154 - Haarlemmermeer-Polder. Rijnland. Verschillende Polders. kunnen wegdragenen ile rekening over 18G1 die men weldra aan den raad ter goedkeuring hoopt in te zendende blijken zal dragendat de belangen der gemeente niet uit het oog zijn verloren. Aldus vastgesteld door het Burgerlijk Arm- hesluur van Haarlemmernieerin zijne vergadering van den 8sten Maart 1862. (get.) PABST, Voofutter, (gel.) D. EGGINK., Secretaris. Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven van 15 tot 22 Julij 1862. GEBORENMarritjedochter van K. de Haan en K. Blaanw. Ilillegonda, dochter van A. Wessels en A. Pronk.Guurtje, dochter van K. Spanjaard en A. de Haan. Margje Christi na, dochter van H. van Zonnenberg en J. C. Jacobi. OVERLEDENAagje, ond 1£ jaardochter van W. Metz en A. Basjes. leendert Kaufl'man, oud 33 jaren, gehnwd met Jannetje Peters. ONDERTROIWI)B. de Ruijte met P. van Meel. GEHUWD geene. Op verzoek ^e^en wij het volgende over uit het laatste nommer „vaa^de. Gemeentestemwaarin de vol gende vragen'dBDVgdep red&gtie worden beantwoord X. heeft gedurende vele jaren wettige vvoonplaats en voortdurend verblijf gehad te A.maar wordt door onvoorziene omstaudigheden genoodzaakt om tijdelijk (en wel gedurende zes of zeven maanden) te B. ver blijf te houden. Het voornenfen om zich daarna weder te A. te vestigenkan hij bewijzen. 1°. Is hij desniettemin gehouden om de verklarin- gen te doen voorgeschreven in art. 5 en 6 van het Kon. besluit van 3 November 1861 (Stbl. n°. 95)? 2°. Kan zijn tijdelijk verblijf te B. hem het regt doen verliezen om lid te worden van den raad der gemeente A? Het antwoord luidt aldus 1°. De aangehaalde artikelen zien op het overbren- gen van werkelijke d. i. feilelijke woonplaatsen dit heeft o. i. ook dan plaats, wanneer iemand, zoo als hier het geval is, tijdelijk verblijf gaat houden in eene andere gemeente. Juist het voornemen om zich later weder te vestigen in de gemeente die hij verlaatbewijst dat hij op dat oogenblik daar zijne werkelijke woonplaats niet meer heeft. Wij gelooven dus dat de beide verklaringen moeten gedaan worden. 2°. Art. 19 al. 3 Gemeentewet, sprekende van woonplaaijst,' bedoelt werkelijke woonplaatszoo als ook blijkt uit de uitzondering in art. 20 voorkomende die geheel overbodig zou zijn geweest, indien het woord woonplaats in art. 19 moest worden opgevat in den zin van wettig domicilie, hetwelk door de enkele werkelijke inwoning in eene andere gemeente niet verloren gaat. Ook de bedoeling die de wetgever had met het eenjarig ingezetenschap als vereischte te stellen eeniganjvaarborg voor de bekendheid met de behoeften der -gemeente en belang bij hare welvaart pleit voor onze opvatting. Moest toeh hier onder woonplaats worden yerstaan wettig domiciliedan zou tot raadslid verkiesbaar zijn iemand die b. v. in een of twee jaren geen oogenblik in de gemeente geweest is. Wij geven alzoo ook op de tweede vraag een bevestigend antwoord. VERGADERING van HOOPD-INGELANDEN gehouden Op Woensdag 23 Julij. In deze vergadering is in behandeling genomen het aangehouden voorstel van dijkgraaf en heemra- den, betrekkelijk de bezoldiging der opzigters. De heer Beijerinck deelt mede dat hij omtrent deze regeling eeue andere meening is toegedaandan die, vervat in het aanhangige voorstel; hij deelt daar- van eenige hoofdtrekken mede, waarop hij door den voorzitter wordt uitgenoodigd zijne gedaehten op schrift te willen brengen in den vorm van een voorstelten einde dit op eene volgende vergadering kunne worden behandeldterwijl de vergadering zich vereenigt met het denkbeeld om de verdere discussien over het voorstel van dijkgraaf en heemraden te stakentot dat zij van het voorstel van den heer Beijerinck zal hebben kennis genomen. Verder wordt in behandeling genomen een voorstel van dijkgraaf en heemraden, strekkende om bij de toegezegde subsidie der provincie voor het hardmaken der lengtewegen en in afwaehting van dat, hetwelk door het Rijk zal worden verstrekt, nog gedurende