- 214 - Rijnland. Landbouw. mededinging en wedstrijd op de tentoonstellingen ontstaan,, waarbij dan de geldelijke belooning eene bijzffak .maar het verkrijgen van den eersten prijs ,eene kjvestie van het hoogste gewigt wordt. Tot voor korten tijd hadden wij in ons land uitsluitend vee- lioudersgeen eigenlijke veelokkersmaar dit begint reeds anders te wordenen het laat zich voorzien dat wij binnen weinige jaren in dit opzigt grooten vooruitgang hebben te wachten. Daarbij wordt dan ook echter de veekeuring en de toekenning der prijzen eene hoog ernstige en gewig- lige zaakwaarmede groote belangen verbonden zijn. Wij moeten in dit opzigt in ons land nog eene lange leerschool doorloopenwant eigenlijke grondige vee- kennis bestaat bier nog weinig, en zij kau ook eerst door de omstandighedendie haar noodig maken geboren worden. Juist ook met het oog op de toekomst is het echter eene eerste pligt zich daarin te oefcnen. Een voornaam hulpmiddel is daarvoor, het leveren van een zaakkundig proces-verbaal der bekrooning. Het keurmeesterschap is eene moeijelijke en dikwerf on- dankbare taak, en hoewel men derhalve zeer dank- baar moet zijn aan hen, die hiervoor hunne kennis en tijd beschikbaar willen stellen, zoo mag dit even- wel niet verhinderen dat men strenge eischen aan dit keurmeesterschap doet. De opdragt zal er des te eervoller door worden en men zal de bewezen diensten op hoogeren prijs leeren schatten. Een eerste vereischte nu eener goede beoordeeling is wel dezedat men den uitslag van die beoordeeling be- kend maakt; niet slechts de nommers van het vee waaraan prijzen zijn toegekend, maar de gronden van die prijstoekenning zelve en eene vergelijkende beoordeeling van het vee, dat naar die prijzen dong. Het is zeker eene gewigtige en moeijelijke taak, die men de commissie van beoordeeling oplegt, maar zonder welke het ware doel der tentoonstelling on- mogelijk bereikt kan worden. Daardoor toch alleen kan de beoordeeling het voorwerp der kritiek worden van eene grondige kritiekdie tot de zoo zeer noodige ontwikkeling der veekcnnis en tothet juist onderschciden van het doel, waarnaar men bij de veeveredeling streeft, leiden zal, en in de plaats treden zal van de oppervlakkige oordeelvellingeu en de ook zoo dikwerf ongegronde afkeuringen, waaraan thans veelal de uitspraken der keurmeesters zijn blootgesteld. Wij zouden het hoogst wenschelijk achten, zoo door de Ilollandsche MaatscJiappij van landbouw van nu aan en voortaan tot stelregel werd genomen geene prijstoekenning zonder een zaakkundig verslag van de redenen die daartoe geleid hebbenen eene ver gelijkende beoordeeling van het tentoongesteldemet het oog op het doel dat men zich bij de prijs-uitlo- ving heeft voorgesteld. Wij achten de moeijelijkheden en bezwaren aan de uitvoering van dit denkbeeld verbonden geenzins gering; maar zeker is het dat die moeijelijkheden en bezwaren niet juist gekend en dien ten gevolge overwonnen kunnen worden, dan door het in praktijk te brengen. Al doende zal men leeren. Met het oog echter op de hooge ontwikkeling die deze maatschappij in vele opzigten reeds bereikt heeft, de luisterrijke wijze waarop zij hare tentoonstellingen kan houdende kunde en den wetenschappelijken geest van de ervaren landbouwers, van wier mede- werking zij zich kan verzekeren, is het zonder twijfel dat het oogenblik is gekomendat zij een maatre- gel kan en behoort te nemenwaardoor zij hare ten toonstellingen en wedstrijden eerst met regt tot eene leer- en oefenschool van den landbouwvooruitgang zal maken. {Wordt vervolgd.) Afdeeling Waterland. Vergadering gehouden te Monnickendamin het Logement de Doelen's avonds 7 uren. Tegenwoordig 26 Leden. "Voorzitter, de heer K. C. Koker. