Landbouw.
O V Ca It E S.
Mr. J. F. Bijleveld van Serooskerke,
blijken verkeerd te zijn. De lieer Labrijn is, blijkens
een aan ons gerigt schrijven, ook van gevoelen dat
het vaststellen der bepalingen door de deelhebbers
belioort te geschieden zoodat de gestelde voorwaarden
slechts als een voorloopig ontwerp moeten worden
aaDgemerkt, maar het vaststellen van een goed re-
glement zal ongetwijfeld beter geschieden door een
klein aantal kundige personen, dan wanneer dit bij
meerderheid van een groot aantal voorloopige deelue-
zou plaats hebbenwier inzigten en wenschen van
zelf nog al zouden verschillen. Men kan in het eerste
geval de zaak eens goed overwegen en vooral de onder-
vinding raadplegen van de verschillende veefondsen die
reeds in ons land bestaan, en waarvan ongetwijfeld voor
het inrigten van het reglement veel zal te leeren zijn.
Wij twijfelen toch niet aan de belangstelling van
velen in het plan van den Heer L a b r ij n en het
zoude daarom zeer te betreuren zijnindien zijne po-
gingen niet den gewenschten goeden uitslag hadden.
Het is zeker eveneens eene goede gedachte van hem
dat de maatschappij zich aanvankelijk uitsluitend tot
rundvee bepale; gaat dit goed dan kan zij welligt
later ook tot verzekering van paardeti en andere vee-
soorten worden uitgebreid.
De pogingen tot vestiging van een veearts in Haar-
lemmermeer sluiten zich hierbij op zeer gunstige
wijze aan. De medewerking van een ervaren en regt-
schapen veearts is toch voor een veefonds zeer nuttig
zoo niet onmisbaar. Het is zeer te hopen en te
•verwachten dat dit de deelneming en de ondersteuning
tot het tot stand brengen van deze beide nuttige za-
ken krachtig zal bevorderen. De landbouwers worden
meer en meer overtuigd hoeveel zij door zamenwerking
kuunen bijbrengen tot hun gemeenschappelijk belang
en het welslagen van deze plannen zou daarvan weder
een krachtig en gunstig bewijs leveren.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven:
van 23 December 1861 tot en met 7 Januarij 1862.
GEBORENJakobus, zoon van J. Verweij en H. Prook.
Johan Bernard, zoon van A. C. Benning en A. Goudriaan.
Willem, zoon van G. Eijk en G. van Vliet. Aaltje, dochter
van M. de Groot en M. Zuidland. Petronella, dochter van
J. Bakker en A. van der Hout. Cornell's, zoon van Dirkje
Roeper. Agatha Geertruida en Anna Maria, dochters van
H. Bakker en C. M. Burger. Geertrui, dochter van A.
Snijder en G. Roeland. Melis, zoon van P. Spaans en J.
Hoogstraten. "Willem, zoon van C. BetlemenK. van Eijken.
Maria, dochter van P. Pieters en P. Biesheuvel. Didericns,
zoon van D. Duivenvoorden en S. van Leeuwen. Margje
dochter van K. Oldenburg en W. Meulekes. Jannetje Pietertje,
dochter van M. van Splunter en A. Grooteuboer. Jannetje,
dochter van J. Braak en C. van Tiel. Adriaan Dingeman,
zoon van E. Dol en N. Koster Hendrik, zoon van A. de
Bruin en E. Wekker. Maria, dochter van H. Dekker en
en G. Koedijk. Jan, zoon van L. Goebelen G. Eggink.
Ilermanus, zoon van N. van der Meer en \V. Sabil. Fre-
dricus Eduardus, zoon van T. Blommestijn en E. Heijns.
OVERLEDEN: Jan, oud 11 weken, zoon van L. de Groot
en K. Westmaas. Gerardus, oud 7 maanden, zoon van
G. Kaptijn. Jakobus, oud 1 dag, zoon van J. Verweij en
II. Prook. Maria Soor, oud 45 jarenweduwe van J. van
Weijk. Gerrit Krap, oud 47 jaren, gehuwd met G. Nien-
wenhuizen. Agatha Geertruidaoud 1 dag, dochter van
H. Bakker en C. M. Burger. Dieuwertje, oud 16 maan-
nen, dochter van J. Appelman en G. Weel. Aart, oud
9 maanden, zoon van H. Meijers en L. v. d. Bosch.