dezen zomer eenige vakken lengteweg te begrinden en wel ter lengte van 21,000 el; dooh de aanbesteding van dit werk slechts le doen plaats hebben wanneer de zekerheid zal zijn verkregendat door den minis ter van binnenlandsche zakeneene voordragt tot het verleenen van subsidie aan de wetgevende magt zal worden gedaan. De bij dit voorstel bedoelde vakken lengteweg zijn de navolgende. De IJweg, Sloterweg en Aalsmeerderwegtusschen de Spaarnwouder en Vijfhuizerdwarswegen. De IJweg en Sloterweg, tusschen de Lisser- en Bennebroekerdwarswegen. Na breedvoerige beraadslagingen is dit voorstel met 16 tegen 1 stemmen aangenomen geworden. Afschrift. N°. 397/7. Heemstede, 15 Julij 1862. Ik heb de eer UEd. hieronder een overzigt te ge ven van de vorderingen der werken aan den Lijnden. De beide bruggen over de waterloopen zijn gemet- seld tot de hoogte van de onderkanten der ketel- stoelen alzoo zijn de ijzeren leggers met toebehoo- ren geheel opgeleverd volgens het bepaalde bij het bestek voor die leggers. Door den aannemer van de ketelgebouwen is ver der de nieuwe schoorsteen voltooid terwijl men be- gonnen is om het nieuwe ketelgebouw boven den noordwestelijken waterloop op te trekkenen den algemeenen rookgang in het oude ketelgebouw op te raetselen. Van het ketelwerk met toebehooren is het navol gende uitgevoerd: De herstelling van de buitenrompen is gedaan, terwijl de binnenpijpen en frontplaten der ketels op het werk zijn aangevoerd. Twee der ketels zijn zoo ver gevorderddat men gisteren morgen zou beginnen om die boven den noordwestelijken waterloop te brengen. De beide andere ketels, die gedeeltelijk in elkander gezet zijnzullen daarna met kracht onderhanden genomen worden, ten einde deze gereed te hebben voor het gebouw boven den noordwestelijken water- loop is opgetrokken en met het andere gebouw wordt begonnen. Van de stoelen onder de ketels zijn 8 stuks aan gevoerd zoodat nog 4 stuks moeten worden ontvangen. De nieuwe eipden si piiikast zjjn nog aan de fabrijk, doch aldaar zoo ver gereed dat nog slechts de oude bolvormige einden van de oude stoomkast moeten worden aangebragt. De verbindingshalzen tusschen de nieuwe ketels en de stoomkast zijn aan de fabrijk gereed. De voedingafsluiters en spuikranen zijn gereeden op eene na van de fabrijk verzonden, evenzoo is een gedeelte der voedingpijpen gereed en op het werk aangevoerd. De afsluiter op de stoomkast is gegoten, en van deze is het deksel met toebehooren gereed. Van de vuurramen is het model gereed en de roos- terstaven zijn gedeeltelijk gegoten. De voorname stukken zijn derhalve aangevoerd of nagenoeg gereed. Het in elkander zetten der ketels moest echter thans volgens het bestek iets verder ge vorderd zijn, doch wanneer daaraan op die wijze wordt voortgegaan als thans geschiedt, zal dit geen reden tot vertraging van het werk geven. De Hoofdopzigter, (get.) A. van Egmond. Aan Heeren Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder te Haarlem. Voor de Vereenigde Vergadering, te houden op Dingsdag 29 Julij 1862, des voormiddags ten 10'/2 urezijn de volgende punten van behandeling aan de orde gesteld 1. Beeediging van den heer Muijsken. 2. Voorstel tot aflossing van waarborggelden. 3. Magtiging om zich te verweren tegen het verzet van den polder Willens. 4. Adres van Mr. J. P. Amersfoordt c. s. om trent het peil in Rijnland. 5. Adres van den heer W. Borski, omtrent de beplanting van duingrond. 6. Vaststelling der verordening op dijkenkaden en wateren. 7. Benoeming van eenen secretaris, uit de toege- zonden voordragt. 