T lib Oud Reglement, Nieuw Voorgedragen. Art. 13. Het Bestuur waakt dat de verpligtingenwaartoe de Commissie van beheer en toe zigt over de droograaking de- zen polder bij onderscheidene akten, zoo jegens het Hoog- heemraadschap van Rijnland, als jegens anderen heeft ver- bondenworden nagekomen en voorts, dat de regten, vvelke die Commissie bij on derscheidene akten, in het bijzonder ook bij de voorwaar- den waarop de drooggemaakte gronden zijn verkocht, voor het waterschap heeft bedon- gen, worden gehandhaafd; en dat de verpligtingen, bij die akten aan de koopers in het belang van het waterschap opgelegd en de voorwaarden aan speciale vergunningen ver- bonden, worden nagekomen, cen en ander tot dat hierin op wettige wijze verandering zal zijn gebragt. Art. 14. Tot het daarstellen van cenige bijzondere bemaling is de toestemming der vergade ring van Hoofdingelanden noo- dig, die daaraan zoodanige bepalingen verbindt, als zij in het belang van het overige gedeelte des polders noodig acht. Indien eenig ingeland zicli met het Besluit dier Verga- dering bezwaard vindt kan hij zich tot Gedeputeerde Staten wenden, met het verzoek dat deze gebruik maken van de bevoegdheid, hun toegestaan bij Art. 7 der verordening regelende het toezigt van de Stateu en Gedeputeerde Sta ten op de Waterschappen in Noord-Holland (Provinciaal blad van 1854 N°. 35.) Slotbepalingen. 1. Dit reglement treedt in wer- king veertien dagen na de afkondiging in het provinciaal blad. TegeKjk treedt vonr dezen polder in werking het algemeen reglement van be stuur voor de Waterschappen in Noord-Hollanddoor de Staten dier Provincie vastge- steld bij besluit van 19 Julij 1854, goedgekeurd bij Z. M. besluit van 4 Augustus 1854 N°. 70, provinciaal blad van dat jaar N°. 80. A1 de bemoeijingen ten aan- zien der verkiezingen bij het algemeen reglement aan het Collegie van dagelijksch be stuur of aan Hoofdingelanden opgedragen, worden, tot zoo lang elk dier Collegien zijne taak zal hebben aanvaard waargenomen door eene Com missie van drie personen daartoe door Gedeputeerde Staten aan te wijzen. 3. Deze Commissie zorgt, dat de bij Art. 17, van het alge meen reglement bedoelde lijs- ten binnen veertien dagen worden ter inzage gelegden doet vervolgens de eerste be- noeming en vergadering van Hoofdingelanden plaats hebben, zoo spoedig als de voorge- schreven termijnen toelaten. Hoofdingelanden gaan in hunne eerste Vergadering tot de benoeming van Dijkgraaf en Heemraden over. 4. Het Bestuur zal op de eer ste aanschrijving der Commis sie van beheer en toezigt over de droogmaking, ten behoeve van den polder overnemen al hetgeen in art. 20 der alge- meene voorwaarden van Ver- koop der Haarlemmermeer- gronden is omschreven. Van deze overname moet blijken bij behoorlijke akte met in- ventaris van stukken. Aldus vaslgesteld door de Staten der Provincie Noord- Holland. Haarlem 20 Julij 1855. Goedgekeurd bij's Konings Art. 14. Blijft. Art. 15. Tot daarstelling van afzon- derlijke bemalingen, afsluiting van landen buiten gemeen- schap met het polderwater en het plaatsen van hevels is de toestemming der Vergadering van Hoofdingelanden vereischt. Indien eenig ingeland zich met het besluit dier Verga dering bezwaard acht, kan hij zich tot Gedeputeerde Sta ten wenden, met het verzoek, dat deze gebruik maken van de bevoegdheid, hun toege staan bij Art. 7 der Vfirorde- ning regelende het toezigt van de Staten en Gedeputeerde Staten op de Waterschappen in Noord-Holland (Provinciaal blad van 1854 N°. 35.) Slotbepaling. Dit reglement treedt in werking veertien dagen na afkondiging in het provinciaal blad. Binnen 5 jaren na het in werking treden moet dit reg lement aan eene herziening onderworpen worden en die herziening volbragt zijn. Besluit van den 27 Augustus 1855. N°. 