- 152
Landbouw.
Het tweede nommer <ler Mededeelingen en Berig-
tenbehelzende de punten van beschrijving- voor de
16de Algemeene Yergadering, den 27steu September
te 's Hage te houden en het programma der feeste-
lijkheden bij die gelegenheidhet tweede rapport
der commissie voor het lnndbouw-onderwijs, euz. is
verschenen en aan de leden toegezonden.
Dr. J. WTTEWAAIL.
In Utrecht is op den 5den Augustus j.l. overle-
den de heer Dr J. Wttewaall. Zijn vroegtijdige dood
is een groot verlies voor den landbouw, voor wel-
ker belangen hij gedurende zijn leven ijverig werk-
zaam was. Hij was de oprigter van de Landbouut-
Courant (vroeger Algemeene Landhuishuudkundige Cou-
rantin het jaar 1847. Gedurende ruim vijftien ja-
ren werd daarvan door hem de redactie, tijdelijk ge-
zamenlijk met Dr W. C. H. Staring, met ijver en
groote volharding waargenomen, terwijl daarin door
hem zelven dikwerf goede opstellen werden geleverd.
Eerst weinige maanden geleden werd de redactie
daarvan door hem aan den heer Dr L. M u 1 d er over-
gedragen. Zijne bijzondere kennis was vooral die van
de houtteelt en van de vruchtboomen, welke hij dan
ook gedurende vele jaren, als boomkweeker te Yoorst,
praktisch beoefende. Hij gaf over deze vakken ook
eenige afzonderlijke werkjes uit, als: in 1884, Bis-
sertatio de Arborum Sijlvestrium Plantalionein 1837
Over het nadeelige van het snoeijen van opgaande Boo-
men; en in 1841, Opmerkingen wegens de Appel- en
Peerboomgaarden in Nederland.
Dock tevens had hij nog eene bijzondere studie
van de schadelijke insecten gemaakt en meermalen
daarover opstellen in de Landbouw-Courant geleverd;
het was dan ook niet meer dan een erkennen van
werkelijke verdienste, dat hem bij Koninklijk besluit
van 18 Eebruarij I860, de taak werd opgedragen om
een boekwerk te schrijven over de insekten, die den
landbouw benadeelenmet aanwijzing van de midde-
len daartegen te gebruiken.
Met warmen ijver werd de arbeid terstond door
hem aangevangen en de hulp zijner medelandbouwers
daarvoor ingeroepen. Toen in een volgend jaar de
voor dit doel bestemde gelden door de tweede Ea
rner werden geweigerdbesloot hij niettegenstaande
deze onaangename bejegening, zijn onderzoek op de-
zelfde schaal voort te zetten en toonde hij, in een rapport
aan den Minister van Binnenlandsche zaken Staats
Courant dd. 25 Januarij 1861), dat in den korten
tijddie sedert de opdragt was verloopen reeds vele
bouwstoffen door hem waren bijeengebragt. De
algemeene belangstelling door de Nederlandsche land-
bouwers in het voortzetten van dien arbeid betoond
getuige de verschillende adressen te dier zakeis
een bewijsdat men het werk in goede handen achtte
en daarvan veel nut voor den landbouw verwachtte.
Niettemin werd ook voor dit jaar bij herhaling de
middelen tot voortzetting van dien arbeid geweigerd
en thans is aan alle hoop van voltooijing een einde
gemaakt.
Het is zeer te wenschen, dat niettemin van het-
geen door de ijverige zorgen van Dr J. Wttewaall
reeds werd bijeengebragt nog zooveel mogelijk nut
voor den Nederlandschen landbouw moge worden
getrokken.
Om meer dan een reden behoort alzoo de nage-
dachtenis aan Dr J. Wttewaall bij de landbouwers
in ons vaderland in dankbare herinnering te blijven
hij behoorde tot hendie er veel toe hebben bijge-
dragen om den landbouw meer in aanzien te brengen
het nut van zijne wetenschappelijk beoefening te doen
gevoelen en daaraan de ontwikkeling te geven, die
zich thans allerwege zoo krachtig en levendig ver-
toont.
