- 160 - «ens of tweemalen behoefde men dit dikwerf te doen, wanneer het vee reeds zelf begon te eten. Ten slotte wil ik nu nog een geval mededeelen waaruit op de meest overtuigende wijze blijken kan dat aderlatingen en verkoelende, ontstekingvverende middelen, bij het mondzeer juist op bunne plants zijn. Onder het vee van zeker veehouder brak het mond zeer uitonder de daardoor aangetaste koeijen bevond zich ook eene jonge, welgevoede melkkoe; tijdens deze koe in het tweede tijdperk dier ziekte verkeerde en er zich reeds blaren in de mondholte vertoonden vverd zij plotseling door eene hevige congestie van bloed naar de hersenen en het ruggemerg overvallen j zoo ooit, dan moest hier snel en stout gehandeld wordenwant het gevaar was dreigend. Op eene zeer overvloedige aderlating volgde eenige vermindering der verschijnselen, maar de volkomene herstelling eerst op de toediening van ongewoon groote giften van verkoelende en onlstekingwerende middenzouten en het vlijtig aanwenden van stortbaden van koud water, op de aangedane deelenook hier werden de mest- stoffen, die eerst, even als in bijna ieder andere ont- stekingziekte, hard, droog en zwart warendun vloeibaar. Had ik hier geaarzeld en om de opvol- gende verzwakking voor het laten beducht geweest; had ik uit vrees voor ziekteverplaatsing van het mond zeer op inwendige deelen, geene verkoelende en af- voerende middelen durven toedienen, voorwaar 1 de dood ware onvermijdelijk geweest. Na deze geheele behandeling, die hoogstens 2 a 3 dagen duurde, bleek het bij een naauwkeurig onderzoek der mond holte, dat geen spoor van blaren of ontvelling meer aanwezig was en heeft de koe later ook op geener- hande wijze, iets meer van het mondzeer, noeh van het klaauwzeer, geweten. Bij het Paard, dat dit voorjaar minder dan het rund aan de afwisselingen des weders blootgesteld was, kwamen weinig ongesteldheden voor. Nog enkele gevallen van koliek, een paar van droes, zoo goedaardige als verdaehte, dit was alles. Een veulennog bij de merrie in 't hokkreeg doorloop, omdat de moeder, door het's nachts opeu- staan van een venster koude gevat had en hoestte. Een ander veulen, gefokt bij eene merrie, die in geen goed vel stak, stierf aan kwaadsappigheideen derde laboreerde aan eene navelverzweringten gevolge van het sterk rekken der navelstreng bij het afbinden na de geboorte. Dat afbinden is geheel onnoodig; voor bloedstorting aan de zijde des veuleus, behocft men niet te vreezen men doet het immers bij de kalvers ook niet? Het best is om bij beidenterstond na de geboortede navelstreng zonder er aan te trekkenop een hand- breedte afstand van de buik, met een scherp mes of eene schaar, in eens af te snijden of te knippen. Een tweejarige hengst beleedigde zich de roede, door op eenen te jeugdigen leeftijd, te dikwijls en te kort achter elkander, tot dekken aangezet te worden. Een paard dat aan huiduitslag souffreerdeeen gevolg van onmatig voerenwerd daarvoor door mij adergelatennaar gewoonte wierp men het afgetapte bloed in eene slootdat was met regt geld in't water gooijen. Onder de uitwendige gebreken kwamen voorspat- tengallen, overlioevenverstuikingen van het koot en het schoudergewrichtder knieschijf, enz. Meest alien waren het gevolg van uitwendig geweld of te sterke krachtinspanningof wel overgeerfde gebreken dit laatste was vooral met de spatten en de overlioe ven het geval, want nog altijd schijnt men liever bij oude en gebrekkige, dan bij jonge en reine merrien te fokken; nu, het zijn er dan ook veulens na, en aan de vruchten kent men ook hier den boom 1 Een paard, wiens staart voor het gemak, de zin- delijkheid en uit vrees dat hij er op trappen zou nacht en dag opgestoken bleef, kreeg eene verzwering aan den staartworteltengevolge dier aanhoudende drukking; het nalaten van deze verkeerde gewoonte en het zuiver houden der wond, was voldoende om haar te genezen; nog deelde de eigenaar mij mede, dat de staarten zijner paarden vroeger veel dikker en meer gevuld geweest waren dan thanshetgeen ik aan dezelfde oorzaak toeschreef; aanhoudende druk king toch belet den omloop en doet het haar, bij gemis van voedingafsterven en uitvallen. De schapen en de varkens waren gezond. Nieutcveen Julij 1862. D. van Hclst. MEEKRAPTEELT. In n°. 37 van 1860 en in n°. 