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. I. De afgevaardigden brengen een uitgewerkt rap port uit van hunne bevinding ter Algemeene Ver gadering en Tentoonstelling, en berigten dat zij veel nuttigs en schoons hebben geziendoch gaven bun leedwezen te kennen dat onze afdeeling door niets werd vertegenwoordigd. De Voorzitter nam, nadat hij den rapporteur had bedankt voor het uitvoerig verslagdaaruit aanleiding de leden krachtig op te wekken om in het vervolg te helpen inzenden opdat ook eenmaal onze afdee- Jing op waardige wijze vertegenwoordigd worde. JI. Werd er gesproken en rapport uilgebragt over de Chineesche aardappel {dioscorea batatas), waarmede in onze afdeeling eene proef genomen was. Soramige planten hadden eene hoogte van 2'/2 a 3 Ned. ellen bereiktwedcr anderen van 2 a 2 /2 Ned. ellenname- lijk die welke in hoog liggendendroogen grond ge- plant waren, terwijl de planten welke in veenachtigen grond stonden niet hooger dan 1 Ned. el werden men schreef dit toe aan den natten grond omdat dit nog al laag gelegen stukken land waren. Van sommige planten heeft men 3 a 4 knoppen waarin het zaad was verkregen, terwijl van eene plant de knol wel 1.5 pond zwaar was. Voor bijua de ge- heele vergadering was het iets nieuws, zoodat toen de knol gekookt in de vergadering kwamde meeste leden ze proefdenen over het algemeen verklaarden dat ze den smaak van onzen aardappel zeer nabij kwam en de meeste ledendie in het bezit waren van een stuk tuingrond of landnaraen zich voor om in bet volgende jaar nog eens eene proef te ne men. Met de Zeeuwsche jammen, afkomstig van de afdeeling Goedereede en omstreken, door tusschen- komst van den heer Zaaijer, was ook weder eene proef genomen voor rekening onzer afdeelingen elk lid die het had gedaanroemde zeer de goede kwaliteitterwijl de opbrengst gunstig te noemen was en ze over het algemeen groot van stuk waren. III. In de vorige vergadering door een lid voor gesteld zijnde om de boekerij te vermeerderenmaar welk voorstel was aangehoudenwerd met meerder- heid van stemmen daartoe besloten. IV. Werd er besloten om op Donderdag 11 De cember weder eene vergadering te houden in het lo gement de Zwaan, te Broek in Waterland. Ten slotte bragt de Voorzitter nog onderscheidene onderwerpen, den landbouw of de veeteelt betreffen- deter spraketerwijl er ook nog met een enkel woord over het aansehaffen van landbouw-lectuur werd gesproken. J. Luijten Bz.Secret. Na de Memorie van beantwoording der Eegering op het voorloopig verslag der rapporteurs van de Tweede Kamer der Staten-Generaalop de wet aan- gaande de doorgraving van Holland op zijn smalst is door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland thans aan die Kamer een nader of tweede adres in- gediend van den navolgenden inhoudwaarvan ons de opname in het Weelcblad werd verzocht Aan de Tweede Kamek dee Staten-Geneeaal. De bijlagen van de Staals-Courant hebben ons bekend ge- maakt met de memorie dor Regering, tot beantwoording van het voorloopig verslag der Commissie van Rapporteurs uit Uwe hooge Vergadering over het ontwerp van wet tot het maken van een kanaal door Holland op zijn smalst en verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee. De uitvoerige wederlegging in dat stuk van de bezwarendie wij de eer hadden tegen de voorwaarden der gewijzigde concessie bij adres van 4- October 1.1, aan Uwe Vergadering te doen kennen be- wijst op nieuw dat de Regering doordrongen is van het besef, dat de waterlozing van ons Hooghccmraadschap eene zaak is van het uiterste belangwelker behartiging bij de uitvoering van bet grootsche werk der doorgraving niet mag worden ver- onachtzaamd. Wij mogten van haar trouwens geene andere meening verwachten en moeten het daarom betreuren dat onze bezwaren bf niet helder genoeg zijn uiteengezet, of niet van genoegzaam gewigt zijn geoordeeld om het der Regering duidelijk te maken, dat Rijnland's belangen door de uitvoering van het plan crnstig zouden worden bedreigd. Wij daarenlc- gen zijn zoodanig daarvan overtuigd dat wij zouden meenen aan onze verpligtingen te kort te doen indien wij niet nog eene poging aanwendden om Uwe Vergadering in diezelfde over- tuiging te doen deelen en veroorloven ons tot dat