MTEirara IIAARLEMMERMEER-POLDER Verkooping van Landbouw. - ken van meeren en moerassen, het inpolderen of bedijken van gronden aan de zee ontwoekerd, heeft in ons land voor den kapitalist en voor mannen van eenen ondernemenden geest steeds groote aantrekke- lijkheid gehad. Het geeft eene bijzondere voldoening om iets te kunnen scheppen, vooral als men daarbij een blijvend werk tot stand brengtdat ook na ons blijft bestaan, en dat door den tijdin plaats van in waarde te verminderen, zoo als met zoovele onzer kunstwerken het geval is, integendeel voor ons na- geslacht steeds rijker vruehten draagt. Dit is vooral met scheppen van land het geval; "bij het welgeluk- ken eener onderneming is het dan ook eene verheffende gedachte, om rijke korenvelden en vruchtbare wei- landen te hebben voortgebragtwaar vroeger de gol- ven bruisehten, een eentoonig kale heidevlakte zich aan het oog vertoonde, of wel een moeras door zijne schadelijke uitdampingen de gezondheid uit zijne om- geving verdreef. Eeeds sints vele eeuwen heeft men in ons land zich dan ook voornamelijk toegelegd op het uitbreiden en verbeteren van eigen grondgebiedja er is welligt geen plek op de geheele aarde te vindenwaar zoo- veel geld en arbeid aan den grond is besteed als in onze zeeprovineien. Het zeggendat de Hollanders den grond dien zij bewonenzelven hebben gescha- penis waarlijk geen dichterlijke overdriving. A ooral in den tijd toen onze zeehandel zoo bui- tengewoon bloeide en de kooplieden van Amsterdam grooten rijkdom verkregenwerd in het vroeger zoo waterrijke Holland eene groote uitgestrektheid gron den drooggemaakt en in kultuur gebragt, Destijds bestond gelukkig de Amsterdamsche effektenbeurs nog niet en de overwinst van den handel werd in nuttige nijverlieids-ondernemingen in ons eigen land, of tot verfraaijing van steden en buitenplaatsen besteed, in plaats om zoo als nu in blikken trommels te berus- ten, in vorm van papieren die slechts de bevvijzen zijn dat het geldhetwelk zij heten waard te zijn reeds lang geleden voor verdelgende oorlogen en an- dere nuttelooze uitgaven is besteed gewordenwaar niets van is overgebleven dan de zware en belem- merende belastingendie tegenwoordig ieder land moet opbrengen. Niettemin is de zucht tot landaanwinning in ons land nog volstrekt niet uitgedoofd, en ieder weet welke grootsche werken in dit opzigt ook in deze eeuw zijn tot stand gekomen. Doch als men die voorliefde ziet om kapitaal en arbeid aan zulk een nuttig en edel doelals het ver- grooten en verbeteren van het vaderlijk erf is, te besteden, dan is het eene bedroevende gedachte, dat slechts zeer weinige van die ondernemingeu winst- gevend zijn gevveest, voor hen die den arbeid aan- vingen en in de meeste gevallen eerst het volgend geslacht daarvan, maar dan ook ruimschootsde voor- deelen genoot. De laatste tijd heeft hier ook verschil- Iende zeer treurige voorbeelden van opgeleverd, maar in vroeger tijd schijnt dit evenzeer veelvuldig het geval te zijn geweest. Althans Cats zeide reeds: Daar zijn er veel geweest, die hebben willen dijken Maar liefiben voor de zee met schade moeten wijken, Zoodat bun have en goed, ja hunne gansche magt, Is door een zwakke dam heel in de zee gebragt. Maar hoewel enkele personendaarbij dikwerf veel geld, ja soms hun geheele fortuin hebben verloren zoo is niettemin het algemeen daardoor zeer gebaat geworden, want voorzeker zijn er van de in vroeger tijd ingedijkte en drooggemaakte gronden weinige die niet ruimschoots thans de renten afwerpeu van het kapitaal dat aan dezelve is besteed. Dit is een groot voordeel van het land aanwinnen boven fabrieken en vele andere dergelijke ondernemingen. Indien deze laatste slechte rekening gevendan is ook het kapi taal voor goed verloren; doch het land, als althans de onderneming goed is aangelegdwerpt toch een- maal, zij het dan ook niet voor den eersten onderne- mer, goede renten af. Het bewijst dus wel hoe groot de lust daartoe is, als men niettegenstaande zoo vele teleurstellingen toch weer nieuwe ondernemingen ziet aanvangen. Men meent steeds wijzer te zijn dan zijn voorganger de fouten te wetenwaardoor de vroegere onderne mingen verlies in plaats van winst gaven, en in goed