WEEKBLAD
van
1862.
Vrijdag, 28 Jfulij.
Haarlemmermeer
vYXM//.
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BE LANG EN GEWIJD.
Derde Jfaar gang,
HoofdredacteurC. L. DE CLERCQ.
y E R S L A G
HAARLEMMERMEER,
Abonnementen
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem,
De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 bescliikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
VAN DEN
TOESTAND van het BURGERLIJK ARMBESTUUR
van Haarlemmermeer,
ingevolge Art. 9 vaa het Reglement, ingezonden
aan den Gemeenteraad tan Haarlemmermeer,
in de maand Maart 1862
loopende over het Jaar 1861.
De oprigting van het Burgerlijk Armbestuuv ge-
schiedde bij raadsbesluit van den 13f7 December
1860. Bij dat raadsbesluit werd tegelijk vastgesteld
het reglement, waarnaar het Burgerlijk Armbestuur
zou worden ingerigt en bestuurdterwijl daarbij te-
vens de werkkring van hetzelve meer bepaald werd
aangewezen.
Als leden van het Armbestuur vverden daarop door
usai gtmec.iteraad benoemd ntvens deiT burgemeester,
die van regtswege lid en voorzitter isde heeren
P. Beers, E. Knibbe, B. Labrijnen J. Ten-
sen, terwijl door burgemeester en wethouders de
betrekking van secretaris en boekhouder werd opge-
dragen aan den heer D. E g g i n ksecretaris der
gemeeute.
Ingevolge art. 4, in verband met art. 18 van het
reglement, heeft door de vier leden van het Armbe
stuur de loting plants gehad ter bepaling van den
tijd van aftreding van elk der leden. De uitslag
daarvan is geweest, dat op den lsten Januarij 1864
zullen aftreden de leden: Labrijn en Tensen, en
op den lsten Januarij 1867 de leden Knibbe en
B eers.
Aangezien door den gemeenteraad nog geen locaal
ter beschikking van het Armbestuur is gesteld (zie
art. 16) zoo heeft het zijne vergaderingen nog steeds
gebouden ten huize van den kastelein J. G. Leg el,
in het ontworpen dorp aan de Kruisvaart, hetwelk tot
heden geene bezwaren heeft opgeleverd.
In 1861 zijn door het Armbestuur gebouden 37
vergaderingenwaarin meestal in den zomer een of
twee, in den winter drie of vier leden tegenwoordig
waren.
Ofschoon art. 1 het benoemen van een bode voor
het Burgelijk Armbestuur voorschrijftzoo is daaraan
tot heden evenwel niet voldaan.
Het Armbestuur meent dat desaangaande geen ver-
wijt aan hetzelve kan worden/ gedaan, wanneer
men bedenkt, dat het ten 1°. moeijelijk is voor de
toegestane som een geschikt persoon te vinden.
2°. nog niet dringend noodzakelijk is, om die betrek
king te vervullen en daardoor 3°. het tractement
wordt bespaard.
De betrekking van bode zal meer noodzakelijk moe
ten vervuld worden, wanneer het Armbestuur een
eigen locaal voor deszelfs vergaderingen zal hebben.
Door de veldwachtersdie van nabij met de inge-
zetenen bekend zijnwordt tbans in de behoefte voorzien.
De belooningen in 1861 uitbetaald, hebben bedra-
gen: Aan de leden als presentiegeld voor het bij-
wonen der vergaderingen 60,50; hetgeenin
aanmerking genomen de verre afstandendie enkele
leden hebben af te leggen, in de daad niet te hoog
kan geaebt worden.
De Secretaris-Boekbouder neemt zijne betrekking
gratis waar.
Tot de eerste werkzaamheden van het Armbestuur
heeft behoord het ontwerpen van een huishoudelijk
reglement, alsmede van een reglement omtrent het ver-
leenen van onderstand, bet vo -ren van corresponden-
tien en de wijze van boekbouding. Het eerstbedoelde
reglement werd door den gerr ^enteraad goedgekeurd
bij besluit van 26 April 1861; bet laatstgenoemde
door burgemeester en wethouders bij besluit van 22
February 1861, n°. 5. De toepassing der reglemen-
ten waarnaar bet Burgelijk Armbestuur wordt beheerd
heeft in het afgeloopen jaar tot ge.ene bezwaren of
moeijelijkheden aanleiding gegeven.
Ten opzigte van art. 13 van bet reglement, werd
door burgemeester en wethouders als hun gevoelen
aan het Armbestuur medegedeeld, dat de daarin ver-
vatte bepaling alleen toepasselijk was op geldenher-
komstig van giften of legaten waarvan in bet vorig
art. 12 werd gesprokenen niet op de loopende in
kas zijnde gelden.
S.-dcrende het jaar 1861 Hji ami
geene legaten of schenkingen ten deel gevallen.
Naardien het Armbestuur eerst sedert een jaar be-
staat en dit verslag bet eerste is hetwelk den raad
wordt aangeboden, meende het Armbestuur ditmaal
omtrent de vorenstnande punten in de eerste plaats
eenige mededeelingen te moeten doenom alsnu
meer in het bijzonder over te gaan tot den financielen
toestand van het Armbestuur.
En dan moeten wij al dadelijk beginnen met te
zeggendat die toestand niet gunstig is te noemen
zoo als uit het navolgende blijkt.
De door ons opgemaakte en bij besluit van den
gemeenteraad d. d. 31 Januarij 1861 goedgekeurde
begrootingbedroeg in ontvang en in uitgaaf/2100.
De geraamde ontvangsten en de werkelijke ont-
vangsten zullen geen noemenswaard verschil opleveren.