Men meldt uit Schiermonnikoog, de dato 29 Julij
In de afgeloopen week aanschouwden de inwoners
van dit eiland hier voor het eerst eene vreerade, ve-
len weinig bekende zaak: het koohaad-dorschen. Een
veertigtal personenvoor het grootste gedeelte van den
vasten wal herwaarts gekomen, was hiermede, onder
eene voortdurend drooge en gunstige weersgesteldheid,
van Dingsdag tot Zalurdag bezig. Zeer trok dit de
algemeene aandacht en belangstelling, Ouden en jon-
gen, alien begaven zich naar het oostelijk gedeelte
des eilands, ten einde daar, op het veld zelf, van
de vreugdevolle werkzaamheid en de met haar ge-
paard gaande bijzondere gebruiken getuigen te zijn.
Ouden en jongenalien zagen ook met verheuging
de stroovuren, welke, als teekenen van het gelukkig
volbragte werk aan den av.ond van den laatsten dag
der week zoo helder brandden. Omstreeks 20 lasten
zijn gewonnen. Het zaad is, naar het oordeel van
deskundigen, uitnemend, en zal gewis aan de markt
tot goeden prijs gereede koopers vinden. Zoo hebben
wij ook hier vooruitgang. Yelden, nog kort geleden
bijkans woest, leveren nu reeds kostelijke voortbreng-
sels en vruchten op. Dit geeft stof tot blijdschap
en grond tot schoone, uitgebreide verwachting voor
de toekomst.
Veel heeft Schiermonnikoog aan de zorg des land-
heers te danken. Onder diens bestuur zal het klim-
men tot een hooger welvaart en bloei.
{Amsterd. Cour.)
Zie over de landbouio-verbeteringen op Schiermonnik
oog het Weekblad van 23 Mei 11.)
In een nommer van het Algemeen Weekblad van
Purmerende, van een paar jaar geleden vindt men, on
der het opschriftSnippers uit mijne Portefeuille
het volgende berigt
Veezlekte (1617).
»Desen Somer isser een selfsame plage onder do koebees-
ten geweest in Holiandt, by namen in Waterlandt; de koeijen
kregcn sulr.ke groole vyericheyt in den montdat se niet eten
en konden also dattcr vele van lionger storven met een ghe-
sont herleveelenveghe namen de boeren het gras ende
slaeckcn bet de koeijen in de hals. Gelukkig duyrde dese
plage niet boven een weecke daarmede ginck het over."
't Kan zijn dat het warme voorjaar en de daarop gevolgde
koude die plage" veroorzaakt heeft. Den 11 den Maart toch
was bet zoo warmdat de jongens in de rivieren en vaarten
bun lust tot zvvcinmen bot vierden in die rnaand gingen de
koeijen naar de weide en was er grasboter. Het vroor tot
dien tijd maar twoemaalen elke reis maar drie dagen. Maar
toen volgde zulk eene koude en onwedcr, dat men de koeijen
weer ophalen en op de stallen voeren moest tot Mei.
Een ieder zal in die plage van het jaar 1617 wel de
tongblaar, of, zoo als de heer van Hulst opmerkt,
dat de meer juiste naam is, het mondzeer herkennen,
waarmede de koeboeren dit jaar zoo te tobben heb
ben gehad.
Maar is het niet opmerkelijk, dat wij dit voorjaar
juist het weder hebben gehad, zoo als het daar be-
schreven wordt; eerst bijna zomerwarmte in het vroe-
ge voorjaar en daarop zulk koud en ruw weder.