vertrouwen dat men ditmaal beter uitkomsten zal verkrijgen vangt men den arbeid aan. Het is voor zeker gelukkigdat de ondernemingsgeest alzoo niet is uitgedoofd, vooral ook wijl het zeker is, dat het verliesgevende van vroegere werken meestal lag aan omstandighedendie men had kunnen weten en gevaren die men had kunnen voorzien en voor- komen. Maar van een anderen kant is het zeker, dat men van de vroegere ervaring dikwerf zeer weinig partij heeft getrokken en men herhaaldelijk in dezelfde fouten is vervallendie gemakkelijk te ontwijken waren geweest. Yooral is er eene zaak, die zeer vele malen de oorzaak van het mislukken wasonge- noegzaam kapitaal. Het is echter niet alleen bij inpolderingendat daardoor overigens goede onder nemingen ten gronde gaan. Het is een algemeene fout, om bij den aanvang lage ramingen te maken, ten einde de deelneming niet af te schrikken en hooge winsten voor te spiegelenen daarbij op mogelijke onheilen en onvoorziene gevallen zoo weinig mogelijk te rekenendoch dikwerf moet men dan ook het werk ten halve laten steken of op onvoldoende wijze voltooijen. Het is echter zeker zeer te betreurendat men in Holland zoo weinig van die vroegere ervaring heeft te boek gesteld; elke naauwkeurige geschiedenis eener inpoldering zou toch eene uitnemende leerschool voor volgende ondernemingen zijn omtrent de gevaren die men te vermijdenen de noodige voorzorgen die men i°_ werk heeft te stellen. Maar die literatuur is bij ons nog heel geringja van al hetgeen in vorige eeuwen is tot stand gebragt, weten wij nagenoeg niets, terwijl onze kennis van wat in den laatsten iijd werd verrigtook in de meeste gevallen onvol- komen moet heeten. Vooral betreft dit het adminis- tratieve en finantiele beheer, en daar dit bij velen het gioote struikelblok is geweest, ware het voorzeker wenschelijk, dat men voor het vervolg bij dergelijke ondernemingen, deze voor tijdgenoot en nageslacht zoo nuttige mededeeling niet naliet en ook trachtte de geschiedenis van vroegere indijkingen en droog- makingen, zoo veel doenlijk, uit de nog bestaande oorkonden zamen te stellengelijk dit b. v. voor den Beemster door den heer B o u m a n is geschied. Ook omtrent het in kultuur brengen van nieuwe drooggemaakte en ingedijkte gronden is onze kennis nog zeer onvolkomen, en het beste bewijs daarvan is, dat in een nieuwen polder elk het op zijne wijs beproeftmaar niemand grondigc ondervinding daar- omtrent heeft en men derhalve ook vele misslagen ziet begaan. De sinds vele jaren daaromtrent gedane prijsvraag der Maatschappij van Nijverheid blijft dan ook nog steeds onbeantwoord. Het was hoogst wen schelijk, dat ook in dit opzigt alles werd bijeenver- zameld, wat tot vermeerdering van die kennis kon strekken, opdat een volgend geslacht althans daar omtrent niet zoo in het blinde behoeve rond te tasten, als wij dit nu nog bij elk in kultuur brengen van nieuwe gronden moeten doen. Voor Waard en Groet is aan dit dubbel vereischte voldaan door den heer A. E. Sloos, notaris, en secretaris van dien polder. Wel is zijn geschrift, in 1858 uitgekomen, voornamelijk aan de finantiele geschiedenis gewijd, vooral om de handelingen van het bestuur tegenover de geldschieters te regtvaardigen maar deze is op zich zelven reeds zeer leerrijkter wijl er voorts omtrent de droogmaking en de bebouwing in de eerste jaren vele bijzonderheden worden mede- gedeeld. De teehuische beschrijving der droogmaking vindt men er niet in, deze zou ook natuurlijk door een deskundige moeten geleverd wordenterwijl eene meer uitvoerige behandeling van het landbouwkundig gedeelte door een ervaren en wetenschappelijk land- bouwer zeer wenschelijk blijft. gediertewerktuigeu en vlas uitgeloofd, moet men lid der maatschappij zijn. Het programma is opge- nomen in de Landbouw-Courant van 20 Maart j.l. Den 20 Maart had aan de landhuishoudkundi°,e school te Groningen het eerste gedeelte plaats van het eind-examen van 7 leerlingen dezer inrigting, welke heeren het voornemen hebben over een jaar het laat ste gedeelte van genoemd examen af te leggen. Ten gevolge van dit ouderzoek zijn tot het doen van het tweede gedeelte toegelaten de heeren: G. K. van Hogendorp, K. J. Immerzeel, A. H. van der Does