WEEKBLAD
van
tiy
1802.
Vrijdag, 14 November.
X". 46.
5sm
H
Merde Jaargang
Haarlemmermeer
Rijnland.
A A N LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Abonnementen
Hoofdredacteur: C. E. DE CLERCQ.
De Prijs is f 6,in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over f 1,50 beschikt. Advertentien van 15 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts.,
behalve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten franco geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam.
H 4 ARIiEMMEBIWEEB.
worden aangenomen bij de Boekhandelaara
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODE,. Haarlem
bij den Heer BRIEVENGAARDER te Haarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
In de zitting van den 7 den November der Pro-
vinciale Staten van Noord-Hollandzijnzonder hoof-
delijke stemming, in overeenstemming met de voor-
stellen van Gedeputeerde Staten en van de rapporten
der Commissiebelast met het onderzoek van de
verzoeken van eenige gemeenten tot het bekomen van
rijks- en provinciale subsidien voor de zaken van het
onderwijso. a. de volgende besluiten genomen
1°. Op het adres van den raad der gemeente
Haarlemmermeer, om toepassing van art. 36 der wet
op het lager onderwijs, voor den bouw van scholen
en onderwijzerswoningen, te adviserendat bepaald
worde, dat die gemeente in de kosten van het bou-
wen eener school en onderwijzerswoning, aan den
Aalsmeerderwegsectie FF, kavel 15 begroot op
13,350.niets zal bijdragen.
3°. Naar aanleiding van het door den Minister van
Binnenlandsche zaken kenbaar gemaakt verlangenom
het gevoelen der vergadering te vernemen omtrent
eene vermindering der bijdragen voor de gewone kos
ten van het lager onderwijs in de gemeente Haar
lemmermeer te adviserendat die bijdragen welke
over 1861 en 1862 voor het rijk en de provincie
ieder 2850.— hebben bedragen, voor 1863 behoo-
ren te worden verminderd ieder met 1850.
zoodat het rijk en de provincie ieder/ 1000.zul-
len bijdragen.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven
van 4 tot 11 November 1862.
GEBORENJohanneszoon van S. Berkhont en S. v. Vel-
zen. Johanna, dochter van C. van Leenwen en N. Iloek.
Izak Johannes Corstiaanzoon van P. Cinjee en J. Strijd-
horst. Grieljedochter van D. Jansen en M. van der Voo-
ren. Gerrit, zoon van C. Maliepaard en M. Hoogmoed.
Krijn, zoon van C. Witkamp en C. Vinke. Lambertns Ja
cobus zoon van C. J. van Leenwen en N. Huij. Dirk
zoon van P. Aartscn en A. Basjes. Geertrni, dochter van
A. Ruighaver en G. Jongkind. Dirk, zoon van L. van der
Beek en M. Boer.
OVERLEDENAugnstinnsond circa 1 jaarzoon van J.
B. Bole en A. Kuffers. Gerardns Arie, oud 3 weken, zoon
van P. G. van Rijn en A. Verhoeve. Adriana, oud ruim
2 maanden, dochter van M. Dekkers en M. Klein. Betje,
ond 10 jarendochter van P. Enselaar en W. Mourik.
Boudewijnoud ruim 2 maandenzoon van D. Hoefnaeel en
H. Rip.
LEVENLOOS AANGEGEVENEcn Kind van C. de Koning
en A. J. Verhaar.
ONDERTROUWDA. Bestman met J. Bukkems. N.
Veerman met G. Barsingerhorn.
GEHDWD L. J. Rekelhof met M. de Jen. C. Keijzer
met P. Hontzager. B. Leenheer met G. van Turuiver.
L. van Hofwegen met J. van der Groef. C. Struijk met
T. Brouwer.
Op de tweede najaars-markt, den 12den November
alhier gehouden, waren aan de lijn 220 stuks run-
deren (divers), 17 schapen, 5 paarden en 1 geit.
De handel was van het begin af vlugnagenoeg
alles werd verkocht tegen (naar omstandigheden) goe-
de prijzen.
Een boer uit deze gemeente had op de laatste
'Velzermarkt een paar stuks vee verkocht en kocht
daarvoor anderen in de plaats doch toen liij deze
zou betalen bemerkte hij dat hij zijne portefeuille,
.welke het ontvangen geld, p.m./156.inhield,
kwyt was. Dit voorval kwam op de alhier gehouden
markt ter sprake, en daar het bekend was dat dit
verlies voor dezen man een ware ramp waswerd
door de landbouwers Klaaren en Kuipers, met
medewerking van eenige anderen een 60 bijeen
gebragtom hem het geledCn verlies zooveel moge-
lijk te vergoeden. Wei een bewijs van den goeden
geest van eensgezindheid en hulpvaardigheiddie in
deze gemeente heerscht.
