er nog steeds
aanvragen geschieden om op den ringdijk te bouwen.
Art. 8. Ten gevolge van het vervallen van eenige uitwegen,
wordt dit bedrag lager dan voor 1861 geraamd.
HOOFDSTUK IV.
Art. 1. Wordt even als in 1861 op hetzclfde bedrag voor
gedragen.
Art. 2. Volgens contract, aangegaan met het hestuur van
den Huigsloterpolder, volgens besluit van hoofdmgelanden van
5 Januarij 1859, N°. 5, betaalt de Huigsloteipolder in de
kosten van de bemaling voor 50 bunders 65 roeden a 2.50
per bunder 'sjaars, uitinakende een bedrag van 126 62^.
Art. 3. De opbrengst van verkoop van gedrukte stukken
blijft steeds gering.
Art. 4. Wordt even als in 1861 voorgedragen.
HOOFDSTUK V.
Art. 1. De voorgenomen verkoop van polderkaden heeft in
1861 geen plaats gehad, omdat zij tot het cindo van 1862
zijn verhuurd. Het vournemen bestaat, om die gronden als
nu in 1862 te verkoopen, met die gedcelten veldweg, welke
voor do algemeene dienst kunnen gemist worden. Verdcr
bestaat het voornemen, om, even als in 1861, weder veen
gronden te verkoopen, ten einde daaruit de buitengewone wer
ken, als verdieping van togten enz. te bestrijden.
Art. 3. Wegens verkoop van zand en andere zaken, als
oud ijzer enz.wordt dit bedrag uitgetrokken.
Art. 4. Op te nemen gelden voor de begrinding der lengte-
wegen, wordt uitgetrokken voor memorie.
Art. 5. Dit artikel wordt 1000 hooger uitgetrokken dan
in 1861. Bijdrage van de provincie 14000; bijdrage van
het Rijk 10000. Tot hedon is van de provincie ontvangen
als bijdrage in de begrinding der wegen: in 1858 10000;
in 1859 13000; in 1860/ 13000; in 1861 13000.
Van bet Rijk: in 1858 10000; in 1859 10U00; in 1860
10000; in 1861 10000.
HOOFDSTUK VI.
Art. 1. Iliermede worden bedoeld de ontvangsten wegens
op beleening en prolongatie gegeven gelden, kortirigen wegens
vervroegdc betalingen enz.
HOOFDSTUK VII.
Art. 1. De gewone polderlasten worden gesteld op 8.51
per bunder of 0.4l£ minder dan in 1861.
Art. 2. De buitengewone polderlasten worden gesteld op
/1.48| per bunder of 0.41% meer dan in 1861.
De bcrekening van den buitengewonen omslag, wanneer de
polderlasten te zamen voor gewonen en buitengewonen omslag
op 10 worden gesteld, is als volgt:
Buitengewone uitgaven123328.
Buitengewone ontvangsten43000.
Ontvangsten wegens vroegere
diensten55264.03
98264.03
Bedragende de buitengewone uitgaven na aftrek
der buitengewone ontvangsten25163.97
Welk bedrag door een aanslag van/ 1.48£ per bunder wordt
gedekt.
Het aantal bunders, volgens het laatstelijk door Hoofd-Inge-
landen bij besluit van den 27sten Maart vastgestelde kohier,
bedraagt 16932 bunders, 6 roeden en 15 ellen.
betreffendo de verbetering van den Lijnden.
In de vergadering van houfdingelanden van don 7den Maart 1860
N°. XV (zie notulen pag. 39) werd door dijkgraaf en heemraden
een voorstel gedaan om den toestand van den polder te verbe-
leren, voornamelijk daarin bestaande dat:
1°. De sectien J en M ter voorkoming van de kwel zouden
worden afgcsloten en daarop een afzonderiijk gemaal geplaatst,
bestaande uit een gang of 2 molens, welke het water onmidde-
lijk op de ringvaart zouden uitmalen.
2". Men zoude voortgaan met de door eene commissie aan-
bevolene verbetering of vermeerdering van het ketoivermogen
aan de drie stoomtuigen, bestaande in het aanbrengen van twee
nieuwe ketels aan den Cruquius, vier aan den Lijnden cn de verbe
tering der bestaande ketels aan den Leegkwater.
3°. Het plaatsen van drie gang of zes watermolens op nadcr
aan te wijzen punten.
Voorloopig werden de kosten daarvan geraamd op332000.
Door eenige leden der vergadering van houfdingelanden word
op dit voorstel een amendement ingediend waarbij om aange-
voerde redenen werd te kennen gegeven, jlat het raadzaam
werd geacht met aanneming van een vast maalpeil de stoom-
werktuigen te verbeleren en de uitkomst dier verbeteringen
af te wachten alvorens verdcr te gaan (zie notulen pag. 42
en 43, jaargang 1860).
Dienlcngevolge werd besloten:
1°. Den waterstand des polders op zijn hoogst te houden op
4.70 el -f- A. P.
2°. Over te gaan tot het aanbrengen van nog twee nieuwe
ketels aan den Cruquius, vier aan den Lijnden en het verbe-
ren der bestaande ketels aan den Leegkwater, indiervoege,
dat onmiddelijk in het jaar 1860 worde overgegaan tot het
aanbrengen van twee ketels aan den Cruquius en de verbetering
dor bestaande ketels aan den Leegkwater, en in 1861 over
te gaan tot het daarstellen van nog twee ketels aan den Lijnden
en twee aan den Cruquius.
Het dagelijksch besluur te magtigen om al deze werken in
1860 uit te voeren, wanneer het van oordeel mogt zijn, dat
zulks zou kunnen geschieden.