Anders is het evenwel gesteld met de uitgaven.
De post (ad. art. 5) voor onderstand aan armen
die in de gemeente armlastig zijn, groot 50,is
overschredendoordien het Armbestuur al spoedig na
haar optreden belast werd met de verzorging van een
minderjarig kind genaamd Adrianus Boeser;
terwijl onlangs bij Koninklijk besluit werd beslist,
dat bet kind van wijlen F.Ha P outre, ofschoon in
1853 geboren armlastig is te Haarlemmermeer, op
grond van art. 27 der wet op het Armbestuur.
Wij zullen het niet beboeven aan te foonen, dat
gemeld art. 27 in volgende jaren, en welligt al spoe
dig, der gemeente eenige duizenden guldens zal kos-
ten, en wij het, in het belang der gemeente, allerwen-
schelijkst achtenindien de gemeenteraad mogt kun-
nen besluitendaaromtrent voorziening te vragen bij
de hooge regering.
Ongunstig ook is het gesteld met den post van
1500 (ad. art. 6), wegens voorschotten aan armen
die elders armlastig zijn. Die bedeelingen voor het
armbestuur bestonden in de hoofdzaak in voorschot
ten en al dadelijk na het optreden van het Armbe
stuur deed zich die taak van eene ongunstige zijde
kennen, door de vele armen, die het Armbestuur als
bestormden om de bedeeling te erlangen. In 1861
werd aan een aantal van 213 armen voor rekening
van andere gemeenten onderstand uitgereikt, tot een
bedrag Van 2591,13. Dat groote getal armen (al is
het, dat het optreden van het Armbestuur, en de
daarmede bij de armen gepaard gaande gedachten van
het nieutve bestuur eene goede bedeeling te zullen er-
langen, datrfaan bet zijne beeft toegebragt), werd des-
tijds hoofdzakelijk veroorzaakt door de strenge koude
en stilstand van alle werkzaamheden in de maanden
Januarij en Februarij 1861. Zulks veroorzaakte hoo
ge uitgaven, en, zoo als te begrijpen is, zeer vele
werkzaamheden.
Die ongunstige toestand, waaronder het Armbestuur
optrad, verbeterde wel allengs, maar niettegenstaande
in het jaar 1861 over het algemeen de gezondheids-
toestand zeer gunstig washebben toch de voorschot
ten, zoo wegens geldelijke bedeeling als genees-, heel-
en verloskundige hulp, verre overtroffen de som daar-
voor bij de begrooting geraamdzoodat de rekening
over 1861 met een niet onaanzienlijk nadeelig saldo
zal sluiten. En toch durft het Armbestuur beweren,
dat het zijne bedeelingen zeer laag heeft gesteld, en
die zeer spaarzaam en niet dan bij volstrekte onver-
mijdelijkheid heeft uitgereikt. Ten bewijze hiervan
strekkedat, op slechts weinige uitzonderingen na,
•slk bzizelh.^- zijr grblevea benedea Het door dsn
gemeenteraad vastgesteld maximum.
Omtrent de overige posten der begrooting valt niets
bijzonders te vermelden, alleen, gelijk reeds bierboven
is aangemerktis het tractement van den bode ad
75, geheel onuitgegeven gebleven.
Ten aanzien van het door den gemeenteraad vast-
gestelde maximum van onderstand zij aangemerkt,
dat zulks tot geene bezwaren heeft aanleiding gegeven.
De toepassing van het laatste lid van art. 26 der
wet is dan ook slechts in een geval van bnitenge-
wonen aard noodzakelijk geweest.
Wij veroorloven ons nog de vrijheid hierbij op te
merken, dat de teruggaven van den voor andere gemeen
ten verstrekten onderstand zeer langzaam gaan, en wij
betreuren het zeer, dat bij art. 46 der wet geen ter-
mijn is bepaald binnen welke die teruggaven verplig-
tend zijn gesteld.
Eindelijk wenschen wij den gemeenteraad nog in
herinnering te brengen, dat de kerkelijke instellingen
van weldadigheid in deze gemeente in de vervulling
hunner verpligtingen nog zeer ten achteren zijnen
de armenverzorging voor het grootste deel aan het
Burgerlijk bestuur overlatenin strijd met den stellig
uitgedrukten wil, zoo wel van de sijnode der her-
vormde kerk, als van de R. C. overheid, en met voor-
bijzien van art. 20 der wet.
Die aebterlijkheid bestaat hoofdzakelijk aan de zij
de der E. C.alwaar zelfs nog geen kerkelijk Arm
bestuur is ingesteld.
De diaconie der hervormden heeft in 1861 enkele
armen bedeeld, waardoor de zaak van het Burgerlijk
Armbestuur. hoe weinig dan ook, toch werd verligt.
Wij zouden het zeer wenschelijk achten zoo de al-
hier gevestigde kerkelijke besturen op gepaste wijze
aan hunne verpligtingen werden indachtig gemaakt.
Hiermede meent het Burgerlijk Armbestuur voldaan
te hebben aan de verpligting, hetzelve opgelegd bij
art. 2 van het reglement voor hun bestuur.
En al is de betrekking van armmeester steeds eene
ondankbare taak, en die van lid van het Burgerlijk
Armbestuur te Haarlemmermeer in het bijzonderde-
wijl men niet kan of mag geven dan bij volstrekte
onvermijdelijkheid, en men de aanvragen om onder
stand menigmaalondanks zichzelven, moet afwijzen,
zoo vertrouwt het Burgerlijk Armbestuur nogtans
dat het door hetzelve in het afgeloopen jaar gehouden
beheer, de goedkeuring van den gemeenteraad zal