47. Gegeven te Haarlem den 6 September 1855. De Gedeputeerde Staten voornoemd, van Ewijck, Voorzitter. H. H. Roell, Griffier. Wij achten de bepaling van een tijdstip tot de herziening van dit bijzonder reglement wenschelijk, omdat de Haarlemmermeerpolder eenigermate nog is in een staat van onvolbragte organisatie, en zijne ontwikkeling binnen korteren of langeren tijd alligt bijvoegingen of wijzigingen kan vereischen, van welke sommige nu reeds te voorzien zijn. getJ. W. M. van de Poll. A. van Stralen. J. A. Pol. A. H. van Tienhoven. J. W. II. Rutgers van Rozenburg. RAPPORT OMTRENT HET EERSTE SCHIP MET STEENKOLEN, AANGEVOERD VAN NEWCASTLE NAAR DEN LEEGHWATER DOOR EN VOOR REKENING VAN DIJK GRAAF EN HEEMRADEN VAN DEN IIAAR- LEMMERMEEH-POLDER. In de vergadering van hoofd-ingelanden van den 26sten Junij 1861 (zie gedrukte notulen, 1861, bl. 101) werden dijkgraaf en heemraden gemagtigd eene proeve te nemen omtrent den onderhandschen inkoop van steenkolen aangevoerd onmiddelijk uit de mijnen. Ten einde hieraan gevolg te gevenwerd op den 28sten April 1862 bevracht door den dijkgraaf van den Haarlemmermeer-Polder, het smakschip Zaanstroom, gezagvoerder T. V i s s e rgroot circa 4 kielvarende onder Nederlandsche vlag, toen liggende aan de Maas, door tusschenkomst van de cargadoors P. Yalk en Z o o nte Zaandam. De kapitein verpligtte zich om direct in ballast te zeilen naar Newcastle aan de Tijne en aldaar eene voile en bekwame lading steenkolen in te nemen om te zeilen naar de Haarlemmermeerten einde al daar aan den Leeghwaterof zoover de diepte van het vaamvater toelaatte worden gelost. De belading moest geschieden binnen zes achter- eenvolgende dagen, en de weder-ontlossing ter los- plaats mede binnen den tijd van zes achtereenvol- gende dagen. Voor iederen overlegdag zou worden betaald twin- tig gulden Holl. cour. Als vracht zou worden betaald elf ponden sterling of de waarde volgens wisselkoerskortzigtvoor ieder ingenomen kiel van acht chaldrons steenkolen in eens af, zonder meer. De inklaring in het koningrijk der Nederlanden zoude moeten geschieden volgens voorschrift en voor rekening van den heer bevrachter, die zich verpligtte daartoe in tijds de noodige instruction aan den ka pitein schriftelijk te geven. Deze instruction luidden aldus „Het schip behoort te worden ingeklaard naar Amsterdam, ten einde aldaar behoorlijk te kunnen worden gevisiteerden de lading onder de vereischte maatregelen van voorzorgzoo noodig door verze- ,,geling of bewaking ten koste 'der belanghebbenden, zonder lossing te Amsterdamonmiddelijk naar hare bestemmingsplaats te laten vertrekkenopdat de „lossingen aan de stoomtuigen in den Haarlemmer- ,,meer-Polder plaats kunnen hebben, even alsof die te Amsterdam werden verrigt." Alles volgens resolutie van den Minister van Ei- nancien van 5 October 1861afd. in- en uitgaande regten, n°. 93." Yerder werd de kapitein nog verzocht het schip liefst niet dieper dan zeven Engelsche voet te laden, opdat het zeker door de Ringvaart zoude kunnen passeren. Het schip werd ter bevrachting geadresseerd aan Lange Brothers, te Newcastle. Het schip zeilde uit Brouwershaven den 6 Mei 1862. Het kwam behouden te Shields den 9 Mei 1862. Op den 13den Mei 1862 berigtten Lange Bro thers (Nederlandsche consuls te Newcastle on Tijne) dat zij hebben doen laden 32 chaldrons beste grove stoomkolen, bedragende 36. 