8. Voorstel tot het geven eener personeele gratifi- catie aan den eersten beambte ter Secretarie. In de zitting van de Provinciale Staten van Zuid- Holland, van Woensdag 9 Julij, heeft de heer mr. P. P. Hubrecht uit naam van de daartoe benoem- de commissie, rapport uitgebragt op het voorstel van Gedeputeerde Staten nopens het ontwerp tot droog- making van de plassen in Schieland beoosten Rot terdam. De conclusie van dit belangrijk rapport luidt als volgt Ziedaar mijne heeren, de gronden en motiven, waarom wij ons eenparig vereenigen in den wensch en tevens de eer hebbenop het voetspoor van Ge deputeerde Staten en met geringe wijziging van hun denkbeeld, u bepaald voor te stellen: dat Gedeputeerde Staten dezer provincie door u zullen worden gemagtigd om namens nwe vergadering A. Aan Zijne Majesteit den koning te verzoeken dat het hoogstdezelve moge behagen, eene commissie te benoemen tot droograaking der plassen beoosten Rotterdam, volgens het bovenbedoeld plan van den hoofdingenieur van den waterstaat in het lOde dis trict, en wel voor rekening van het rijk en van de provincie Zuid-Holland, ieder voor de helft; dat in deze commissie het rijk en de provincie gelijkelijk zullen worden vertegenwoordigden dat haar zal worden opgedragen het bepaald mandaat om a. Een onderzoek in te stellenomtrent het tot die droogmaking beschikbare bedrag der geldenuit de afkoop- en waarborgkassen b. Eene zooveel mogelijk naauwkeurige raming der waarde van de gronden, na de voltooijing der droogmaking te verkrijgenop te maken c. Wanneer het blijkt, dat het thans geraamde te kort van/ 517,700 niet tot een hooger bedrag moet worden gebragt, alsdan over te gaan tot de uitvoering der droogmaking van de plassenvolgens het plan van den hoofdingenieur van den waterstaat in het lOde district, voor rekening van het rijk en het gewest, ieder voor de helft; d. In elk geval eene opgave te doen aan het rijk en het gewest, van het geraamde tekort, met een Voorstel omtrent het bedrag der jaarlijksche termijnen waarin het subsidie zal behooren te worden verstrekt e. indien het dfcf commissie blijicen mogt dat het sub. lett. c geraamde tekort, de sora van/517,700 te boven gaat, zich met nadere voorstellen tot dek- king van het meerdere, te wenden tot den koning en tot deze vergadering. B. Van het alzoo ingediend verzoek kennis te geven aan Z. Exc. den minister van binnenlandsche zaken met verzoek dit bij Z. M. den koning wel te willen ondersteunen. Resumeren wij thans voor een oogenblik onze me- dedeelingen dan vleijen wij ons, dat u daaruit kan blijken, dat langs den voorgestelden weg de exploi- tatie van het ontworpen planwaarmede niemand scheen te kunnen worden belastthans wordt ver- zekerd tot die exploitatie niet wordt overgegaan dan na een vooraf deugdelijk ingesteld onderzoek de finantien van het rijk en der provincie niet in het onzekere worden verbonden aan de uitvoering van het werk de waarborg van voleindiging niet geheel ontbreekt. r Uwe bekende ingenomenheid met het ontwerp dezer droogmaking en hetgeen vroeger door u dienaangaan- de, zij het tot dusverre zonder veel vrucht, werd be- sloten, gaven ons vrijheid tot de poging, om u op nieuw voor te lichten in een geestdien wij meenen dat de gezindheid uiturukt uwer vergadering. Van groot belang, mag inzonderheid ditraaal uw te nemen besluit geacht wordennu alle vroeger beraamde mid- delen om uwe gedaehten ten deze in feiten te veran- deren, zijn gebleken te falen. Wij aarzelen niet de meening uit te sprekendat de grondtoon van het voorstel van gedeputeerde staten en van ons rapport geene wijziging meer kan ondergaan indien men het werk wil tot stand gebragt zien. Al wie nu bet doel wenscht te bereiken moet de eerlijke middelen wil len die daarheen leiden. Van den man die thans aan het hoofd van het department van binnenlandsche zaken is geplaatst, en wiens medewerking en onder- steuning in deze zoo noodig zijn, kan niet gezegd wor den dat hij, eenmaal overtuigd van het groot belang dat voor het rijk evenzeer als voor dit gewest aan de droogmaking der bedoelde plassen verbonden is, dat belang niet krachtig zou voorstaan en bevorderen. En moest uwe vergadering na velerlei vruchteloos overleg, ook thans weder op deze zaak terugkomen; ligt er tusehen het heden en den dag waarop uwe vergade ring de aangewonnen landerijen in oogenschouw zal

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2