21 van 1861 is de uitkomst medegedeeld van de meekrapteelt op de boerderij de Vennip, in den Haarlemmermeerpolder, seetie 0, n°. 68, in de jaren 18571860. Het resultaat van de meekrap in 1861 gedolven was niet zoo gunstig. Gelijk bekend is, was het gewas alge- meen slecht, voornamelijk ten gevolge van den kouden zomer van I860; zoodat de gemiddelde opbrengst slechts op ruim de helf't tot twee derden van een goed gewas werd geschat. Ook hier was de opbrengst een derde minder dan de gemiddelde opbrengst van vorige jaren. Ouderstaande tabel geeft eene vergelijking van de uitkomst dezer vijf jaren. Jaar van Aantal Ned. ponden Prijs per Bruto opbrengst delven. bunders, onber. krap. 50 N. ffi. per bunder. 1857 0.31 2751 28,— 1540,56 1858 1.24 2522 23,— 1136,92 1859 4.35 2492 27,— 1292,31 1860 6.70 2360 28,25 1280,— 1861 4.50 1684 25,— 807,52 gem.van 17,10 2235 26,75 1153,— Behalve in 185 7 is de prijsberekening steeds tegen de gewone kondilie van verkoop, namelijk 2 pCt. tarra van het gewigt en 2 pCt korting op het geld voor kontante betaling. De kultuurkosten waren in de verschillende jaren vrij gelijk, alleen kostte het delven, in dagloon, het laatste jaar slechts 180 en alzoo f 40 a 50 minder dan bij zwaarder gewasen waren de kosten van droogen en malen natuurlijk in verhouding tot de opbrengst. Die kultuurkosten bedroegen volgens de opgaaf in n°. 37 van 1860, bijna 800, echter met inbegrip van grondrente of pacht, algemeene kosten der boer derij en 4 pCt. interest van het kapitaal. In het vorig jaar waren de kosten om bovengemelde reden ongeveer 100 minder, zoodat niettegenstaande het slechte gewas nog eene winst van f 100 per bunder overbleef. Daar algemeen het gewas van 1861 slecht en dat van 1860 middelmatig was en de voorraad hoogst gering, zoo had men voorzeker het vorig jaar in een veel hoogeren prijs eene vergoeding voor de mindere opbrengst gevondenwanneer niet de oorlog in Ame- rika zulk een ongunstigen invloed op dien prijs had uitgeoefend. In Uaarlemmermeer blijft het verbouwen van mee krap nog toenemen; blijkens den staat van den land- bouw waren met meekrap (een- en tweejarige) bezet in 1857 12, in 1S58 26 in 1859 81 in 1860 130 en in 1861 222 bunders. De stand van het gewas in Uaarlemmermeer moet dit jaar goed zijnhier en daar zelfs uitmuntend de berigten uit Zeeland en Zuid-Holland luiden over het algemeen niet gunstig; uit Schouwen werd o. a. nog onlangs berigt, dat de tweejarige weinig beloofde en de jonge zeer traag in het groeijen was. Warinte en droogte zijn hoofdvereischten voor den weligen groei van deze zuidelijke plant, en deze ontbraken weder even als in de beide vorige zomers. De belangrijke kosten van het delven zijn steeds een gewigtig bezwaar van deze teelt. In Zeeland moeten enkelen weder, naar men zegt met goeden uitslaghet uitploegen beproefd hebbenwij hopen daaromtrent in kort het juiste te kunnen berigten. Het zou voorzeker eene belangrijke besparing kunnen geven. Wij ontvingen onlangs het Verslag aan het Be- stuur over de inrigting van de boerderij te Haren, toe- behoorende aan en gedreven wordende voor rekening van de Maatschappij Be Landhaishoudkundige School te Groningen"", door den onder-directeur Jb. Bo eke." Het is een goed denkbeeldom de uitkomsten der boerderij bekend te maken en daarvan uitvoerig verslag te geven. Voor eene inrigting als deze school, die voor hare instandhouding en verdere ontwikkeling het algemeen vertrouwen noodig heeftis openbaar- heid een eerst vereischtezonder welke zij ook den gunstigen invloed niet zou kunnen uitoefenendie daarvan voor het vervolg te wachten is. Waar men den landbouw praktisch onderwijzen wil, moet men ook toonen dien gfondig te verstaan en de beste toetssteen daarvoor is de geldelijke uitkomst hoewel men daarbij steeds in aanmerking behoort te nemen dat eene boerderijdie tevens tot onderrigt moet die- nen en waar een groot deel van den arbeid door de leerlingen wordt verrigt, niet uitsluitend met het oog op het geldelijk voordeel kan worden beheerd. Het is ook goed gezienom met die bekendmaking niet te wachten tot dat men met mooije resultaten voor den dag kan komenmaar daarmede terstond aan te vangenal blijkt daarbij de aanvankelijke toe- stand niet zeer bevredigend te zijn. Trouwens liet zich wel niet veel anders verwachten van eene