42 DE MAATSCHAPPIJ CONCORDIA. jl Onlangs is opgerigt geworden eene onderlinge waarborg-maatschappij tot schadevergoeding wegens verlies van runderen aan de besmettelijke longziekte, de kosten van inenting en gevolgen daarvanonder den naam Concordia. Zij staat onder beseherming van Z. K. H. Prins Ilendrik der Nederlanden. Directeur is de heer J. P. Barends te Baarn (provincie Utrecht), ahvaar de maatschappij gevestigd is. Koramissarissen zijn de heeren H. A. van den Wail Bake, Itijks-munt- meester te Utrecht, G. D. Duuring te Breukelen A. Walraven Pisler te Zeist, E. L. baron van Plardenbroek van Lockhorst, grondeigenaar te Leusden nabij Amersfoort, H. Pen, notaris te Baarn, Mr. W. J. Booyaards van den Ham te Utrecht en Dr. P. H. J. Wellenbergh, direk- teur van 's Rijks-veeartsenijschool te Utrecht. De werkkring strekt zioh uit tot de provincien Utrecht, Noord- en Zuid-PIollandGelderland en Noord- Braband. Het komt ons voor dat deze maatschappij op zeer goede grondslagen steuut, terwiji de namen van hee ren kommissarissenmeest alle personen grondig met de landbouwbelangen bekend, dit goed vertrouwen zeer versterken. De hoofdbepalingen van het reglement, den 8 Fe bruary 1862 vastgesteld in eene vergaderin°" van voorloopige deelnemers, te Utrecht gehouden, zijn de volgenden Ieder veehouder (geen veehandelaar zijnde), in de genoe'mde provincien woonachtig, kan deelnemen in de verzekering. Men moet echter voor al zijne runderen, boven het half jaar ouddeelnemen. De schatting geschiedt van wege de maatschappij en wordt jaarlijks hernieuwd. Bij verlies wordt vier vijfden van de waarde, welke het vee in gezonden toestand zou heb- ben gehad, vergoed. De inenting is verpligtend, zij geschiedt van wege de maatschappij en eerst na het verrigten daarvan is de verzekering van kracht. De schade ten gevolge der inenting wordt vergoedech ter niet het gemis aan gemaak, verlies van kalveren of andere bijkomende omstandighedenhet verlies van den pluim uitgezonderd. Als inleg betaalt men 1 tot hoogstens 2.50 voor elke verzekerde f 100, welke echter bij het wettig verlaten der maatschappij wordt teruggegeven. De jaarlijksche administratie- kosten bedragen 40 cents van elke verzekerde/100; de schade wordt eenmaal 'sjaars omgeslagen over de deelhebbers naar den maatstaf van het bedrag, waar- voor elk verzekerd is. Tot agenten zullen inzonderheid veehouders, vee- artsen of andere deskundige personen worden aan°-e- steld. In iedere gemeentealwaar zich tien deelhebbers bevindenzal door en uit die deelhebbers een gede- puteerde gekozen worden, om voor het goed nako- men der bepalingen te zorgen voor de belangen der deelhebbers te waken en toezigt op de handelingen der agenten uit te oefenende gedeputeerden houden daartoe elke drie maanden eene vergadering met het be'stuur. Zij verrigten de taxatien of wonen die bij en teekenen al de verklaringen omtrent het ontstann der ziekte, de proces-verbalen van schatting en ver- koop enz. Naar onze meening zal de maatschappij bij ruime deelneming zeer gunstig kunnen werken en door de verpligte inenting voorzeker veel kunnen bijdragen tot de beteugeling der longziekte; zoodat zij welligt Op die wijze met een edelen en gewenschten zelf- moord zal eindigentenzij zij liever het leven be- houdedoor in dat geval de verzekering tot andere ziekten of veesoorten uit te breiden. Wij hebben laatst voor veeverzekering onze voorkeur gegeveii aan het oprigten van plaatselijke maatschap pijen wegens het zoo noodige onderlinge vertrouwen en het moeijelijke van het vereischte toezigt. Wij ne men het gezegde niet terug, doch dit bezwaar is zeker minder groot bij eene verzekering alleen voor long ziekte, waarbij verlies door verwaarloozing of slechte behandeling van het vee alzoo minder te wachten staat wijl deze ziekte de stallen van den zorgvuldigen veehou der evenmin als die van den nalatigen eigenaar spaart. Daarbij komt het ons voor, dat het aanstellen van gedeputeerden een zeer goed denkbeeld iswaardoor bij goede regeling en keuze van personen welligt de meeste moeijelijkheden', die het vereischte toezigt en Sen waarborg tegen kwade trouw van agenten of deelhebbers opleveren, kunnen worden weggenomen. Het inleggeld en administratieloon zijn matig gesteld. De meeste bepalingen zijn doelmatig en niet te be- zwarend. Met eene echter kunnen wij ons zeer slecht vereeuigen, Het is deze dat men verpligt is voor vijf achterficjivolgende jaren deel te nemeu. Wij vreezen dat dit eene uitgebreide deelneming zeer