einde bij dit adres omtrent cnkele punten der memorie van beantwoor ding kortelijk in eenige nadere beschouwingen te treden. Wij herhalen de reeds vroeger gegeven verzekeringdat Rijnland met een voortdurenden waterstand in het kanaal van 0,50 el onder A. P. genoegen zou kunnen nemen en niets te gen het plan zou hebben in te brengenindien het de zeker- heid had dat het kanaal werkelijk op dit peil ware te houden; maar dat juist de onmogelijkheid die wij voorzienom dat peil te handhaven, de eenige reden onzer bezorgdheid is De Re gering zegt dat wij het bewijs dier onmogelijkheid niet hebben geleverd. Het is waar, wij hebben geen cijfers aangegeven die onze stelling wiskunstig bewijzen, omdat zulks niet te doen ismaar de inhoud van de 4de5de6de en 7de alinea van ons adres van 4 October kannaar ons inzienbij eene aan- dachtige lezingweinig twijfel overlalen ten aanzien van de verbazend groote watermassadiezoowel uit het Noorden als uit het Zuidenop het kanaal zal afstroomenbij eenen voort durenden stand van 0,50 onder A.P. Men bedenke toch, dat noch Rijnland, noch Amstellandnoch Schermerboezem in af- zonderlijko deelen zijn gesplitst, waarvan het eene hierhet andere elders loost, maar dat de lozing van het geheel daar plaats heeftwaar de gelegenheid het gunstigst isen deze zal ongetwijfeld voor alle drie Hoogheemraadschappen op het kanaal bestaanzoo dit op genoemd peil wordt gehouden. Vandaar de bewering in ons vorig adresdat hetgeen de Con- cessionaris op zich heeft genomen cigenlijk is de verpligling om het water van een goed deel van Noord- en Zuid-Ilolland duurzaam op de hoogte van 0,50 el onder A. P. te houden omdat de tocvloeijing uit die landstreken zal aanhouden tot dat het water daarin het peil van het kanaal zal hebben bereikt Nu moge de Concessionaris op zich nemen om de hoeveelheid waterdie op deze wijzealsmede door de uitmaling van de Y-polders en andere en door de schuttingen met de verschil- lende sluizen op het kanaal zal worden gebragtdoor middel van stoomkracht weg te schaffen voor zooveel dit niet door de sluizen aan Pampus kan geschicden maar die vcrpligtin® zal noodwendig van zoodanige uitgestrekte gevolgen moeten zijn dat zijonzes crachtensde grens van het mogelijke voor eenen Concessionaris zal overschrijden. Wij begrijpen dan ook niet, hoe de Memorie van beantwoor- flingsprekende van den boezem, die van het afgedamde en ingepolderde Y zal overblijven, kan zeggen: »Er zal wel geen zoo verbazende stoomkracht noodig zijn om die oppervlakte op het peil van 0,50 el onder A. P. te houden." Dit gezegde zou ten voile moeten worden beaamdindien het oog alleen op die oppervlakte moest gevesligd worden, welke slechts eene uitgestrektheid van ongeveer 1300 bunders kan bedragen; maar dit is het geval niet; het geldt de wegschafflng tothet aange- nomen peil van al het water, dat, dikwerf in groote hoeveel- heden te gelijk, van verschillende zijden en op onderscheiden wijzen op die oppervlakte zal toevloeijenen dit wel in zoo- danigon korten tijd dat dc kanaalstand door die toevloeijing niet worde vcrhoogd. Hoe kan op zoodanig oogenblik de ge- noemde oppervlakte het water ontvangen van de verschillende bedoelde boezems waarvan alleen die van Rijnland ruim 5000 bunders groot is Volgens de memorie van beantwoording zal het Y door de afsluiting aan Pampus in een toestand komen, te weten dien van afgesloten boezem, die vroeger door den kundigen C. Bru nings de meest voordeelige voor Rijnland werd geoordeeld, tot staving van welk gevoelen de memorie zekere woorden uit een werkje van dien waterbouwkundige aanhaalt. Naar aanlei ding van deze aanhaling en hare toepassing zij het ons vergund de aandacht Uwer Vergadering te vestigen op het groote ver- sehil tusschen den toestand, dien Brunings beoordeelde, en dien, welke thans beoogd wordt. Er was toen sprake van zeker plan om van het Y eene afstroomende rivier te maken die de droogte wegschuren en het vaarwater bij continuatie diep houden