- 60 - de verbetering der uitlozing van het voorkeur aan boezem water. Van eene uitwatering in zee, te Scheveningen of elders aan de kust, zou slecbts tenzij he°t aan- leggen van nieuwe en zeer kostbare kanalen een gefing en plaatselijk nut te verwachten zijnwijl aan die zijde van Delfland de toeleidingskanalen weinig ingetal en slechts van geringe bekwaamheid zijn. Eijnland kan slechts in enkele gevallen water van Delfland opnemen. De verbeterde uitlozing kan alzoo alleen aan de rivierzijde, inzonderheid langs de Pol- dervaart voor de Oostambackten en de Drie Vlieten en wel het meest de Boonervliet, voor de West- ambachten, geschieden. Deze onderscheiden kanalen hebben evenwel geen onbelemmerde gemeenschap maar zijn door twee verlaten aan de Watersloot en het Haantje bij Delft gescheidenwaardoor de op- drijving van het water door zuidwesten wind uaar de Oostambachten belet wordt. Deze afscheiding tus- schen de boezemkanalen der Oost- en Westambachten is een groote hinderpaal voor den spoedigen afloop van het water; doch het wordt wenschelijk geacht, voor het mogelijk geval van doorbraak van eenen polder, die afsluiting te behouden. Het graven van het kanaal door den Zouteveenschen polder, door de lieeren Storm Buysing c. s. voorgesteldzou alleen in het belang der Oostambachten en wegens zijne lengte zeer kostbaar zijn. De commissie acht derhalve, dat het middel tot eene voldoende verbetering in de uitlozing van Delflands boezemwater, bij verhinderden sluisgang, bestaat in het oprigten van twee stoomwerktuigen met scheprade- ren, zoo als die te Halfweg en te Gouda, een te plaatsen aan de Poldervaart bij de Vijf-Sluizen en het andere aan de Boonervliet, op zoodanige wijze evenwel, dat het nuttig effect dier sluizen bij gewonen sluisfan" behouden blijft. Aan stoomwerktuigen moet boven eenen hoogen boezem met windmolens de voorkeur worden gegeven wijl reeds twee polders hun water door stoomwerk- tuigen op den boezem uitmalenen het te verwach ten is, dat andere polders dit voorbeeld zullen vol- -genzoo als reeds bekend is van de nieuwe droos- makerijen onder Delfgaauw en Tedingerbroek. Door het plaatsen van twee stoomwerktuigen wordt een kanaal ter verbinding der Oost- en Westambach ten onnoodig, terwijl, bij ontstentenis van het een, het ander beschikbaar blijft. Zij worden voorgesteld op 100 paardenkrachten elk, en zouden alsdan den boezem in 24 uren 0.32 el kunnen verlagen, waardoor de 103 molens, op den boezem uitmalende, in ieder etmaal zes en een half uur in het gemaal zouden kunnen blijven. De kosten van stichting werden op 4 50,000 tot 500,000 geraamd, en die van het jaarlijksch on- derhoud en gebruik op 40,000 tot 44,000, met inbegrip van 10,000 aflossing van kapitaal In verband daarmede werd echter door de com missie dringend noodig geachthet verbeteren van de toeleiding langs de boezemkanalen, door het ach- tervolgens verruimen der bruggen tot het voile profiel der vaarten, het wegnemen van hoofdeneinden en andere belemmeringen in die vaarten en het verdie- pen en verruimen der vaarten zelven; het verbeteren der gemeenschap tusschen de Oost- en Westambach tenwaar zulks mogelijk is; maar vooral dat de polderbesturen den inwendigen toestand van hunne polders trachten te verbeterenzoo door het verrui men en verdiepen hunner slooten en molentogten als door de verbetering hunner molensomdatwelke verbeteringen ook in de uitlozing van Delflands boe zemwater gebragt mogten worden, dit den polders weinig zou baten, zoo de inwendige toestand van deze niet tevens verbeterd werd. Wat de middelen tot de uitvoering betreft, zoo meende de commissie, dat in de eerste plaats de medewerking van liijk en Provincie door bijdrage of renteloos voorschot kon verwacht wordenvoorts had men zich met Schieland te verstaan omtrent het bij- diagen in de kosten voor dat gedeelte dat op den ge- meenen boezem uitmaalt en alzoo gelijke voordeelen ge- nieten zal, terwijl geacht werd dat de omslag voor de overige kosten alleen door de polderlanden van Delfland en niet door de ongeveer 4400 bunders boezemland, vlietland, hooge duinen of geestgrond, die bij eene verbeterde boezemuitlozing weinig of geen belanst hebbenzou moeten worden gedragen. Dit rapport werd, bij besluit der vereenigde ver- gadering, ten fine van onderzoek en berigt in handen gesteld van dijkgraaf en hoogheemradenwelke