WEEKBLAD
van
1862.
Vrijdag, 7 November.
Landbouw.
\WU(£S
A AN L A N D B 0 UW, GEMEENTE- EH POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Abonnementen
JVerde Jaar gang.
HoofdredacteurC. E DE CLERCQ.
KORT VERSLAG
HAARIEMMERMEER,
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODE,Haarlem
bij den Ileer BRIEVENGAARDER te Ildarlemmermter
en verder bij alle Soliede
BOEKHANBELAREN en POSTDIRECTEUREN
in bet Rijk.
De Pelts is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 bescMlc. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
bclialve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moetenfranco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
VAN DEN
Gezondheidstoestand van het Vee, alhier en
in den omtrek,
gedurende het derde kwartaal dezes jaars.
Ik kan ditmaal kort zijn om de eenvoudige reden
dat er weinig zieken waren.
Bij het rund kon de oorzaak hiervan, hehalve, zoo-
als reeds vroeger door mij gezegd werdin het heer-
schen van het mondzeer, ook nog daarin gezocht
worden dat er dezen zomer over het geheel weinig
gras was. Na den ongemeen vroegen uitgang van
het voorjaar en het hoogst ongunstige weder daarop
gevolgdwaren de weilanden al vroeg kaal en ble-
ven dit, tengevolge van het natte en koele weder,
bijna den geheelen zomer door en ze zouden dit nog
eerder en nog meer geweest zijn, als het mondzeer,
dat de koeijen dagen en soms weken het grazen be-
lette, niet geheerscht had; ook nu werd dus het
spreekwoord weder waarheid, dat er veelal een geluk
bij een ongeluk is.
Wei nu nog fraaijerhoor ik mij toeroepenal
willen wij het laatste gedeelte van uwe stelling ook
al eeus toegeven, het eerste gedeelte er van, kan er
waarlijk niet mede door; want wij herinneren ons
nog zeer goed, dat gij in uw verslag over het 4de
kwartaal van 1861 verteld hebt, dat er door het on-
gewoon gunstige weder van October veel nagras was
>en boe er tochjuist door dat weder en dat over-
vloedige voedseltoen zoo vele zieken kwamen, en
nu zou het heetener waren weinig ziekenomdat
er niet te reel gras en het weder minder gunstig was
ziedat noemen wij met de ziektewekkende oorza-
ken naar willekeur omspringenjaze seheppen.
Mijn antwoord hierop zou wezendat ik niets van
bet toen of nu gezegde lerug neem, en volhoud dat er
bij eene gestadige, gematigde temperatuur en bij ma-
tig' voedsel, in den regel minder zieken zullen zijn,
dan bij afwisselend of voor ons klimaat ongewoon
weder en overvloedig voedsel.
Te weten, lioeveel en welk voedsel het paard be-
hoeft om bij krachten en goed uitzien te blijven; te
weten hoeveel en welk voedsel het rund noodig heeft,
om melkgevend en vleeschdragend tevens te zijn, zie!
dat is de groote kunst.
Beantwoordt de hoeveel- en hoedanigheid van het
voedsel niet aan de behoeften dan mogen de dieren
zwak en mager worden niet in staat zijn hun werk
te verrigten of aan hunne bestemming te voldoen
maar eene oorzaak van ziekte, in den eigenlijken zin
des woords kan dit moeijelijk worden. Krijgen zij
daarentegen meer of krachtiger voedsel dan zij be-
hoeven, dan ziet men hieruit wel degelijk een tal
van ziekten ontstaan. Daarom moest men van twee
kwaden het beste kiezen, dan zou het altijd nog be-
ter zijn om het vee te weinig of te krachteloosdan
te veel of te krachtig voedsel te geven.
Dat was mijne meening.
Bij het paard kwamen, uit de beide meest gewone
oorzaken, gevatte koude en besmetting, enkele op
zich zelf staande gevallen van droes voor; verder van
galachtige en gewone longonstekingwaarvan de eer
ste aan het herfst-saizoen eigen is. Een nog zeer
jong paarddat voor het eerst tusschen de boomen
stond, leed dientengevolge aan eene bevangenheid
met hoogst verontrustende verschjnselen.
Wat men jong leert, kent nun oudis een zeer
goed spreekwoordmaar als men dit ook op het dres-
seren van paarden toe wil passmdan vergete men
toch vooral niet, hoe nieuw en veemd alles is, waar-
aan wij ze blootstellen en onderverpen. Men ga het
maar eens na. Het tuig drukt ei maakt ademhaling
en bloedsomloop minder vrijde boomen en strengen
belemmeren en begrenzen de willekeurige bewegingen;
het bit en de leidsels dwingen kop en hals in eene
bepaalde houding; het geraas vtn het rijtuig, het
hoor- en voelbaar bevel van den menner en het schie-
lijk voorbij Snellen van geheel onbelende voorwerpen,
door die doellooze ooglappen slechts ten halve gezien
dat alles doet angst en vrees ontstaan. Bedenkt men
hier nu nog bij, dat het jengdige dier, zelfs los aan
de hand dravende, toont nog niet vast op de beenen
te zijn, 't geen vooral daaruit blijkt, dat het veulen
meest galoppeertzelden draaften ook het nog niet
volwassen en onbereden paard nog altijd ligt van
die laatste beweging in de eerste overgaat, omdat
deze voor de nog niet ten voile ontwikkelde beende-
ren en spieren de gemakkelijkste is, dan is het waar
lijk geen wonder dat ten gevolge van dat alles spoe-
dig een sterk zweet uitbreekt en de geringste koude-
vatting alsdan voldoende is, om de spieren te ver-
stijven en eene voet- of longontsteking te doen ont
staan.
