Haarlemmermeer
Ondeiiinge Waarborg-Maatschappy
GEMEENTE-RAAD.
hoofdc van bet reeds vergevorderd uur zal liij dit tot
eene nadere gelegenheid uitstellen.
De hoofdstukken V, VI en VII worden met alge-
meene stemmen aangenomen.
De geheele begrooting wordt daarna in stemming
gebragt en met algemeene stemmen aangenomen.
De dijkgraaf deelt mede, dat door de vergadering
moet worden vastgesteld het suppletoir kohier van
omslag, voor eenige afgeveende gronden in den Huig-
eloter- en Lisserbroekpolderwelke thans den omslag
moeten betalen dat dit kohier ter visie zal worden ge-
legd en met 15 February aanst. invorderbaar verklaard.
De vergadering hecht hieraan bare goedkeuring.
Thans is aan de orde de benoeming van een lid
der commissie voor "de herziening van het bijzonder
Teglementin de plaats van den heer de Moraaz
Imans. Hiertoe wordt gekozen de heer J. W. H.
Rutgers van Rozenburg, die verklaart zich de
keuze te zullen laten welgevallen.
Omtrent eene aanvrage van den heer Rutgers
van Rozenburg, om dijkgrond in huur te krijgen
gelegen bij de Greveling, ten einde daar turfloodsen
te kunnen bouwen enz.wordt bepaalddat deze
grond, ten grootte van ruim 66n bunder, aan hem
zal worden afgestaan tegen een jaarlijksche huur van
1 cent per vierk. el.
Nog komt ter tafel eene aanvrage van dijkgraaf en
heemradenom aan een werkman aan den Cruquius
voor een hem overgekomen ongeval, in dienst van den
Polderwaardoor hij gedurende veertien dagen buiten
werk geweest is, eene toelage van 12 gulden te ver-
strekken. Hiertoe wordt beslotenwaarna de ver
gadering door den voorzitter gesloten wordt.
Het suppletoir kohier van den omslag, dienst 1861,
door hoofd-ingelanden in hunne vergadering van den
27sten December 1861 vastgesteld en dat ter visie
ligt, behelst de hefting van polderlasten van de door
afveening schuldpligtig geworden gronden. De ge-
zamenlijke grootte bedraagt 19 bunders, 5 roeden
55 ellen, waarvan behooren tot de buitengronden van
den Lisserbroekpolder 8 bunders, 90 roeden, 60 el
len, tot den Lisserbroekpolder 1 bunder, 27 roeden,
50 ellen en tot de buitengronden van den Huigsloter-
polder 8 bunders, 87 roeden, 45 ellen. De in-
vordering der polderlasten a 10 per bunder zal ge-
schieden in een termijnvoor of op 15 February
1862. De bate voor den Haarlemmermeer-Polder
door deze uitbreiding van belastbare gronden bedraagt
alzoo 190.55.
Vergadering van Dingsdag 17 December 1861.
Voorzitter Mr. M. S. P. P a b s t.
Tegenwoordig de leden 'tHooft, Knaap, Ver-
ploegh, van Rijn.Klapwijk envan Vuuren.
De notulen van den 28 November 1861 worden
gelezen en goedgekeurd.
1°. Worden voor notificatie aangenomen
de Staahbladen van 1861, n°s. 100 tot 102;
de Provinciate Bladen van 1861 n°. 90 tot 94.
2°. Nader gelezen het verzoek van A. Domburg,
om vennindering van zijnen aanslag in de honden-
belasting over 1861.
Aangezien uit het ingesteld onderzoek is gebleken
dat de aanslag geenszins abusief is, zoo als de
adressant vermeent, maar dat die wel en teregt is
geschiedwordt besloten dat zijn verzoek zal worden
gewezen van de hand.
3°. Een ter tafel overgelegd suppletoir kohier van
den hoofdelijken omslag voor 1861, wordt met alge
meene stemmen vastgesteld op een bedrag van 64,
en de termijnen van invordering bepaald op den 23
Januarij en den 27 February 1862.
4°. Naar aanleiding van de artt. 22 en 25 der wet
op het armbestuur, wordt met algemeene stemmen
vastgesteld een besluit, houdende vaststelling van het
maximum van onderstand hetwelk gedurende het jaar
1862 aan armen, wier aanvraag is ingewilligdkan
worden verstrekt.
5°. Naar aanleiding eener korrespondentiegevoerd
met de gemeentebesturen van Leimuiden en Rijn-
saterwoudebesluit de vergadering zich tot Z. M,
den Koning te wendenten einde kenbaar te maken
de vele bezwaren welke er bestaan tegen de door het
gemeentebestuur van Leimuiden ingevoerde hefting van
tolgelden voor het passeren van eene brug onder die
gemeeutewelke hefting ook voor vele ingezetenen
dezer gemeente zeer drukkend is.