Jacobus, oud 10 weken, zoon van A. Suidgeest en C. van
Ruiten. Juo Verbeek, oud 56 jaren, gehuwd met M. A.
van der Leij. Cornelis, oud 2 jaren, zoon van J, Kroon
en M. Zuidervaart. Peter, oud 8 jaren, zoon van E. Dooije-
weerd en N. Vierwind. Catharina, ond 4 jaren, dochter
van G. van der Vlugt cn J. C. Slingerland.
LEVENLOOS AANGEGEVEN: een kind van C. Sleggers en
P. van Dokkum. Een kind van J. de Jong en R. Praters.
ONDERTROUWD: J. Olie met J. van Oudenaarden,
GEIIDWD: Geene.
Het XVII Nederlandsch Landhuishoudkundig
Wij voldoen gaarne aan het verzoek van het bestuur
van het XVIIe Landhuishoudkundig Congres, om de
onderstaande circulaire op te nemen. Wij mogen echter
niet verzwijgen dat wij met leedwezen ziendat men
weder geheel dezelfde wijze van zamenstelling van het
programma van vraagpunten als vroeger volgtwaar
van het ondoelmatige reeds zoo dikwerf werd aange-
toond. Men verkrijgt daardoor eene bonte mengeling
van een overgroot aantal vragen (het vorige jaar be°
droeg dit 158) zonder eenige leidende gedachtewaar
van gewoonlijk slechts weinige voor de behandeling
op een landbouw-congres geschikt zijn. Wij maken
daarvan geen bepaald verwijt aan het tegenwoordig
abestuur. Men kan van het congres-bestuurdat jaar-
lijks verandert, waarvan het meerendeel der leden
gewoonlijk geen landbouwkundigen zijn, en dikwerf
de meesten geen enkel vroeger congres bijwoonden
geene grondige verbeteringen of veranderingen eischen
noch verwachten. Het wordt van zelve genoopt de
handelingen van de vorige besturen zoo getrouw mo-
gelijk na te volgen; maar daardoor wordt eene zeer
groote eenvormigheid en gebrek aan verbetering en
ontwikkeling in de inrigting der congressen geboren,
die voor de goede zaak niet bevorderlijk is.
Het is daarom de vraag, of het niet zeer gewenscht
zou zijndat op het volgend congres eene commissie
werde benoemd tot onderzoek van hetgeen eene meer
doelmatige inrigting van het congres en inzonderheid
van het programma van vraagpunten zou kunnen be
vorderen. Welligt ware ook tot bereiken van dit
doel de vorming van een blijvend comite van eenige
bekwame landhuishoudkundigen eene gewenschte zaak,
hoewel voorzeker de leiding en inrigting van elk bij-
zonder congres hoofdzakelijk even als tot nu toe aan
een plaatselijk bestuur zou moeten worden toever-
trouwd. Men moet voorzeker aan een congres, die
korte bijeenkomst van telkens wisselende leden, geen
te hooge eisehen doen en het wezenlijk nut meer in
hunnen middelijken invloed zoekenhet bevorderen
der kennismaking tusschen landbouwersde ontwik
keling der gevoelens van gemeenschappelijk belang en
de aanleiding om den landbouwtoestand in de ver
schillende streken van ons land te leeren kennen.
Maar niettemin is zeker het landhuishoudkundig con
gres dat thans reeds voor de zeventiende maal bij-
eenkomt, nog voor veel verbetering en ontwikkeling
vatbaar, en vooral is het noodig tot het uitlokken
van een getrouw bezoek van oude congresledendat
niet alleen het verschil in de plaats van bijeenkomst,
maar ook een steeds verjongde frissche levenskracht,
die zich telkens in nieuwer en beter vormen open-
baartdaartoe ieder jaar eenen nieuwen aandrang
biedt. De leden moeten wel den geest vormen
die aan het congres leven en beweging geeft, maar
eene nieuwe organisatie zou tot de ontwikkeling en
krachtige uiting van dien geest voorzeker veel kunnen
bijdragen.
