WEEKBLAD van r 1862. Vrijdag, 24 January. Derde aargang. Rijnland \\NW/' A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. Abonnementen HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. HAARLEMERMEER, worden aangenomen bij de Boekhandelaara C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam J. J. VAN BREDERODE,Ilaarlem, bij den Heer BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Prijs is 6,— in het daar. Elke 3 Maanden wordt over 1,50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts. behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco gescbieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. Voorstel omtrent de A.mbachten. Art. 195 van het Keglement van Rijnland legt aan de Yereenigde Vergadering de verpligting op om binnen edn jaar na hare eerste zitting aan de Pro- vinciale Staten van Zuid- en Noord-Holland een voor- stel te doen omtrent de thans in Rijnland aanwezige waterscliappen genaamd Ambachten. Door de Yereenigde Yergadering werd bij besluit van 18 Augustus 1859 eene Commissie benoemd om haar te dezer zake van advies te dienen. De heereu H. C. J. Iioog, P. L. P. Blusse, J. van der Breggen Pz. en J. W. S. Roeloffs bebben thans bij missive van 26 December 1 861 den uitslag van het onderzoek der commissie medegedeeld in eene ontwerp-missive, met daarbij behoorende ont- werpen van provinciale verordening welke zij voor- stelt dat door de Yereenigde Yergadering aan Gede- puteerde Staten van Zuid- en Noord-Holland worde gerigt. Die ontwerp-missive luidt als volgt Art. 195 van het reglement van Rijnland legt ons de verpligting op om aan de Provinciale Staten van Zuid- en Noord-Holland een voorstel te doen omtrent de thans in Rijnland aanwezige waterscliap pen, genaamd Ambachten. Dat aan die verpligting tot heden door ons niet werd voldaanis alleen te wijten aan den ernst waarmede wij meenden dat onderwerp te moeten behan- delen, en den tijd voor ernstige behandeling gevorderd. „Zoowel hetgeen de beraadslaging van beide Sta ten over gemeld artikel kenschetste, als de opheffing der ambachten in het naburige Delfland, riep ons, eer een voorstel aan de Provinciale Staten kon wor den gedaantot onderzoek der vraagof opheffing dan wel het voortbestaan der ambachten en hunne besturen aan te raden zij? terwijl, bij beantwoor- ding dier vraag in eerstgemelden zinde meest doel- matige wijze van opheffing, of, bij hare beantwoor- ding in laatstgemelden zin, de meest doelmatige wijze eener nieuwe inrigtingeen punt van onderzoek ifloest worden. Om de opheffing aan te raden kwam het ons toch niet voldoende voor, dat de ambachtsbesturen, waar zij nog bestaanverouderde instellingen zijndie reeds een deel hunner vroegere werkzaamheden ver- lorendat hunne bezoldigingen op vele plaatsen bui- tensporig kunnen heetendat zij zich hier en daar door misbruiken kenschetsen en dat van vele inge- landen een kreet over hunne overtolligheid uitgaat maar werd onzes inziens vereischt, dat die overtol ligheid ten aanzien van elk ambachtsbestuur op grond van den aard zijner overgebleven werkzaamheden over- tuigend zij gebleken. „De werkzaamheden der ambachtsbesturen bepalen zich thans tot het beheeren van sommige werkenen het drijven van schouw over wateren en wegen door anderen onderhouden, terwijl de kosten van on- derhoud der werken en het beheerloon worden omge- slagen over de landen in het ambacht gelegen. De overtolligheid der ambachtsbesturen kan mits- dien alleen dan aangenomen wordenwanneer de werken en schouwen blijkenuit den aard der zaak meer tot het beheer of de waarneming van andere besturen te behooren, en, zonder eenig nadeel hetzij voor den algemeenen waterstaat van Rijnland hetzij voor dien van een zijner deelen in het bijzonderaan anderen opgedragen of overgeldten te kunnen worden. „Of dit het geval is, kan ten opzigte van elk ambacht alleen blijken uit een naauwkeurig onderzoek van den aard en omvang der door dat ambacht on derhouden werken en gedreven schouwen. „Dat onderzoek is ten aanzien van elk ambacht door ons met naauwgezetheid ingesteld. Het heeft bij ons tot de bevinding geleiddat werkelijk op geringe uitzondering naoveral werken en schouwen of betrekking hebben op den algemeenen Rijnland- schen boezem en dien ten gevolge uit den aard der zake tot het algemeen beheer van het Hoogheemraad- schap behooren of als van gemeente-belang uit den aard der zake aan de gemeente-besturen behooren te worden overgelaten terwijl bovendien enkele wer ken als uitsluitend van belang voor eenen bijzonde- ren poldertot diens beheer behooren. ,,De geringe uitzondering op die bevinding, straks bedoeld beperkt zich 1°. tot werken van weinig omvang onder Soeter- meer, Zegwaart en Stompwijk. Dier beheer kan even- wel gevoegelijk aan een bestuur uit de daarbij be- langhebbende polders worden opgedragenen 2°. tot de zorg voor de gemeene omringing van Oegslgeest. Daar toch vinden vier zeer kleine polders en eene grootere uitgestrektheid oningepolderde lan den in gezegde omringing