daar- omtrent in eene vereenigde vergadering van 10 Nov. 1860 hun advies uitbragten. Zij erkenden volkomen dat eene verbeterde uitlozing, ter plaatse door de commissie aangewezenals doeltreffend to beschouwen was, doch het kwam hun voor, dat het voordeel om bij ongunstige tijden gedurende 6£ uren in een etmaal te kunnen malengeenszins in verhouding stond tot de enorme kosten, die de te stichten stoomwerktuigen zouden na zich slepen, te meer, wijl naar hunne be- rekemng de jaarlijksche uitgaven, met inbegrip van renten en aflossing50,000 zouden bedragen in stede van 40,000 h 44,000, zoo als door de commissie was gesteld. Bij het dragen van dien last door 31,000 bunders land, zou dit eene bijdrage van/1,62 per bunder vorderen, ongerekend de kosten voortvloeijende uit aankoop van gronden tot verwijding der kanalen naar de stoomwerktuigen noodig, en zij achtten dien last zeer drukkend, als men in aanmerking nam, dat in het verloopen tijdvak van tien jarenslechts twee- malen een zoogenaamd waterjaar, dat hulp deed ver- langen, voorkwam. ^ij beaamden zeer, hetgeen door de commissie gezegd was ten opzigte der inwendige verbetering van de poldersmaar dan rees bij hen de vraagof bij de bestaande laauwheid en werkeloosheid in het alge- meen bij de polderbesturen tot verbetering van den inwendigen waterstaat bestaande, en den onwil en de onvatbaarheid bij ingelanden om het belang daarvan te begrijpen, de tijd reeds daar was, om met juiste kennis en goed gevolg tot een zoo gewigtig werk te besluiten. Wat het bestrijden der kosten betrof, zoo achten zij het dragen daarvan alleen door de polderlanden in strijd met den geest van het reglement van Delf land dat een gelijken omslag bedoelt over alle landen in het hoogheemraadschap, voor werken die het ge- heel aangaangelijk hier het geval was. Had "er vrijstelling van bijdragen in de kosten plaatsdan moest dit billijkerwijze voor alle landen van toepas- sing zijn, die niet door den maatregel werden gebaat, en hiertoe zouden dan ook vele polderlanden behoo- rendie door hooge Jigging daarbij evenmin belang hebbenomdat de verbetering van den boezem alleen geschiedt ten behoeve der lage landen, die door over- tollig water bezwaard worden. A\ ilde men niettemin alleen de polderlanden in de kosten doen bijdragendan oordeelden zij het noodig om de zienswijze van die ligchamen in te winnen wijl zij het betwijfelden of, als maatregel van gezag, een aanslag uitvoerbaar zou zijn, en het hun voor kwam dat eene vrijwillige toetreding het eenig middel zou zijn om tot een welslagen te geraken. Zij waren derhalve van meening, dat het rapport der commissie de volledigheid miste, om een dadelijk en afdoend besluit te provoceren, en wenschte alzoo aan de vergadering het voorstel te doen: Dat aan dijkgraaf en hoogheemraden zal worden opgedragenom door bevoegde deskundigen de voor- gestelde middelen, door op te maken plans en be- grootingen voor te bereiden en voor uitvoering vat- baar te makenen om daarna ten opzigte van de in de kosten te dragen landen eene uitgewerkte en naauwkeurige aanwijzing van de hoegrootheid der te dragen last te ontwerpen. Hiertoe werd besloten en als deskundigen tot het leveren van dit ontwerp uitgenoodigd de heeren J. A. Beijerinck, Storm Buijsing en J. A. Schol- ten Hz., welke de opdragt aannamen en dd. 2 April 1861 eene uitvoerige memorie met begrooting, teeke- ningen en situatiekaarten inleverden. Zij verklaarden in deze memorie, dat zij zich met het voorstel van de commissie, om door middel van een bovengemaal op den boezem van Delfland de poldermolens in het gemaal te houdenzeer wel konden vereenigen en dit voor het beste en zekerste middel hieldendat kon worden aangewend. Dat de beweegkracht stoom moest zijnkwam hun boven bedenking voor, omdat die kracht altijd beschikbaar is en dit te meer noodig iswijl sommige polders in Delfland reeds stoom voor hunne bemaling bezig- den en daarin vroeger of later welligt door meerdere polders gevolgd zouden worden. Omtrent het aantal de plaatsing en het vermogen der werktuigen waren zij het eveneens met de commissie eens. Wat de uitoefening van het vermogen betreftwerd door hen de volgende berekening gemaakt. Zij wenschten het water op te kunnen malen tot de hoogte van den middelbaren vloed, die aangenomen kan worden op 1.20 el -{- D. P., bij ongunstige omstandigheden echter 1.65 el -f- D. P. kan bedragen. De hoogte van opbrengst zou alzoo kunnen afwisselen van 0 tot 1.65 el en gemiddeld aangenomen kunnen worden op 0.90 el. De opbrengst der beide stoomtuigen, elk van 100 paardenkrachten (de paardenkraeht ge steld op eene opbrengst van 4,5 kub, el water ter hoogte van een el in de minuut) zoumet aanne- ming van 10 verlies, 900 kub. el per minuut bedragen, en derhalve de boezem van 380 bunders oppervlakte in 24 uren 0.34 el kunnen worden af- gemalen. De uitslag der molens bedraagt, volgens de juiste opname van een tiental derzelven, gemid deld 30.434 kub. el in de minuut; de boezem kan derhalve bij goeden krachtigen molenwind in 6% uur door de 103 molens met zooveel Water worden be zwaard, als door de beide stoomwerktuigen in 24 uren kan worden afgemalen. Delfland, wordt gezegd, heeft eene zeer sterke bemaling, zoodat gemiddeld een molen 340 bunders en slechts in enkele ongunstige polders 500 bunders bemaalt. In polders van 400 bunders, waar de waterberging een tiende bedraagt, kan in 6% uur tijds met een molen het water in de slooten bijna 4 Ned. dm. worden verlaagd. Als inrigting der werktuigen worden schepraderen voorgesteld, zes in getal, van acht el middellijn; aan de westzijde van elk stoomtuig zal eene sluis van 7.50 el wijdte gebouwd worden. De inrigting der stoomtuigen zal nagenoeg dezelfde zijn als die te Halfweg en te Gouda; zij zullen 300 el binnen de sluizen gebouwd wordenwaardoor een voorboe- zem van ruim anderhalve bunder wordt verkregen. De kosten van stichting worden geraamd, als volgt De beide gebouwen met de sluizen en schepraderenf 199.140.— De beide stoomtuigen190.000. Aardewerken34 112, Kosten van onteigening17 494.50 Administrate en opzigt14,600. Te zamen 455,346.50 der jaarlijksche kosten de Terwijl de begrootin volgende is Voor elk stoomtuig: personeel en opzigt 3150 mud steenkolen, gerekend op 35 etmalen werking en 3 Ned. pond per paardekracht in het uur ad/0.60 het mud Smeermiddelen en verlichting Onderhoud der gebouwen en ver- nieuwing der ketels a l/2 pet 2,347.— MOO- SCO— 3.180— 7,717.- Komt voor de beide stoomtuigen 15,434. Eente van het kapitaal a 4% pet. en jaarlijksche aflossing van/10,000 31,000. 46,434,— Bij gelijke verdeeling der lasten over al de sluis- geldpligtige landen in Delfland, ten bedrage van 33,000 bunders en de 2000 bunders vanSchie land, die tot den Schieboezem behooren, zou per bunder gedurende 24 a 25 jaren 1.33 moeten worden geheven. In dien tijd kan de geheele schuld gedelgd zijn, en de omslag na dien tijd moet alleen dienen tot bestrijding van de kosten van onderhoud en bediening en zal slechts 0.44 behoeven te bedragen. In het waterschap van de Eotte i3 vroeger jaar- lijks voor den hoogen boezem gemiddeld 1.20 per bunder betaald, terwijl sedert de vergrooting van dien boezem de omslag is gestegen tot 2.25? De vergrooting van den boezem heeft gekost 90,000; men kan rekenen, dat van de landen, die in den hoogen boezem betalenin 1859/60 ten minste 3400 bunders zonder die verbetering onder water zouden zijn geblevenen dat de opbrengst dier landen meer heeft bedragen dan de geheele uitgaaf daarvoor. Het wordt buiten twijfel geacht, dat Delfland met zijn stoomgemaal in veel gunstiger omstandigheid zal geplaatst zijn dan het waterschap van de Eotte met zijn hoogen boezem en windgemaal. Als bewijs van de groote voordeelen, die een stoomgemaal kan aanbrengen, wordt gewezen op hun toenemend aantal in de laatste jaren. Bijzonder in het oog loopend is dat voordeel in den polder van Mastenbroek in Overijssel, in de rivierpolders Dreu- mel, Wamel en Alphen, in den Bommeler- en Tie- lerwaard. Ook onder de hier genoemde polders zijn er, die door de betere opbrengst van een jaar de kosten van stichting hunner stoomgemalen zouden hebben kunnen bestrijden. Ten slotte wordt nog opgemerktdat als de kosten ter volvoering van het ontwerp te bezwarend voor Delfland werden beschouwd, men zich aanvankelijk zou kunnen bepalen tot de stichting van een stoom- gpmaal achter de Vijf-Sluizenwijl daardoor de stich ting van een tweede niet zou worden gepraejudicieerd en hierdoor, inzonderheid de oostelijke poldersover welker ongunstigen toestand het meest geklaagd wordt, gebaat zouden worden, terwijl de westelijke polders eveneens in veel beter toestand zouden geraken,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2