In het voorloopig verslag der Tweede Kamer om
trent het wetsontwerp betreffende het kanaal door
Holland op zijn smalst, wordt het volgende gezegd
omtrent de waterschapsbelangen en inzonderheid die
van Eijnland, welke met de uitvoering van dit werk
in verband staan.
Ziet men ook niet, in do opgewondenheid voor het nieuwe
kanaal, de zeer wezenlijke bezwaren, die omtrent de water-
loozing van Noord-Holland en van Rijnland bestaan, te veel
over het hoofd? Voor de waterschapsbelangen van een aanmer-
kelijk deel van Noord-Holland zoo eene radikale verbetering van
het Noord-Hollandsche kanaal hoogst wcnschelijk zijn. De boe-
zem der waterschappen aldaar zou worden vergroot, dus meer
waterberging toelaten. Die belangen wofden daarentegen door
het plan omtrent de doorgraving op ernstige wijze bedreigd. De
uitwatering van Schermeerboezem geschiedt voor eon allerbelang-
rijkst gedeelte door de sluizen te Zaandam en te Nauerna op
het Y. Voortaan zal die uitwatering moeten plaats hebben op
een kanaal, ten behoeve der scheepvaart aangelegd en bij welks
beheer dus de belangen van den waterafvoer wel niet zeer in
aanraerking zullen komen. Dat kanaal moet op het peil van
0,50 el onder A. P. worden gehouden; maar door don conces-
sionaris wordt zelf erkend, dat bet kanaal vermoedelijk dikwerf
hooger zal moeten worden opgezet. (Memorie van toelichting
van don concessionaris bladz. 7.) Die opzetting zal, naar het
vermoeden van sommige belanghebbendenjuist op tijdstippen
plaats hebben, waarop voor de Ianderijen van een groot deel
van Noordholland de meeste behoefte aan een laag peil bestaat.
Ook het inlaten van water voor de behoefte van het vee in
Noord-Holland zal, als het nieuwe kanaal bestaat, niet anders
dan op eene wijze kunnen plaats hebbenvoor eene veehou-
dende landstreek als deze ten hoogste nadeelig. Tot nu toe
komt dit water meerendeels door de sluis te Nauerna uit de
Wijkermeer, waar bet toegezakte duinwater bet zeewatcr het
mecst tempert. Voortaan zal men te Nauerna alleen het zoute
Noordzcewater uit bet nieuwe kanaal kunnen inlaten. Daar-
tegen werd aangevoerd dat het vee in verscheidene provincien
van ons land niet anders dan brak water drinkt, zonder dat
dit eenig nadeel berokkentp maar het antwoord was, dat het
hier aankomt niet op bet onderscheid tusschen zoet en brak
water, maar op het meerdere zoutgehalte van het laatste.
Van de zijde van Rijnland worden, zoo het^schijnt op goe
den grond, dergelijke bezwaren geopperd. Dat waterschap be-
weert, dat, als men aan de verbazende watermassa denlu, die
uit Rijnland, Amstelland en schier geheei Noord-Holland voort
aan op bet kanaal zal worden uitgestort, het onmogelijk zal
worden bevonden, hoeveel stoomkracht men ook aanwende,
dat kanaal op het voorgoschreven peil te houden. Het verlangt,
dat aan bet nieuwo kanaal, van de Westzaansche haven af,
eene meer zuidwestelijke rigting worde gegevenen spreekt
tevens van den aanleg van een lozingskanaaldat aan Rijnland
eene aan geen peil gebonden afwatering op de Noordzee verzekerde.
In de Memorie van beantwoording wordt ter we-
derleggingzoowel van deze opmerkingen als van de
bezwaren in het adres van Eijnland aan de Tweede
Kamer geopperd, (zie het Bijvoegsel bij n°. 41 van dit
Weekblad), het volgende aangevoerd.
Men spreekt in het verslag van de zeer wezenlijke bezwaren
voor de waterlozing van Rijnland en Noord-Holland. De belan
gen dier uitwateringen verdienen allezins behartiging. Maar hoe
zij door de uitvoering van het plan ernstig zouden worden be
dreigd, is den minister niet duidelijk.
De uitwatering van den Schermeerboezem geschiedt voor een
groot deel op het Y, even als die van Rijnland, en zal na
uitvoering van het plan, op bet kanaal, dat door de inpolde-
ring van het Y wordt afgezonderd, geschieden.
Dat kanaal is voor de scheepvaart aangelegdmaar de eischen
van dea waterafvoer zijn geenszins voorbijgeziennoch zullen
ten behoove van de scheepvaart worden opgeofferd.
Daarvoor is behoorlijk gezorgd door de vaststeliing van een
kanaalpeil van 0.50 el onder A. P., dat aan de behoeften
van alle uitwateringen voldoet. Do concessionaris moge in
zijne memorie van toelichting hebben gezegd, dat het kanaal
vermoedelijk dikwerf hooger zal moeten worden opgezet; dit
vervalt na de bepaling bij de eersle wijziging der concessie,
dat het kanaalpeil 0.50 el onder A. P. zal zijnde concessio
naris heeft zich aan die verpligting onderworpen en zal daaraan
stipt worden gehouden.