en onderscheidene sluisjes eene bijzondere beveiliging tegen den Rijnlandschen boezem welke evenzeer als de afwaterende kanaaltjes eene zorg van bloot plaatselijken aard vereischen. Die zorg kan aan een bijzonder bestuur dier omrin ging worden opgedragen. ,,Deze bevinding moest tot de overtuiging leiden, datde ambachtsbesturen inderdaad overal overtollig zijn. Zooioel het belang der ingelanden wier gelden niet ten behoeve van overtollige bestuurs-kosten aan de nijverheid mogen worden onttrokkenah de goede orde in ons Iloogheemraadschapwelke medebrengt, dat de werken worden beheerden de schouwen ge dreven door hen tot wier werkkring uit den aard der zake een of ander behoortschijnen mitsdien de op heffing te gebieden. „Na deze beslissing van de vraag der opheffing bleef die omtrent de meest doelmatige en billijke wijze, waarop zij tot stand konde komenover. De overbrenging der schouwen bij de besturen van Rijnland en gemeenten scheen geene de minste moei- lijkheid op te leveren. Bij het verdwijnen der am bachten of bij ontheffing der ambachtsbesturen van de verpligting tot schouw drijvenscheen die verplig ting ten aanzien van hetgeen tot Rijnland's boezem behoort uit kracht van het Reglement van Rijnland en ten aanzien der wegen uit kracht van de gemeente- wet aan het dagelijksch bestuur der gemeente, waarin zij gelegen zijn van zelve te vervallen. De overbrenging van het beheer der werken had daartegen hare eigenaardige moeijelijkheid. Zij draagt in zich om overbrenging van den last der voorziening in de kosten van onderhoud op hen, namens wie dat beheer zal worden gevoeid. Het moge billijk zijndat die kosten komen ten laste van hen, namens wie het beheer, waartoe de werken uit hunnen aard behooren, gevoerd wordt, en daarom onbillijk dat anderen daarmee belast zijn zulks neemt niet weg, dat, zoo in strijd daar- mede, gelijk hier, die kosten sints onheugelijke tijden ten laste van anderen (de ingelanden van een ambacht) zijn geweesten thans in het belang eener behoor- lijke orde van zaken en ter vermijding van overtol lige kosten van beheerhet onderhoud overgebragt wordt op anderenhet niet minder onbillijk schijnt die overbrenginghoe gepast zij ook overigens zij te gedogen zonder de oude onderhoudpligtigen te nopen eene tegemoetkoming aan de nieuwe onder houdpligtigen uit te keeren in den onderhoudslast. De eersten hebben hunne landen onder dat bezwaar gekochten op de laatslen komt hethoe eigenaardig ook, toch nieuwlings te drukken. Bovendien zou ten aanzien van werken, wier onderhoud aan gemeenten vervalt, zoo zulks zonder tegemoetkoming geschiedde, door vele gemeenten niet dan hoogst bezwaarlijk in het onderhoud kunnen worden morzienen dientengevolgedaar die werken meestal wegen zijneene hoogst nadeelige verachtering der communicatie-middelen worden ge- boren. Aller belang vordert dat dit worde verhoed. Uit dien hoofde vermeenen wij, dat, bij de op heffing der ambachtendoor deze eene tegemoetkoming behoort te worden uitgekeerd aan hendie met het onderhoud hunner werken voortaan zullen worden belast. Het bedrag dier tegemoetkoming moet als het ware het midden tusschen beide onbillijkheden houden. Eene tweede moeijelijkheid betreft het feitdat onderscheidene ambachten met schnldengrootere of kleinere, dikwerf jaarlijksche bijdragen, soms aan elkander zijn bezwaarddie gekwetenof ook bezit- tingen hebbendie te gelde gemaakt moeten worden. Eindelijk doen zich bij onderscheidene ambachten onderscheidene bijzondere omstandigheden op, die, werde daarin niet op doelmatige wijze voorzien, bij of na de opheffing tot verschillende moeijelijkheden aanleiding zouden kunnen geven. Het is ons voorgekomen dat geene opheffing be hoort plaats te hebbenzonder dat bij de verorde ning, die haar uitspreektde middelen worden aan- gegeven, door welke iedere moeijelijkheid, die zich kan opdoen, hare oplossing zal vinden. Het ging onzes inziens niet aan die oplossing ongewis te doen zijn door haar aan de toekomst over te laten. De verordening zelve dient daarin te voorzien. Het is niet voldoende af te schaffen wat verouderd is. Eerst moet een nieuwe toestand volledig zijn ontworpen en in den overgang van den ouden tot den nieuwen toestand even volledig zijn voorzien. Dit doel hebben wij trachten te bereiken door de ontwerp-verordening met bijgevoegden staat, welke als Bijlage I bij deze onze missive is gevoegd. Zij brengt onder de oogen Uwer collegien een volledig plan van opheffing aller ambachten en ambachtsbe sturen. Ontworpen met het oog zoowel op hetgeen aan alle ambachten gemeen isals op hetgeen tot de eigenaardigheid van een of meerderen hunner be hoort en aan dat alles op nieuw getoetstwordt zij door ons in staat geaclit om overal tot regelmatige billijke opheffing te leiden en een nieuwen ordelijken toestand te scheppen. „De hoofdbeginselen van het plan zijn: 1°. het komen tot de ontheffing der ingelanden voor altijd van overtollige bestuurskosten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 1