in den weg zal staan, en moeten ook het bezwaar bil- lijken om zich voor zoo geruimen tijd bij eene geheel nieuwe inrigting te verbinden. Het komt ons voor daarbij eene geheel onnoodige bepaling te zijnwordt de deelneming te bezwarend, dan zal men zich door het verlies van zijn inleggeld niet laten terughouden om zich toch te onttrekken; werkt daarentegen de maatschappij met goed gevolg, dan zal zij deze band niet behoeven om zich de blijvende deelneming te verzekeren. Ook de bepaling dat men het vee°niet bij andere maatschappijen mag verzekerenkomt ons ondoelmatjg yopr, wijl men dan aan eene maat schappij, die voor alle ziekten verzekert, de voor keur zal geven; terwiji, zoo men dit vrijlaat, de werkkring der Concordia zeer doeltreffend door kleine plaaiselijke vereenigingen tot verzekering tegen de andere veeziekten kon worden aangevuldwelke nu juist dikwerf door het hevig heerschen der long ziekte in eene beperkte streek met ondergang worden bedreigden zij bij verzekering tegen afZe°schaden zeker de voorkeur boven groote maatschappijen ver- dienen. Het tarief voor de veeartseu isnaar ons oordeelte laag gesteld. Men betreurt het steeds verminderend getal der veeartsen en het verlaten van het vak door veleu van hen, maar een eerste hulp- middel daartegen is voorzeker behoorlijke betaling van hunne dienstenzoodat zij daarin een bestaan over- eenkomstig hunnen stand in de maatschappij kunnen vinden, en eene Maatschappij als deze zou daarin met een goed voorbeeld moeten voorgaan. Het is echter ondenkelijk, dat men bij eene nieuwe zaak een reglement ontwerpe, dat aan alle vereischten voldoet; de leemten leert men eerst bij het in werking zijn kennen en zij kunnen dan ook het best door beter en doelmatiger bepalingen vervangen worden. Vooral bij deze maatschappij, waar zulk eene goede inrigting bestaat om de belangen der deelhebbers te leeren kenneu en te raadplegen, waar mannen aan het hoofd staandie reeds talrijke bewijzen van hun nen ijver en kunde in de bevordering der belangen van den landbouw hebben gegevenmag men met alle vertrouwen verwachten, dat zij zich naar den eisch van het belang harer leden vervormen zal, waar zulks mogt blijken noodig te zijn maar daarom achten wij het dubbel wenschelijk dat men op de bepaling cener verpligte deelneming gedurende vijf jaren terugkome, wijl dit welligt velen tot schade van henzelven zal terughouden om deel te nemen aan eene inrigting, die bij ruime toetreding van leden onder een goed bestuur ongetwijfeld van zeer goeden invloed op de welvaart van den landbouwenden stand in deze provincien zal kunnen zijn. wijl men daardoor de oorzaken van de vruchtbaar* heid of onvruchtbaarheidvan de uitputting en het herstel van de uitputting der gronden kan nagaan, en dit toch de grondslag is waarop de kunst van landbouwen voornamenlijk berust. Iletgeen nu daaromtrent door de landbouw-schei- kunde van den laatsten tijd is ontdekt, is zoo ge- wigtig en leidt tot zulke gewigtige uitkomsten, dat men gerust kan stellendat daardoor de landbouw een geheel nieuw tijdperk is ingetreden en voor het eeist een wetenschappelijken grondslag heeft verkregen. In vroeger tijd sehreef men de vruchtbaarheid van den grond aan eene zekere grondkracht toe, die in den eenen grond in grootere hoeveelheid aanwezig was dan in den anderenwelke door de teelt van ge- wassen werd uitgeput en daarentegen door het mesten, het braken en het in weide liggen van den grond weder werd hersteld; de vruchtopvolging moest der- halve zoo zijn ingerigtdat de uitputting en het her stel der grondkracht in evenwigt bleven hetgeen men verkreeg door het afwisselen van de uitputtende ge- wassenals granenhandelsgewassen enz.met zoo- genaamd verbeterende gewassen als de klaver, of door den grond te braken of eenige jaren als weiland te gebiuiken. Men meende echter dat, zoo die opvol- ging goed was ingerigt, er geene uitputting van den grond was te vreezen, en men, mits natuurlijk de op de boerderij gemaakte mest ook weder op het bouwland werd gebragt, steeds gelijke opbrengsten konde verkrijgen. loen men eenige kennis van echeikunde begon te verkrijgen en begreep dat het groeijen der plant even als van het dier sleclits ten gevolge van het opne- men van voedingsstoffen Jean gesehieden kwam men tot het denkbeeld dat de humusdat is die zwarte LANDBOUW-SCHEIKUNDE. Er is geene wetenschap, die in den laatsten tijd zoo grooten invloed heeft uitgeoefend op alle lakken van nijverheid en waarvan de toepassing zoo krachtig heeft