Er is veel dat aan de sterke besmettelijkheid van
het mondzeer doet geloovenmaar dit sluit niet uit
dat dit gepaard kan gaan met eene bijzondere voor-
beschiktheid of gevoeligheid van het vee voor deze
ziekte, hetwelk zijne oorzaak kon bebben in zulk
eene ongewone weersgesteldheid en Snellen overgang
van warm tot guur weder.
Het zou zeer belangrijk zijn om te weten, in wel
ke jaren het mondzeer ook nog in zoo hevige mate
in ons land heerschte, en of welligt ook toen het we
der hetzelfde karakter 4roeg. Men zou daardoor de
ware oorzaak van die ziekte misschien kunnen ont-
dekkenen ligt voor het uitbreken door zorgvuldige
verpleging of voorbehoedmiddelen het vee er voor
kunnen vrij waren.
PERUAANSCHE GUANO.
In de dagbladen is aangekondigddat door de
heeren Canevardo Par do en Barron (Sardi-
nier en Peruaner)kontraktanten met het gouver-
nement van Peru voor den commissiehandel in guano
uitsluitend voor Nederland en het groothertogdom
Luxemburg, tot hunnen agent alhier is aangesteld de
heer Alexis Serruijs te Rotterdam, bij wien alle
inlichtingen dienaagaande zijn te bekomen.
Het is bekend, dat de Peruaansche guano, die van
de Chincha eilandenverreweg de beste van alle guano
soorten is. Het Peruaansche gouvernement verkoopt
de guano niet directmaar sluit kontrakten met ver
schillende personenaan wie dezelve in consignatie
wordt gegeven, en die gewoonlijk aan het gouverne
ment aanzienlijke voorschotten verstrekken. Tot Mei
1862 had het huis Gibbs te Londen de uitsluitende
commissiehandel voor Engeland en het vaste land van
Europa. Thans zijn voor de verschillende landen af
zonderlijke kontraktanten.
De kontraktanten mogen niet anders dan in de
hun aangewezen landen verkoopen, terwijl het Peru
aansche gouvernement ook slechts aan hen guano levert.
Derhalve is de echte Peruaansche guano voortaan alleen
bij den heer Serruijs te bekomen.
Wij vernemen, dat het zijn voornemen is in elke
provincie een agent aan te stellen. Hij is gehouden
met de meeste zorg tegen vervalsching te waken en
moet daarom zooveel mogelijk uitsluitend aan de ver-
bruikers zelven verkoopen. De heeren Mees en
Moens, vroeger agenten van Gibbs, kunnen die
alzoo nu niet meer leveren hoewel zij nog de com
missiehandel op den Ryu behouden hebben. De guano
is reeds in Rotterdam in voorraad. Wij hopen wel-
dra den naam van den agent voor deze provincieti
te kunnen mededeelenen vestigen dan tevens nog
verder de aandacht op deze uitmuntende meststof,
die wel in ons land en ook in den Haarlemmer-
meerpolder niet onbekend is, maar waarvan tot nu
toe een nog veel te schaarsch gebruik wordt gemaakt.
STOOMYAART naar KATWIJK AAN ZEE.
In een adres aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van 13 Julij 1862 Weekblad van Haarlem-
mermeer18 July 1862), heeft de ondergeteekende
beweerd
Datzoo men een binnenlandsch kanaal verlangt
van Amsterdam naar de Noordzee, zulk een kanaal
in kleinere afmeting sedert lang bestaat. namelijk door
de Overtoomsche sluisde Ringvaart van Haarlem-
„mermeer, de Liede, het afvoerkanaal naar Katwijk
en de sluizen aldaarwelk kanaal en sluizen slechts
behoefden te worden gebragt tot eenigzins ruimer
afmetingenomzonder zooveel kosten en kunst-
werken hetzelfde doel (verbinding van Amsterdam
met de Noordzee) te bereiken."