de Bije, A.H.Warren, P. J. Bosch en G. H. Talens; terwijl een dit examen later op eene meer voldoende wijze zal moeten herhalen. De leveling van 30 paarden ten behoeve van het te Haarlem in garnizoen zijnde 2de reg. dragonders, welke op 10 Maart aldaar is aanbesteed, is door het departement van oorlog toegewezen aan den heer H. Mo 11 en berg, te Alphen (Gelderland), voor/412 elk paard. Zaturdag 29 Maart e. k.des middags tenl2ure, zullen aan de Loosduinsche weg te 's Gravenhage, voor het logement de Fink, publiek en om kontant geld verkocht worden 36 reforme-paardenwelke een uur voor den verkoop aldaar te bezigtigen zijn. Bij het beoordeelen van het melkgeven der koeijen is het van veel gewigt niet alleen op de hoeveelheid, maar vooral op de kwaliteit, voornamelijk op de vet- heid der melkacht te geven. Het botergehalte der melk kan toeh van twee tot zeven-en-een-half ten honderd afwisselen zoodat de melk van de eene koe meer dan driemaal zooveel boter als die van eene andere koe kan geven. Vooral oude koeijen geven in den regel zeer magere melk. Het te lang aanhouden is daarom niet raadzaam het geschiedt dikwijls wijl ze op het oog nog zulke beste mclkgeefsters zijn maar als men alleen op de hoeveelheid boter, die men van zulke melk verkrijgt, afging, dan zou men waar- schijnlijk tot andere gedachten komen, en liever jonge koeijen in de plaats nemen al werd de emmer dan ook wat minder gevuld. Dit geldt echter hoofdzake- lijk van het botergehalte; de hoeveelheid kaasstof wisselt zooveel niet af. Wij wenschen echter van den niettemin belangrij- ken inhoud eene korte schets te geven terwijl wij de welwillende toezegging van een voornaam grond- eigenaar in dien polder hebben om dit nog verder met zijne mededeelingen aan te vullen en de finan tiele geschiedenis tot op dezen tijd te vervolgen. Als men de koeijen zeer veel lijnkoek geeft ge- beurt het wel dat men geen goede boter kan karnen de melk of room gaat aan het schuimen en men kan de boter niet groot krijgen. Dit komt omdat de lijnkoeken nog veel olie bevattenen de boter dan ook olieachtig wordt. Zulke boter wordt ook zelfs bij koud weder in de wintermaanden niet vast, maar blijft vloeibaar of zeer week. Is dit niet al te ergdan zal het afkoelen van de melk of room bij het karnen het beste hulpmiddel zijn. Ter gelegenheid van het bijeenkomen van het Con- gres te Middelburg, zal aldaar door de Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland van 1719 Junij eene tentoonstelling van vee- en werktuigen worden gehouden. Voor de navolgende prijzen staat de mededinging voor een ieder open. Voor een dekhengst, van buiten Walcheren aange- voerd 100.uitgeloofd door het Congres. Voor een korthoorn (Durham) springstier boven de twee jaren oud/ 100.uitgeloofd door Z. K. H. Prins Frederik. Voor drie melkkoeijen van drie tot zes jaren oud 100.— uitgeloofd door het Congres. Voor de meest volledige verzameling van werktuigen en gereedschappen 200.uitgeloofd door het Congres. Voor een gras-maaiwerktuig 100.uitgeloofd door de gemeente Middelburg. Ter mededinging naar de overige prijzen voor paarden, runderen, schapen varkens, geitenpluim- DIJKGBAAF en HEEMEADEN van den Haar- lemmermeer-Polderzullen in VEILING brengen en, genoeg geldende, in het OPENBAAE VEEKOOPEN Eenige Perceeleu VEENSLIKen wel Op Bonderdag den lOden April 1862, in het Lo gement het Wafen van Frieseand", te Hillegom de Perceelen N°. 1 tot en met 22, aangewezen op- Kaart I Op Vrijdag den 11 den April 1862, in het Loge ment van J. G. LEGELaan het Kruisdorp te Haar- lemmermeerde Perceelen N°. 1 tot en met 11 aangewezen op Kaart II; en Op Bingsdag den 15den April 1862, in het Lo gement van VAN DIJK te Sloten, het Perceel N°. 1 aangewezen op Kaart III; en de Perceelen N°. 1 tot en met 8aangewezen op Kaart IV. De Verkooping zal telkens aanvangen des morgens ten 11 ure. Van af Zaturdag den 29sten dezer zijn de Voor- waarden van Verkoop met de daarbij behoorende Kaarten aan de Secretarie van den Polderte Haar lem verkrijgbaartegen betaling van 1 Haarlem, 26 Maart 1862. Dijkgraaf en Heemraden voornoemd, J. W. M. VAN DE POLL, Voorzitter. E, W. VAN BREDERODESecretaris.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2