Het is min juist dat men voortaan te Nauerna alleen het
zoute Noordzeewater uit het nieuwe kanaal zal inlaten.
In de wijziging van art. 2 der concessie werd uitdrukkelijk
bepaald (zie onder kanaal) dat bij het tot verversching inlaten
van water des zomers in het kanaal, dit niet door de sluizen
aan de Noordzee, maar alleen door die aan het Pampus mag
geschieden.
Het tot verversching in te laten water is dus geen water
uit de Noordzee, maar uit de Zuiderzee, dat nu ook gebczigd
wordt, denkelijk minder zoutgehalte heeft dan dat uit de
Noordzee en zonder nadeel is voor het vee.
Wat het peil aangaat, beweert Rijnland dat, wanneer men
aan de verbazende watermassa denkt die uit RijnlandAmstel
land en schier geheei Noord-Holland op het kanaal zal worden
gestort, het onmogelijk zal worden bevonden, hoe veel stoom
kracht men ook bezige, dat kanaal op het voorgeschreven
peil te behouden.
Doch Rijnland blijft het bewijs van die stelling scbuldig.
Men zal er in kunnen slagenzegt Rijnlandal het water
der bovengenoemdc waterschappen en van de drooggemaakte
polders in zee te brengen, maar niet op een peil van 0,50 el
onder A. P. Daargelaten de stellingdat de geheele uitge-
strekte watermassa der meergenoemde waterschappen en pol
ders op het peil zou moeten worden gehouden moet hierbij
worden opgemerkt datwanneer men er in kan slagenzoo
als Rijnland het zelf erkent, al het water van Rijnland, Am
stelland en een deel van Noord-Holland met dat van de Ypol-
ders in zee te brengenmen waarlijk wel niet meer kan ver
langen. Maar het peil van 0,50 el onder A. P. behoeft niet
aan geheei Rijnland en aan de verder genoemde polders gege
ven te worden. Dat peil is slechts noodig en vorderbaar voor
het Ykanaalen hieraan kan voldaan worden wanneer de stoom
kracht daaraan slechts evenredig is; hiervoor zal de concessio
naris, onder toezigt van het gouvernementhebben te zorgen.
Het is echler eene vcrkeerde beschouwing, dat geheei Noord-
Holland benoorden het Y op het Y zou uitwaterendaar een
groot gedeelte langs binnenwateren en door het Noord-Ilollandsch
Kanaal aan het Nieuwe Diep zijne uillozing heeft.
Hetzelfde kan gezegd worden van Amstelland, dat met eenige
zijner uitwalerende sluizen buiten de bedijking van het Y blijft.
Van de verbazende uitgestrekte watermassa, welke volgens
de bewering van Rijnland in het Y zou stroomen moet dus
het water van een groot deel van Noord-Holland en van Am
stelland worden afgetrokken. Het Y wordt door de afdamming
bij Pampus een afgesloten boezem. Het komt in een tocstaftd,
die reeds in vroegere tijdpcrken de meest voordeelige voor
Rijnland gekeurd werd.
Dit gevoelen kan door eene autoriteit gesteund worden, die
in zake van watcrbouwkunde van groot gewigt is.
In 1772 kwam er te Haarlem een werkje uit, getiteld: Twee
verhandelingen over de verbetering en ontlasling van Rhijn-
lands boezemwaler en hel project der doorgraving uit het
Wijkermeer naar de Noordzee.
Dit werkjenaamloos uilgegevenhad volgens de getuigenis
van den toenmaligen inspecteur-generaai Conrad (1), tot schrij-
ver den beroemden waterbouwkundige Christiaan Brumngs.
Daarin werd gewag gemaakt van het denkbeeld eener afsluiting
tusschen het Y en de Zuiderzee, en onder andcre gezegd: «dat
de verlaging van het Y door middel van eene genoegzame ont-
lasting op de Noordzeewaardoor Rijnlands waterstaat alleen
eenige wezenlijke verbetering kan erlangenzou mogelijk zijn
(en ook alleen in dat geval) wanneer het Y een afgesloten
boezem was. Indien zoodanige afsluiting kon worden gceffec-
tueerd dan zou zekerlijk de bedoelde verlaging van het Y gc-
regeld plaats hebben, en daardoor aan Rijnland, Noord-Holland
en de stad Amsterdam ten opzigte van hare verversching een
aanmerkelijk voordeel verschaft worden. Maar zoolang het Y
gemeenschap heeft met de Zuiderzee, en wel door zoodanige
uitgestrekte wcgen zal er noch door de verdieping noch door
de ontlasling op de Noordzee eenige verlaging van de opper?
(1) Zie Prijsverhandeling betreffende het leven en de verdien-
sten van Christiaan Brunings, door F. W. CSnrad, biz. 98,