6°. Ter voldoening aan het verlangen van heeren
Gedeputeerde Statenom het gevoelen van den Raad
kenbaar te maken nopens de vaststelling der jaar-
wedden van den burgemeester, de wethouders, den
secretaris en het bedrag van het presentiegeld der
leden van den Raadwelke jaarwedden in der tijd
voor den tijd van zes jaren zijn vastgesteld ingaande
1 Januarij 1856, wordt na eenige dileberatien be
sloten aan heeren Gedeputeerde Staten te kennen te
gevendatnaar het oordeel van den Raad
a. de jaarwedde van den burgemeester behoort te
worden vastgesteld op 1500;
b. de jaarwedde van de wethouders behoort te
worden vastgesteld op 100 voor elk;
c. de jaarwedde van den secretaris behoort te
worden vastgesteld op/1100: en
d. het presentiegeld der leden van den Raad op
250, voor zoo lang het aantal Raadsleden
niet zal zijn vermeerderd.
7°. Komt in behandeling eene nota van beden-
kingen, gevallen bij heeren Gedeputeerde Staten van
Noord-Hollandop de begrooting voor het jaar 1862,
welke aanmerkingen hoofdzakelijk betrekking hadden
op de post van/150, voor jaarwedde van den op-
zigter voor de gemeente-gebouwenop de post van
2000 voor den aanleg van eene tweede begraaf-
plaats, en op de post van 2000 voor subsidie aan
het burgerlijk armbestuur.
Nadat daaromtrent eenige discussien hadden plaats
gehad, wordt besloten de post van 150 voor opzigt
over de gemeente-gebouwen te verminderen met/50,
en de andere posten, waarop aanmerkingen zijn gemaakt,
te behoudenmaar zoo veel noodig toe te lichten.
8°. Wordt nader in behandeling gebragt het adres
van de afdeeling Haarlemmermeer der IIoll. Maat-
schappij van Landbouw, om toelage voor een veearts.
De heer 'tHooft verklaart er zich tegen om sub
sidie voor een veearts te gevenen voert daarvoor
verschillende redenen aan.
Het lid Verploegh stelt voorom gedurende
twee jaren eene subsidie van 100 te geven, onder
voorwaarde dat de veearts aan het Kruisdorp wone.
Na deliberatie beengt de voorzitter in stemming
het voorstel van het lid Verploegh, waarvoor zich
drie leden voor en vier tegen verklaren zoodat het
nemen van een beslui tot eene volgende vergadering
wordt uitgesteld.
Voor stemden de leden Knaap, Verploegh en
K1 a p w ij k.
Tegen de leden 'tHooft, van Rijn en van
Vuuren.
9°. Wordt besloten om den commies bij de plaat-
selijke belastingenW. Oltmans, eervol ontslag te
verleenen uit deze zijne betrekking, onder dankbe-
tuiging voor de door hem bewezen diensten.
10°, Wordt eene toelage van /10 toegestaan aan
den hoofd-commies J. A. S t r i c k 1 i n gals vergoe-
ding voor de buitengewone kostenverbonden geweest
aan de tijdelijke waarneming van het kantoor Leegli-
water, in Junij en Julij 1861.
11°. Het lid Verploegh herinnert aan de aan-
schaffing van tuigen voor de brandspuiten.
De voorzitter antwoordt dat reeds besloten is om
daarvoor te zorgen.
12°. De voorzitter deelt mede dat door burgemees
ter en wethouders een vierde spuit is in ontvang
genomendat deze tijdelijk is geplaatst in het brand-
spuitenhuis in het ontworpen dorp aan de Venneper-
togt, bij de daar aanwezige spuit, maar dat er
gelegenheid is om die spuit tijdelijk te plaatsen op eene
zeer geschikte plaats nabij Abenes, wat de raad hiervan
denkt, of dat hij eene andere plaats daartoe wil aanwijzen.
Met 5 stemmen tegen 1 (die van het lid K1 a p-
wijk) wordt besloten deze zaak voor alsnog aan te
houden en de spuit te laten waar hij is.
Waarna de vergadering gesloten wordt.
VOORNAAMSTE VOORWAARDEN
VAN EENE OP TE EIGTEN
tegen sterfte van RUNDEREN te IIaaelemmermeek.
Onder dezen titel is dezer dagen een blaadje ver-
spreiddoor den heer B. Lab rijn te Haarlemmer
meer waarbij men tot voorloopige deelneming aan
dit op te rigten Veefonds wordt uitgenoodigd.
De voornaamste bepalingen zijn de volgendeDe maat-
schappij wordt gevestigd en zal hoofdzakelijk werk-
zaam zijn in de gemeente Haarlemmermeer, doch ook
tot omliggende plaatsen kunnen worden uitgebreid.
De deelneming kan alleen geschieden voor runderen
boven het half jaar oud en blijkbaar gezondde
waarde derzelve wordt bij de inschrijving geschat, en
deze schatting wordt tweemaal 'sjaars herzien; eerst
drie weken na de inschrijving is de verzekering van
kracht. Bij het verlies van vee wordt drie vierden van
de waarde, volgens de laatste schatting, vergoed.