13 sh. 4 d.waarvoor hij disponeerde 14d/z., order B.J. en J. P. Ploos van Amstel, te Amsterdam. Het schip verliet Shields op den 14den Mei 1862 en kwam behouden binnen in Texel op 24 Mei 1862. Het schip kwam 26 Mei 1862 te Amsterdam, en had op Pampus geenerlei oponthoud ondervonden. Op den 26sten berigtten Blikman C°. de aankomst van het schip, met verzoek om eene acte over te leggen tot vrijen inslag van kolen voor 19/20 van den accijns, vvelke de ontvanger te Haarlemmer meer moest geven het document moest worden aan- gevraagd voor 1200 mud. Immers de herleiding van chaldrons tot mudden geschiedt op den voet van 1 chaldron 35 mud. De lading kon dus zijn 1120 mud, doch uit voor zorg voor beboeting bij overmaat, werd die 80 mud hooger aangegeven. Deze acte werd den 28sten, ten 9'/2 ure 's mor- gensbezorgd bij Blikman C°. Deze cargadoors vertoonden daarop het volgende verzoekschrift Zegel 50 cent. Aan den WelEd. Heer Provincialen Directeur in Noord-Holland. Verzoeke kaptein Visser, voerende het Neder landsche schip Zaanstroomgekomen van New-Castle met eene geheele lading steenkolenbestemd voor stoomwerktuigen van den Haarlemmermeerpolder, per- missie om zonder ontlossing zijner lading, derwaarts te mogen doorvaren. Amsterdam't Welk doende 27 Mei 1852. Blikman C°. Blekking, voor den kaptein. Waarop werd gesteld het volgende appointement n°. 1372. Naar aanleiding der resolutie van den 5 October 1861, n°. 93, in- en uitgaande regten, medege- deeld bij missive van den llden daaraanvolgende n°. 19/239 fiat vervoer van de hierin bedoelde la ding steenkolen zonder ontlossing alhier met het zee- schip naar den Haarlemmermeerpolder, ten einde aldaar te worden gelostmits 1°. Yooraf ten kantore Amsterdam het vereischte document voor den vervoer naar en den inslag onder het kantoor Haarlemmermeer worde geligt 2°. het zeeschip onder behoorlijke verzegeling ten koste der belanghebbenden, van hier vertrekke en 3°. deze vergunning met het vaartuig medegegeven en bij aankomst te Haarlemmermeer aan de betrok- ken ambtenaren aldaar vertoond worde. AmsterdamDe provinciale Directeur 27 Mei 1862. van Noord-Holland, A. Vosmaars. Ten twee ure dit alles gereed zijnde, begaf zich het schip uit het Westerdok naar de korte Prinsen- gracht, alwaar het zonder eenige moeite voer door de Eenhoornsluis en de Brouwersgracht. In deze Brouwersgracht echter zijn drie ophaal- bruggenwelke slechts door een bruggeman bediend worden, hetgeen ougeveer een half uur oponthoud veroorzaakte, daar deze bruggeman niet te vinden was. Genaderd tot de brug aan de Willemspoortlag er eene schouw tegen den wal in het zeer naauwe vaar- water, welke de stedelijke policie niet had doen ver- wijderenliierdoor geraakte het schip vast even voor de brug aan de Willemspoort, daar weder afgewon- den, kregen wij oponthoud door de stedelijke amb tenaren die ook nog eenige controle wilden uitoefe- nen, niettegenstaande het schip verzegeld was en twee rijksambtenaren aan boord had. Hieraan werd echter geen verder gevolg gegeven. Het vaarwater in den Buitensingel tussehen de Willemspoort en de brug aan de molen de Kat bleek nog geen zeven en een half voet diep te zijnen is slechts aan de eene zijde voorzien van due d'al- ven, hetgeen bij de vele bogten het winden zeer moeijelijk maakte, vooral bij geheel gebrek van een jaagpad. Wij behielpen ons door het vooruitzenden van een ligterschipdat dan zich meerde aan de bestaande palen der houthaven, wanneer wij wonden aan een tros vastgemaakt op zijnen bolder. Een en ander hield het schip vier uren opzoo- dat wij eerst des avonds ten zeven ure geraakten uit den stadssingel door de brug aan de molen de Kat, en uit het onvrije territoir der stad Amsterdam, waar het verboden is 's nachts schepen te laten liggen. Daar de nacht op het punt was van in te vallen lieten wij het schip aan de zorg van den kapitein over, met het voornemen om te trachten het over- morgen verder te brengen (daar op morgen Hemel- vaartsdag, een door den staat erkende christelijken feestdag) niet kan worden gewerkt. Intusschen zal het ligterschip blijven liggen naast de Zaanstroomten einde het schip desgevorderd te kunnen ligten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 7