Daarom blijve het leeren altijd leeren worde het
geen inspanning en ga men daarbij steeds met geduld
en beleid te werk.
Onder de uitwendige gebreken kwamen, vooral in
Augustus, weder gevallen voor van vernageling,
als een gevolg van brokkelige hoevenverder van
steengallenrotstralen en een van eene hoornkloof
of kwartiervoet; dit laatstgenoemde gebrek was aan-
geboren, terwijl opmerking verdient, dat ook de moe-
der van dit paard aan hetzelfde euvel mank gaat en
dat beiden geheel witharig zijneene dubbele voor-
beschiktheid dus.
Een ander paard leed aan een nekbuil of het mol-
gezwel; dit dier had in den afgeloopen winter op stal
de leelijke gewoonte gehad, om altijd zoo ver mo-
gelijk achteruit te staan en aan het halstertouw te
trekken en te hangen; geen halster was daar dan ook
tegen bestand geweest. In dit bijzondere geval zou
een keelriem beter aan het oogmerk voldaan, en een
schommeltouw van achterer, het terugloopen belet
hebben. Er bestaat bij mij geen den minsten twijfel
of het gezwel is door die aanhoudende drukking
ontstaan.
Voor dat wij nu tot hel rund overgaan, wil ik
eerst, met het oog op between ik daaromtrent vroe
ger zeide, gevraagd hebben
Of de vliegen-eitjes dezei zomer van den hals en
de beenen der paarden vervijderd, of hunne hoe
ven in de Augustusmaand geteerd of gesmeerd
en eindelijk of ze dit jaar, volgens aloud gebruik,
Alle-Veenen-kermis stal geset werden???
Onder het Rundvee gin; het mondzeer voorl te
heerschendoch even als dit met alle andere epide-
mien het geval iswerd ok zij al minder en minder
hevigmaar bleef altijd morafgegaanvergezeld of
gevolgd door haren trawait, het klaauwzeer, waar-
aan de koeijen dikwerf log meer leden dan aan
eerstgenoemde ziekte. Opmerking verdientniet dat
enkele dieren in sommige besmette koppels onaange-
tast bleven want dit ziet men ook bij alle andere
heerschande ziekten gebeurenmaar wel dat deze la
ter geheel alledn het mondzeer kregenzonder met
besmet vee in eenige de minste aanraking geweest te
zijn. Zou hier de smetstof zoolang onwerkzaam ge-
bleven zijn, de voorbeschiktheid zoo lang geslui-
merd hebben, of waren dit op zich zelf staande
(sporadische) gevallen Nog bleven enkele koeijen
den geheelen zomer door kwijnendewerden niet meer
die zij vroeger geweest waren en stierven dikwerfaan
de gevolgen van het mondzeer, nog maanden daarna.
Daar slechts zeer weinige dieren rationeel behan-
deld werden en de lijk-openingen niet door deskundi-
gen geschiedenis het moeijelijk met zekerheid te
zeggen welke verwoestingen desorganisatiede ziekte
in deze gevallen inwendig had aangerigt; maar dit
is wel zekerdat het mondzeer ditmaal heviger en
kwaadaardigerlangduriger en algemeener geheerscht
heeft, dan ooit in vroeger jaren.
En nuzoo ik hoop, voor een tal van jarenover
het mondzeer basta 1 want ofschoon onlangs in de
Landbouw-Courant door eenen ongenoemden gezegd
werddat de veeartsen zich te weinig aan deze ziekte
lie ten gelegen liggenzou ik voor mij vreezen zelf
een zeere mond te zullen krijgenals ik nog meer
over het mondzeer praatte.
Overigens kwamen bij het rund gevallen voor van
slechte spijsvertering, van galachtige longontsteking,
uit dezelfde oorzaken als bij het paard, van spring-
vuuropgeblazenheiddoorloop en de zoogenaamde
pokken tegen laatstgenoemde ziekte werd de pekel,
als altijdweder met vrucht gebezigd.
Vier koeijen liepen op een stuk landdoor haren
eigenaar eerst kortelings gehuurd of gekocht enwijl
het arm en uitgeput wasvoor dat ze er op kwamen
terdege dik toegemaaktal deze koeijen kregen eenen
eigenaardigen hoest en e^ne er vaneene ontsteking-
achtige aandoening der luchtwegen; verkoelende en
verzachtende geneesmiddelen deden den eersten beda-
renvoor het genezen der laatste was eene verwei-
ding noodzakelijkde oorzaak lag hier kennelijk in
de meer dan sterke bemesting, vooral omdat deze
koeijen van te voren op minder goed weiland geloo-
pen hadden.
Ik herinner mij, dit schrijvende, voor een jaar 10
of 12 geroepen te zijn bij een grooter koppel vee,
lijdende alien aan deze zelfde ongesteldheid en loo-
pende op landtoegemaakt met zoogenoemde Haag-
sche baggeroorzaak en geneeswijze waren hier de-
zelfden, maar vooral droeg toen veel tot de genezing
bijdat op mijnen raad aan deze koeijen de gelegen-
heid versehaft werd, om ook op nabij gelegen, niet
toegemaakt weiland te kunnen grazenwaarvan zij
dan ook instinktmalig een gretig gebruik maakten
en welke doodelijke gevolgen de bemesting van wei
landen, met afval van mest uit loodwitfabrieken na
zich slependit heeft eene droeve ervaring maar al
te dikwerf geleerd.
Ik had weder het genoegen om met een paar huis-
middelen kennis te makente curieus om er niet met
een paar woordekens melding van te maken; geluk-
kig behooren ze beide tot de rubriek der onschade-
lijken. Het eerste moet dienen om de opgeblazen
heid of trommelzucht te genezen werd aangeprezen
door eenen vermaarden koedokter en bestaat in het da-