Gm deze waarheidook voor het groote publiek
eenigzins meer duidelijk te maken, heb ik een proef-
togt ondemomen, eerst van Amsterdam over Haarlem
naar Katwijk aan Zee, en terug van Katwijk over
Leiden naar Amsterdam.
Deze proeftogt werd gedaan met eene stoomboot
van den heer van der Maaden, genaamd Jacobus,
lang over steven 70 voet, breed 9 voet, diepgang
4 J/lj voet achter; hoog 2 Ned. ellen boven de water-
lijn vallende schoorsteen 3 paardenkrachten met
eene schroef draaijende 150 slagen in de minuut
schipper K. d e W e e r t. (Kolenverbruik J/2 mud in
het uur).
De boot werd Zaturdag 9 Augustus van Amster
dam naar Haarlem gezondenen ontving daar Zondag
morgen 10 Aug. 7% ure de volgende genoodig-
den als den heer van d e Poll, dijkgraaf van den
IlaarlemmermeerpolderDr. Staring, vervaardiger
van de geologische kaart van Nederlandden heer
H u e t, civiel ingenieur te Amsterdam den heer R o e 11,
zoon van den tegenwoordigen Commissaris des Konings
in Noord-Holland; den heer M. Pijnappel, lid van
den raad der stad Amsterdamde heeren Johan en
Jacob Huysinga, commissionairs in etfecten, te
Amsterdam; den heer J. C. van de Blocquery,
landbouwer te Haarlemmermeer; later nog aan den
Cruquiusden heer Sluiterman van Loo, genees-
hcer te Haarlemmermeer.
Deze heeren werden verzeld door hunne dames.
A1 spoedig geraakte de stoomboot vast in het Zuider
Buiten-Spaarne, voor de buiteDplaats van den heer
B u n g e alwaar eene ondiepte bleek te zijn welke
door Rijnland dient te worden opgeruimd. Dit gaf
ons ongeveer 20 minuten oponthoud; daar wij bij een
vrij hoog peil in Rijnland 0,68 A. P. hier toch
vast waren gerankthetgeen al wederom aantoonde
hoe wenschelijk het isdat het water in dat hoog-
heemraadschap steeds benoorden den Rijn werde ge
houden op 0,50 A. P.
Wij bereikten nu den Cruquius' ten 9 ure 10 min.
de brug te Bennebroek 9 ure 20 min., Hillegom 9 ure
45 min., Lisse 10 ure 10 min., Leeghwater 10 ure
45 min. Hier bleven wij 5 min. en voeren door de
Norremeer en Dieperpoel, langs Warmond, door de
brug te Oegstgeest ten 11 ure 35 min.
In deze vaart merkten wij op de belangrijke ver-
breedingen in de Leede welke Rijnland bezig is te
maken voor zijne uitwatering, en welke spoedig ook
de scheepvaart zullen ten beste komen.
Gekomen aan de Noordwijkerbrug (niet verre van
Katwijk), bleek het dat deze 1 palm te laag was
om ons vaartuig door te laten.
Wel gingen al onze passagiers in de voorkajuit
om het schip meer te ballastendoch vruchteloos.
Eenige Katwijkersverzocht om ook nog aan boord
te komenhaddeu daartoe geen moed.
Toen zond ik om een smiden hakte den voor-
steven van de boot af, waardoor die 1 palm ver-
laagde en wij onder de Noordwijkerbrug doorstoomden,
Nu kwamen wij aan de brug met de drijfdeuren
waar wij ten 12 ure wel onder door konden va-
renmaar toen bleef de boot door haren diepgang
van achteren steken op den slagbalk der sluis.
Hierdoor niet ontmoedigd, besloot ik nu toch zoo
na mogelijk aan zee te komenzond de dames en
verdere passagiers te voet vooruit, en ontving van
den heer Hoog, dijkgraaf van Rijnland, en den
hoofd-opzigter Kros, een schuitje ter leen met eenig
volk, waarmede ik, in gezelschap van den ingenieur