Ten gevolge van dit besluit is men onmiddelijk overgegaan
tot het verheteren van den Cruquius en daarna van den Leegk
water, op de wijze zoo als breedvoerig in de notulen is vermeld.
De werken aan den Lijnden werden overeenkomstig het
besluit van hoofdingelandcn op voordragt van het dagelijksch
hestuur uitgesteld tot dat het gebleken zoude zijn welk systema
van ketels te verkiezen is, dat van den Cruquius of dat van
den Leegkwaterterwijl het ook raadzaam was de drie werk-
tuigen niet gelijktijdig te herstellenomdat daardoor de polder
geruimen tijd buiten bemaling zou zijn gebleven.
De ondervinding heeft inmiddels bewezen dat men in I860
juist had gezien en dat wanneer de drie stoomwerktuigen van
den Polder in behoorlijkcn staat zijn gcbragt de bemaling be-
hoorlijk zal zijn verzekerd.
Men erkent gaarne dat in de laatst verloopene maanden, ja
zelfs in het geheele jaar 1861 geene laogdurige en zware regens
zijn gevallen, maar men heeft toch genoegzaam gelegcnheid
gehad op to inerkcn, dat de verbeteringen aan dc stoomtuigen
de Cruquius en de Leegkwater doeltreffend zijn geweest en
gevoelt men, dat, wanneer do voorgestelde werken aan den
Lijnden worden uitgevoerd, men bet water in den Polder
zal meester zijn en alzoo grootendeels heeft opgelost het vraag-
sluk waarover zoo vele beraadslagingen gevoerd, adviezen gege
ven en werkjes gescbreven zijn.
Het is mogelijk dat, wanneer alio omstandigheden gunstig
medeloopen, men zoude kunnen voistaan met de thans reeds
uitgevoerde werken.
Het komt echter vonr, dat diegenen aan wie het bestuur
van den belangrijken Haarlemmerpolder is toevertrouwd geene
maatrcgelen mogen voorslellcn gobaseerd op gunstige omstan
digheden; men moot niet vergeten dat wanneer bet ongeluk
wilde dat, wanneer de Cruquius of de Leegkwater ten gevolge
van het breken van eenig onderdeel der machine buiten wer-
king geraakten, de Lijnden ten gevolge van bet schoonmaken
van ketels slechts eenen bepaalden tijd zou kunnen werken en
bet geval zich zou kunnen voordoen dat juist in den tijd van
de grootste behocflc de bemaling van den polder aan een werk-
tuig moest worden overgelaten.
Zoodanige toestanden moeten worden voorkomen.
Voor alle dingen verlangen de ingelanden zekerheid voor hunne
cigendommen en het is naar men vermeent de pligt van het
bestuur daarvoor te waken.
Van daar het voorstel om de Lijnden te verheteren, waar-
voor trouwens de gelden aangewezen en voorhanden zijn.
De vraag is echter thans welk systema zal men volgen,
dat van den Leegkwaterof dat van den Cruquius.
Het eerste is minder kostbaar, wanneer men ten minste
slechts 2 ketels aaribrengt, het andere is raadzamer.
Wanneer aan den Lijnden twee ketels volgens het systema
van den Leegkwater worden gebouwd, alsdan zal de waterstand
in de bijgebouwde ketels aanzienlijk hooger zijn dan in de
bestaande ketelsdaar de eerste zooveel hooger liggen dan de
laatste, van daar dat de voeding voor de twee verschillende
soorten van ketels afzonderiijk moet geschieden wil men ongc-
lukken, ten gevolge van onachtzaamheid der stokers, voorkomen.
Men zal alzoo verpligt zijn om eene tweedc voedingspomp
tc moeten aanbrengen, bencvens eene tweedo stooinpijp die
van de stoomkamcr, welke boven de bij to bouwen ketels
ligt, den stoom naar den cilinder leidt.
Beide systema's, het oude of thans bestaande bij de aanwe-
zige ketels en hot nieuwe van de zoogenaamde ziederketols
moeten afzonderiijk werken.
In een stoomwerktuig twee stelsels, van daar dubbel toezigt,
en meer kosten.
Voorts verdient opgemerkt te worden, dat het aanbrengen
van twee ziederketels aan den Lijnden eene besparing van
kosten te weeg brengt, welke besparing echter niet opweegt
tegen het voordeel van meerdere stoomruimte, welke men door
het aanbrengen van 4 Cornwalsche ketels verkrijgt.
Het werktuig de Cruquius voldoet in alle opzigten, en hoewe!
men geene overwegende bedenkingen heeft tegen de ziederke
tels, moet in het oog worden gehoudendat bij de minste her-
stellingen daaraan belangrijke kosten verbonden zijn, omdat die
ketels geheel in metselwerk zijn omvat en dus moeten uitge-
broken worden om herstellingen te ondergaan.
Wanneer op deze wijze de stoomwerktuigen zijn in goeden
staat gebragt, dan zullen de kosten daarvan bedragen:
Leegkwater58548.06.
Cruquitis63181.22^.
Lijnden geraamd op57000..
f 178 729 28£.
Daardoor is de bemaling verzekerd, terwijl men in 1860 eene
som van/332000 raamde te moeten uitgeven voor een plan,
waarvoor men geene waarborgen van eenen goeden uitslag kon
aanbieden.
Aldus opgemaakt door Dijkgraaf en Heemraden
van den Haarlemmermeer-Polder, den 15
November 1861.
J. W. M. VAN DE POLL, Voorzitter.
E. W. VAN BPiEDERODESecretaris.
Drukkerij van Bonga C°. Amsterdam.