Elke maand zal bij procentsgewijzen omslag de ge
vallen schade over de deelhebbers worden verdeeld
en ge'ind. Voor inleggeld wordt 50 cents of/1, naar
gelang van den ouderdom van het rundbetaalden
voor adrainistraliekosten jaarlijks 60 cents per kop.
De maatscbappij wordt onder toezigt van drie com-
missarissen bestuurd door een Directeur (den heer
B. Lab rijn); zoodra voor minstens 300 runderen
zal zijn ingeschreven zal eene algemeene vergadering
worden belegd.
Wij achten het een zeer gelukkig denkbeeldom
het tot stand brengen eener vee-verzekering-maatschappij
te beproeven. Er zijn er in ons land reeds vele op-
gerigt, waarvan verscheidene met zeer gunstig gevolg
werkzaam zijn. Vooral voor den kleinen veehouder,
die door het sterven van een of meer stuks vee dik-
werf een aanzienlijk deel van zijn kapitaal verliest en
veelal de middelen tot weder-aankoop niet bezitkan
zulks een groot voorregt zijn. De onderlinge ver
zekering is daarbij ongetwijfeld de beste en zekerste
wijze, terwijl het tevens wenschelijk isdat de kring
der maatschappij niet te uitgebreid zij en zij zich tot
eene of eenige aaneengelegen gemeenten bepale.
Maar eene waarlijk onderlinge maatschappij heeft meer
vereischten dan alleen het onderling verdeelen der
gemeenschappelijke schade. Zij behoeft onderlinge
overeenstemming omtrent de vast te stellen bepalingen,
onderling vertrouwen onder de deelnemers en veder-
zijds toezigt op de handelingen van het bestuut en
de verzekerden.
Het verzekeren van vee heeft namelijk eene raoeije-
lijkheid, welke bij verzekering voor brand zeeschade
en hagelslag niet of slechts in zeer geringe mate be-
staat. Zij is deze, dat de meer of mindere schade
voor een goed deel afhankelijk is van de meer of
mindere zorg, die de eigenaars voor hun vee hebben.
Men kan zich nimmer tegen alle verlies van vee door
ziekten of ongevallen waarborgen maar het is toch
zeker dat het verlies minder zal zijn bij den rijken
veeboer, die alleen het beste vee koopt of voorname-
lijk zelf fokt, die het goed en rijkelijk voedt en bij
wien het 's winters in ruime goede stallenstaat, dan
bij den kleinen landbouwer, die bij het aankoopen
meer op het geld dan op de goede waar toeziet, die
veelal zijn vee kariger voedt en die dikwerf ook niet
in staat is het zoo goed te verzorgen als hij zelf zou
willen. Er zullen op dezen regel wel uitzonderingen
zijnmaar het is toch zeker niet te ontkennendat
de groote veehouder, bij wien het verlies zich toch
reeds meer gelijkelijk verdeeltminder belang en ook
minder voordeel bij de verzekering heeftdan hij die
slechts eenige runderen bezit. De gegoede veeboeren
zullen echtervertrouwen wijzoo zij overigens de
zaak nuttig achten uit welwillendheid de kleinere vee-
bezitters daarom niet uitsluiten; maar de groote zoo-
wel als de kleine behooren de waarborg te hebben,
dat zij geen schade zullen lijden door slechte oppas-
sing en verzorging van het vee door hunne mede-
deelnemers. Dit is het groote bezwaar, waardoor de
meeste veefondsen of niet tot stand komenof wel te
niet gaan. Gelijk gezegd kan het alleen door onderling
vertrouwen en goede bepalingen worden weggenomen.
Het meest afdoend middel is wel ditdat de toe-
treding tot de maatschappij alleen met toestemming
van eene genoegzame meerderheid der deelhebbers
kan geschiedenen dat het ook mogelijk zij een
deelnemer, die blijken geeft dat hij zijn vee verwaar-
loostvan de verdere deelneming uit te sluiten. Het
is zeker niet gemakkelijk om dit ten uitvoer te brengen
met behoud der zoo wenschelijke goede gezindheid
van alle landbouwers in eene gemeente of streek;
maar het is een levenskwestie voor het goed werken
van een veefonds en het kan daarentegen ook weder
nuttigen invloed hebben op goede verstanhouding tus-
schen de beste en bekwaamste landbouwers en een
prikkel ten goede zijn voor de nalatigen en zorgeloozen.
Dubbel moeijelijk is dit, wij erkennen het, bij de
aanvankelijke oprigting, waarbij het voornamelijk er
op aankomt om deelnemers te vinden voor eene nieuwe
en onbekende zaakwaarvan de meesten de bezwaren
wel inzien, maar de voordeelen nog niet kennen. On-
mogelijk echter, gelooven wij niet. Zoo de heer
Labrijn zich eerst in aanraking stelt met een zeker
aantal groote eu kundige veehouders en daarmede de
kern vormt tot de maatschappijdan kan men daarn
naar meer algemeene deelneming trachten. Het 2
beter met weinigen op goede grondslagen te beginnen
dan met velen op eene wijze, die welligt later zqu