zou, en, om dat te verkrijgen, eene doorgraving te doen waar Holland het smalst is. Het ontwerp moest ook verbetering van Rijnland's waterlozing op het Y bewerken, en het was dit voordeel dat Brunings betwistte. Hij heweerde, met het oog op het door hem beoordeelde ontwerp en den toenmaligen toestand, dat, zonder de verandering van het Y tot een afgesloten boezem, geene verlaging daarvan kon worden verwacht of voordeel voor de lozing. Hij besprak echter niet eene afsluiting van het Y, verbonden aan een kanaal van voor hem geheel ongekende afmetingen, speciaal voor de scheep- vaart bestemd, zoo zelfs dat de uitstrooming van eene duiker- sluis, zoo als door ons is voorgesteld thans belemmerend voor die scheepvaart beschouwd wordten zulks bij eene inkrim- ping van de Yvlakte tot kanaalruimte en na de verkleining van Rijnland's boezem door dc droogmaking van bet Haarlemmer- meer tot het zoo even gemelde cijfer van 5000 bunders. Doch, niettegenstaande deze verandering van den toestand, hlijft bet waar, dat de lozing op een afgesloten boezem van geen hoogeren stand dan 0,50 el onder A. P. eene voordeelige voor Rijnland zou wezen. Alles hangt echter af van de vraag of die stand te behouden is, en wij gelooven reeds te hebben aangetoond dat dit niet kan. Wij mogen wijders niet onopgemerkt laten, dat wij geenzins van het denkbeeld zijn dat Rijnland's boezem met den kanaal- boezem een zou worden; dit zou noch wenschelijk noch voor- ziglig wezen. Ook dan wanneer het bewezen mogt zijndat het water in het kanaal altijd op het peil van 0.50 el onder A. P. zal blijven zouden wij vermeenen dat Rijnland's boezem daarvan ten alien tijde geheel afgescheiden zou moeten blijven. Eindelijk moeten wij van ons werpen het denkbeelddat de memorie van beantwoording ons schijnt te geven, als zouden wij met de veranderde rigting van het kanaal die wij voorstel- den, bedoeling hebben om Rijnland's waterlozing, ten koste der onderneming, in een beteren toestand te brengen dan waarin zij thans is. Ons oogmerk met die wijziging van rigting was al leen dit, dat wij, in de voorwaarden der concessie zoodanige bezwaren ziende, dat Rijnland's belangen daardoor zeer zouden worden benadeeldeene vergoeding verlangden voor het nadeel dat de lozing op het Y naar onze meening ongetwijfeld zal on- dervinden. Het meer of min practische van de voorgestelde rigting in het belang van de scheepvaart werd door ons niet beoordeeld; dit lag niet op onzen weg; wij moesten ons bepa- len tot het doen uitkomen van de noodzakelijkheid eener ver goeding en tot het aangeven van het middel door hetwelk die vergoeding zou zijn te verkrijgen. Het daartoe door ons aange- prezen middel zou, naar wij ons voorstelden de kosten der onderneming niet noemenswaard vermeerderenwant mogt de daarstelling al meer vorderen dan volgens het plan van den Con cessionaris, de kosten van de stoomkracht voor de uitmaling zouden zeker aanmerkelijk verminderen. In het verlrouwen dat wij door dit nadere adres onze bezwa ren verduidelijkt en onze inzigten geregtvaardigd zullen hebben nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering dringend teverzoeken, bij de behandeling van het wetsontwerp aan de eersten Uwe ernstige overweging te schenkenterwijl wij tevens op nieuw dc betuiging afleggen, dat wij ten voile verlrouwen op de goede bedoelingen der Regering tot het voorschrijven van de noodige maatregelen ter verzekering van de aan ons toevertrouwde be langen en dat onze ongerustheid alleen wordt opgewckt door de vrees, ja de oveituiging, dat de middelen waarmede zij dat doel wil bereiken, met het oog op de kosten, tot het onmo- gclijke zullen behooren. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland, H. C. J. HOOG, Dijkgraaf. W. G. DE BRUIJN KOPS, Secrelaris. DORSCHWEBKTU1G van G. STOUT. Zoo als in het Weelcblad van Haarlemmermeer n°. 44, te regt worrit opgemerkt, zijn de gevoelens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1862 | | pagina 2