boer derij die in den laatsten tijd telkens voor een jaar werd verhuurd. In Maart 1861 werd de boerderij in eigen beheer genomenen op 1 Maart 1 862 de eerste rekening geslotende opbrengsten waren alien zeer gering zoodat voor de ruim 40 bunders bouw- en weiland, tegenover een bedrag van uitgaven van 2892.38, slechts eene ontvangst van/2212.17 stond, hetwelk alzoo een verlies van 680.21 opleverde, waarvan echter f 372.283als uitgaven voor het onderwijs op de boerderijmoet worden afgetrokken. Hierna be tel- moet alzoo de leus zijnen dit laat zich ook met alien grond verwachten; een eerste jaar, en nog wel een algemeen zoo bijzonder ongunstig jaar als 1861 kan wel niet als maatstaf voor het vervolg dienen. Onder het ijverig en kundig beheer van den heer Bo eke, zal voorzeker met ieder jaar zoowel de opbrengst als de goede uitkomst toenemen. Maar voor verbeterden landbouw is een genoegzaam bedrijf- kapitaal wel eene hoofdvoorwaarde. Elf duizend gul den voor ruim 40 bunders land is zeer gering, en de voorgestelde vermeerdering van f 1000 door ver koop van een stuk landzal zeker nog slechts ten deele in die meerdere behoefte voorzien. Het vergrooten van het maatschappelijk kapitaal met vijf of tienduizend gulden zou voorzeker zeer wenschelijk zijn; want met onvoldoende middelen zal ook de beste landbouwer slechts met verlies kunnen landbouwen wijl eerst de laatste uitgaven de winst aanbrengen. EENE VOORNAME OORZAAK van het Mondzeer. Naar aanleiding van de belangrijke mededeeling omtrent het mondzeer in 1617 (zie N°. 33 van dit blad), aan het slot waarvan gezegd wordt, dat het zeer belangrijk zou zijn om te wetenof in de jaren toen het mondzeer bij ons te lande heerschte, het weder toen ook hetzelfde karakter droeg als in 1617 ben ik zoo vrij te berigtendat de meeste veeartse- nijkundigen plotseling invallend koud en guur we der na vooraf gegane warmte voor eene der voor- naamste oorzaken houden, die het mondzeer doen ontstaan. Ook Goedhart, in leven rijks-veearts te Hoorn, nam zulks in het jaar 1839 waar en hield het er almede voor, dat nat en guur weder tot het uitbreken dezer ziekte het meest bijdraagt, aangezien hij haar zag ontstaan in de maand Julij van dat jaar, toen er op warm en droog plotseling nat en guur weder volgdehoewel de ziekte toen in andere pro- vincien reeds sedert lang geheerscht had en hij haar ook in de maand April deszelfden jaars bij een aantal runderen alsmede bij vier paarden had waargenomen doch ook toen onder den invloed van dezelfde ruwe weergesteldbeid ook bespeurde bij dat de ziekte bij genoemd ongunstig weder snellere vorderingen maakte dan bij warm en droog. Hetzelfde werd door mij gedurende de tegenwoor- dige Epizootie waargenomen. Ongeveer half April toch viel het ongunstige weder in en schier gelijktij- dig brak de ziekte hier uit; omstreeks half Mei nam het weder eenen meer gunstigen keer en alstoen ver- minderde ook de ziekte eenigzints inhevigheid; later in Junij en Julij en ook nog in de loopende maand hield en houdt de ziekte bijna gelijken tred met het afwisselend koel en regenacktig of droog en warm wederten onregte verheugden zich dus velen met de omstandigheiddat het weder tijdens het eerste uitbreken en heerschen der ziekte, zoo vochtig en koel was en bleef, en bleek hunne vrees, dat de ziekte bij warm en droog weder een meer kwaadaar- dic karakter en beloop zou aannemen, ongegrond te zijn. Nieuioveen, Augustus 1862 D. van Hulst. Dr. W. C. H. Staring i3 naar de armen-kolo- nien Ommerschans en Veenhuizen vertrokken om al- daar den toestand van den landbouw na te gaan. De Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland hield Dingsdag 19 Augustus j.l. te Rot terdam hare 21ste vergadering. Na den afloop van eenige administratieve werkzaamhedenbragt de com- missie, ten vorigen jare benoemd, tot het in het werk stellen van pogingen tot eene ineensmelting der maat schappij met andere veeartsenijkundige vereenigingen hier te lande, haar rapport uit. Met genoegen ver- nam de vergadering, dat er alle uitzigt bestaat dat deze voor de veeartsenijkundige belangen zoo wen- schelijke zaak weldra haar beslag zal krijgenen keurde zij dan ook het ontwerp van wet voor de vereenigde maatschappij, behoudens enkele uitzonde-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2