bijgedragen tot de vermeerdering der algemeene welvaart, dan de scheikunde. Zij ieert ons de za- menstelling kennen van al de stoffelijke voorwerpen die wij voor onze verschillende behoeften noodig heb ben en daardoor de goedkoopste en eenvoudigste wijze om ze te vervaardigen. Alle uitvindingen en verbeteringendie vroeger meer het gevolg waren van toevallige ontdekkingen of van eene zeer lang- zame en moeijelijk verkregen ervaring, zijn thans bijna steeds de uitkomst van het wetenschappelijk onderzoek en het gebruik maken van hetgeen de scheikunde omtrent de eigenschappen dier verschil lende stoffen heeft aan het licht gebragt. In meest alle fabrieken heeft men dan ook tegenwoordig aan- houdend de hulp van scheikundigen noodig, om raad te gevenomtrent de wijze waarop de fabrikatie moet plaats hebbenom betere of goedkoopere bereidings- wijzen op te sporenof om de deugdelijkheid der ver schillende grondstoffendie men gebruikten van het verkregen fabriekaat door de seheikundige ontlediiig te onderzoeken. Ook nan den landbouw heeft de scheikunde reeds groote diensten bewezen doch de landbouw-scheikunde is nog eene zeer jonge wetenschapzoodat in de toe- komst nog veel belangrijker uitkomsten van hare toe- passing op de praktijk van den landbouw kunnen verwacht worden. Niettemin heeft zij reeds veel licht verspreid over een ondenverpwaaromtrent men vroeger hoegenaamd niets wist en alzoo slechts gissingen of vooroordeelen hadnamelijk de voeding en den groei der planten. Het is duidelijk van hoe groot gewigt het is om de voorwaarden van den plantengroei te leeren kennen, aardachtige massadie bij het verrotten of vergaan van dierlijke en plantaardige stoffen acbteiblijfthet ware voedsel der planten was. Hoe meer humus een grond bevattedes te vruchtbaarder was deze. Die humus werd door de bemesting vermeerderdde plantenstoffen werdenmeende men, bij het doorgaan van het dierlijk ligchaam zoogenaamd verdierlijkt en daardoor tot de plantenvoeding geschikt. Men had dikwerf ook de goede werking van kalk en aseh als bemesting gezien doch wist die niet te verkla- ren dan door het denkbeeld dat daardoor de grond warmer werd of de planten geprikkeld werden om meer voedsel op .te nemen. Meer wist men van de zaak niet, voor de leer der scheikunde hierover een nieuw licht wierp. De schei kunde, die den naam van wetenschap verdient dag- teekent eerst van het laatst der vorige eeuw en is alzoo nog zoo oud niet. De ontdekking der zuurstof door Lavoisier leidde destijds tot de kennis, dat al de stoffelijke voorwerpen zonder onderscheid slechts uit een zeker aantal (ruiin zestig) enkelvoudige stoffen zijn zamengestelddie voor geen verdere onlleding of scheiding in verschillende stoffen meer vatbaar zijn. Slechts eenige van die enkelvoudige stoffen, elemen- ten genaamdkomen somwijlen als zoodanig in de natuur voortb. v. het ijzer de zwavelmaar alle andere komen steeds in verschillende verbindingen voor. Behalve de metalenzijn bijna al de voor werpen, die wij gebruiken of rondom ons zieu za- mengestelde ligchamen. De scheikunde is de kunst om die ligchamen in hunne elementen te leeren scheiden en alzoo hunne zamenstelling te leeren ken nen. Zij heeft daarbij aang'etoond dat de stof, de elementen, waaruit de voorwerpen bestaan, nimmer vernietigd wordt, maar steeds blijft bestaan, en dat alzoo al de veranderingendie de voorwerpen onder- gaan slechts veranderingen van vorm zijnmaar dat er geen nieuwe stof wordt voortgebragt noch stof ver- gaat. Bij het verbranden, het vergaan of het verrot ten gaan wel de voorwerpen verloren maar niet de stof waaruit deze zijn zamengesteld het meerendeel daarvan neemt den gasvorm aan en wordt daardoor voor ons oog onzigtbaar; maar dit is geene vernie- tiging het is even als het water dat verdamptdat daardoor ook door ons oog niet meer te ontdekken is maar later als regen of daauw weder te voor- schijn treedt. Dit niet vergaan van de stof is ook de grond slag waarop in hoofdzaak de landbouw-scheikunde berust. De voeding en wasdom der dieren en de groei der planten zijn ook slechts seheikundige wer- kingen of vormveranderingen. De dieren nemen door hunnen mond en longen de planten door hunne wor- tels en bladeren verschillende stoffen in zich opdeze worden door hen verwerktdat is enkele bestand- deelen of elementen worden in het ligchaam van het dier of in de plant vastgelegd en de andere worden weder uit het ligchaam of de plant verwijderd. Der-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2