Het Bestuur van het XVIIe Nederlandsch Land
huishoudkundig Congres heeft de eer u mede te deelen
dat het zal gehouden worden te Middelburg, aan te
vangen den 17 Junij 1862.
Wil een Congres geac'it worden de inzigten en be-
langen van den Landbouwenden stand te vertegen-
woordigendan zal daaraan boven alles eene zoo al-
gemeen mogelijke deelneming moeten te beurt vallen.
Daarop is in de eerste plaats van invloed een pro
gramma, rijk in nuttige voor een Congres ter behan
deling geschikte puntenweshalve wij de vrijheid
nemen u ten dringendste uit te noodigen, van uwe
belangstelling in het aanstaande Congres te doen
blijken door het inzenden van Voorstellen of Vraag
punten betrekkelijk
1. Akkerbouw, Veeteelt en Zuivelbereiding
2. Tuinbouw, Houtteelt, Bijenteelt;
3. Land- en StaathuishoudkundeStatistiek, Vol-
kenkunde en Natuurwetenschappen in ver-
band tot den Landbouw;
4. Kolonialen Landbouw
al welke onderwerpenna vooraf een punt van on
derzoek in de verschillende afdeelingen te hebben uit-
gemaakt, op het Congres zullen behandeld worden.
Wij herhalen den door het vorig Congres-Bestuur
geuitten wenschdat u deze uitnoodiging niet zult be-
schouicen ah een gewoon beleefdheids-verzoekmaar be-
paaldelijk als eene opwekking om, zooveel in mo vermogen
ismede te werken tot de daarstelling van een doelmatig
programma, hetwelk wij ons voorstellen in de eerste
dagen der maand Maart uit te geven en zooveel mo-
gelijk te verspreiden.
De voorstellen, welke men in behandeling wenscht
gebragt te zien en de vraagpunten betrekkelijk de
hierboven onder n°. 1 tot en met n°. 3 vermelde
onderwerpen, zullen alzoo voor den 15 Januarij 1862
bij den Secretaris van het Congres worden ingewacht
terwijl men vriendelijk verzocht wordt de inzending
van die, welke met den kolonialen Landbouw in ver-
band staanzoo veel mogelijk te bespoedigenten
einde het daarvoor afzonderlijk vast te stellen pro
gramma bij tijds in de Kolonien te kunnen verspreiden.
In verband tot het welslagen van dit Congres
neemt het Bestuur de vrijheid u uit te noodigen om,
tegen betaling eener contributie van 2,(waaronder
een exemplaar van het Verslag van het XVIIe Con
gres begrepen is) tot het Lidmaatschap toe te treden
en het Congres met uwe tegenwoordigheid te vereeren
opdat ook deze bijeenkomst, te houden in eene bijna
uitsluitend landbouwende en in dit opzigt vooral nog
voor velen onbekende Provincieeven als de vroe-
geren, door eene talrijke opkomst van leden uit ver
schillende oorden des lands aan haar doel kuuiie
beantwoorden. Het Bestuur van het XVIIe Nederlandsch
Landhuishoudkundig Congres
Mr. B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis,
le Voorzitter.
Mr. A. M. Becius. 2<= Voorzitter.
Mr. W. PH. Vis.
Mr. N. C. Lambreciitsen van Rittiiem,
Pemingmeester.
Jhr. A. W. Teding van BeRkhout.
Mr. G. N. De Stoi'PELAAu Secretaris.
Hoe aanzienlijk een personaadje in Haarlemmer-
meer Mr. J. P. Amersfoordt ook zijtoch gaan
zijne eischen wat al te ver, wanneer hij verlangt
dat bij alles wat in die zoo aanzienlijke gemeente ten
algemeenen nutte wordt beraamd, zijne belangen en
zijne wenschen allereerst in aanmerking zullen geno-
men wordenen dat het al of niet ten uitvoer brengen
van die plannenvan zijn goeddunken zal afhangen.
Zulke hooge personaadjes kent, althans erkent men
in Nederland gelukkig niet. Wanneer hij klaagt
dat uit de gemeentekas van Haarlemmermeer betaald
worden brandspuitenscholeneen kerkhofveld-
wachters en harddraverijenwaarvan hij geen dienst
heeft of waarin hij geen belang stelt, dan zijn er
duizende anderen in de gemeente die van dat alles
wel nut hebbenen de billijkheid brengt dan mede
dat het belang van die alien meer geraadpleegd wordt
dan het goeddunken van Mr. Amersfoordt alleen.
Al is Mr. Amersfoordt de hoogstbelaste in de
gemeentedaarom heeft hij nog geen regt om uit te
roepen: „handen uit mijn zakken", wanneer 't eene
bljdrage geldt uit de gemeentekas ten behoeve van
een' veeartswant waarlijkde gemeentekas en de
zakken van Mr. Amersfoordt zullen wel eeuwig
en altoos twee gansch en al verschillende zaken blij-
ven. En zal 't niet een luttel penningske zijn, dat
Mr. Amersfoordt in die subsidie zal hebben te
dragen? Daarenboven klage hij er niet over de hoogst
belaste in de gemeente te zijn; immers het belasting-
stelsel van Nederland is hoofdzakelijk op de leest van
verteringsbelastingen geschoeid, en wil Mr. Amers
foordt nu minder aan belastingen opbrengen dan
leve hij zuiniger en de zaak is gevonden; hij heeft
ze dus geheel in zijne eigene magt.
Vooral echter spreke hij niet uit de lioogte over
de leden van den raad der gemeente, omdat het be-
drag der belastingen die zij aan de gemeentekas opbren
gen kleiner is dan hetgeen hij daaraan voldoet. Want
ten eerste bedenke hij, dat de belastingen betaald
moeten worden uit de inkomstenen nu zal allerwaar-
schijnlijkst menig raadslid vrij wat meer gemeente-
lasten betalen in verhouding tot zijn inkomen, dan
Mr. Amersfoordt; en ten tweedeis het al eeno
barbaarsche eisch om te verlangendat alleen de
lui die het meest aan de belasting betalen in den
lande, in de besturen zullen zitten.
Wanneer Mr. Amersfoordt dat stelsel eens op
het polderbestuur van den Haarlemmermeer-Polder
wilde toepassenwelk een omkeer zouden wij dan
daar moeten zien!
Evenwelwij houden deze geheele redenering maar
voor eene aardigheid, hetgeen te meer blijkt, uit hetgeen
Mr. Amersfoordt nopens het belastingwezen in
Engeland zegt, als zouden de buurtcommissien bij
de inkomsten-belasting willekeurig het cijfer bepalen
dat een ieder moet voldoen, want hij weet te goed,
dat gedurig en gedurig die cijfers in hooger beroep
worden gewijzigd. En evenmin kan hij het in ernst
meenen dat de kerkelijke fondsen, voornamelijk uit
de kerkbelasting bestaande, en waaruit bijdragen be
taald worden voor scholen kerkgebouwenenz.vrij-
willig worden opgebragt. Alleen de aardigheid, die
daarbij veelal met de kwakers voorvalten die hem
immers zoo goed in Engeland te huiszeker bekend
is, leert hem het tegendeel. Evenzeer zal hij niet
willen volhouden dat de brand-assurantie-maatschap-
pijen in het brandwezen van Engeland voorzienmaar
erkennen, dat ieder kerspel zijne eigene spuit heeft
en de assurantie-maatschappij nog eene brandspuit
daarenboven, tot grooter zekerheid van zich zelve.
Waarom echter dat alles dan toch als in ernst
verteld? Men moge de aardigheden van Mr. Amers
foordt op St. Nicolaas, ter vervrolijking der ge
meente, toejuichen, maarniemand zal de kwestie
van het gemeentelijk subsidieren van een veearts als
eene aardigheid beschouwen. De ronsebons spele
waar die past, maar het verstand spreke waar zaken
van ernst behandeld worden. Alias II.