250
Haarlemmermeer
Landbouw.
DE WEHKPAAHDEN in SCHOTLAND.
Sttgczoubcu.
'moeijclijkheden kunnen geraken. Volgens dien spreker is de
Bcgrooting ditmaal zoo naauw opgeniaakt, dat geen cent van
den omslag gemist kan worden.
Het amendement van den lieer Jonker komt daarop in stem
ming en wordt met 17 tegen 3 stemmen verworpen.
(Bij deze en de volgende stemmingen waren drie leden af-
wezig.)
Thans wordt in stemming gebragt het voorstel der commissie
om den omslag met vijf cents te verminderen. Dit voorstel
wordt met 18 tegen 2 stemmen aangenomcn.
Op het voorstel der commissie wordt nog besloten aan Dijk-
graaf en Iloogheemradcn de zorg op tc dragen, om de posten welke
met den omslag in vcrband staandien overeenkomstig te wij-
zigen. De post onvoorziene uitgaven met 2000 te verminde
ren eH te brengen op 18.000, en eindelijk met de restanten
of tekortenwelke uit deze regeling mogten voortvloeijenhet
batig saldo te verhoogen of te verminderen.
Daarna wordt de geheele Begrooting in stemming gcbragt,
en met 16 tegen i stemmen aangenomen.
De Vergadering wordt daarop door den Voorzitter gesIoteH.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven:
van 2 tot 9 December 1862.
GEBORENAnthoniezoon van J. van Kooten en T. Sche-
ringa. Willcmzoon van H. Braak en M. Nieuwland.
Hcndrik, zoon van G. Groeneveld en A. Stolp. Andries,
zoon van M. van Marsbergen en J. van Rijs. Gesina, doch-
ter van P. Langendam en J. W. Meijer. Alberta Sara,
dochter van C. Tanis en H. M. Jansen. Annadochter van
L. Melissen en M. van Brugge. Elisabeth Jacoba, dochter
van N. van Dam en M. Schuts. Klaaszoon van A. van
Tol en A. de Bie. Dirk, zoou van A. Keijzer en G. lut-
jchuis.
OVERLEDEN: Cornelia, ond 15 dagen, dochter van B. van
Tilburg en C. de Krom. Leendert, oud 12 jarcn, zoon
van J. Kamerling en C. H. van Ea. Johannes, oud 2£
maand, zoon van C. de Laat en J. Hameetman. Willem
oud 1J jaarzoon van K. Boukes en M. van Trigt. Jacoba
Broekhuijzen, oud 36 jaren, gehuwd geweest met J. van der
Wie. Cornelia, oud circa 2 jaren, dochter van G. de Vries
en K. van Rooijen. Cornelis, oud 14 maanden, zoon van
J. van der Stelt en K. van Steiu. Hendrik Willem Leunk,
oud 42 jaren.
ONDERTROUWD J. van Kessel met A. S. van Bentem.
GEHUWD: T. Bakker met T. Turnhout. R. M. Jero-
nimus met N. Tani9. W. den llaan met W. A. van Wage-
ningen.
Op al de gocde boerderijen in Schotland vindt
men bijna algemeen werkpaardeu van het Clijdesdale
vas. Het zijn schooneforsche paardenmet breeden
borst en een vlak kruis. Goede vierjarige paarden
gelden, 500 voor beste eenjarige veulens wordt
zelfs tot 250 besteed. In hunne jeugd genieten zij
geenc bijzondere zorg, daar men ze gewoonlijk des
zomers zoowel als den geheelen winter voortdurend in
de weide laattot besebutting in den winter hebben
zij niets dan eene open loods waarin men ze bij
sneeuw of strenge koude stroo geeft. Op driejari-
gen leeftijd begiut men ze te laten werkendoeh
slechts ligten arbeid en gedurende halve dagen. De
Schotten zijn uitmuntende voerliedenzij hebben veel
hart voor hunne paarden, Dimmer gebruiken zij de
zweep en nooit zullen zij tegen de paarden schreeuwen
of ze hard behandelende paarden zijn dan ook uiterst
mak en gewillig en gehoorzamen geheel op de stem.
Op de boerderijen heerscht dan ook de goede ge-
woonte, dat elke paardenknecht zijn eigen span heeft,
dat bij alleen steeds gebruikt, voedert en verzorgt,
waardoor het natuurlijk voor hem eene zaak van eer
wordtom ze met de meeste zorg te behandelen en
te maken dat er niets aan hunne goede houding ont-
breekt.
Men gebruikt manner meer dan twee paarden voor
een ploeg, maar de Schotsche ploegen zijn ook reeds
lang als uitmuntend bekend en om hunne geringe
trekkracbt geroemd. Oak voor den hakploeg, die
men hier veel gebruiktworden zelden meer dan twee
paarden gespannen. Daarentegen gebruikt men hier
niet anders dan eenpaardskarrenen dezelfde kar-
ren dienen zoowel voor het aard en mestvervoer als
voor het binnenhalen van hooi en graangewassen en
het v-ervoer naar de markt. Somwijlen alleen heeft
men afzonderlijke oogstwagens, maar dan dient toch
hetzelfde stel wielcn voor de beide karren. Ieder
voerman leidt steeds twee karreneii op deze wijze
is het zeker dat het vervoer met karren veel voordee-
liger uitkomtdan met wagens met twee paarden be-
spannen.
De paarden worden met zeer veel zorg behandeld
In het laagland van Schotland, hoewel veel noordclijker
gelegen dan Nederlandzijn de winters veel minder gestreng
zoodat lang aanhoudende vorst hoogst zeldzaam is.
en ten bewijs daarvan zijn ziektcn ook hoogst zeld
zaam; vooral geldt dit voor het zuiver houden van de
paardeneene zoo gewigtige zaak voor het gezond blij-
venhet is eene algemeene gewoonte om ze driemalen
daags te ros/cammen en te schiijeren's morgens,
's middags en 's avondsde beide laatste keeren be-
steedt men niet minder dan een kwartier uur tijds
voor elk paardterwijl de paarden bovendien gewas-
sehen worden wanneer dit noodig is.
De dagverdeeling is in den regel de volgende
ten vijf uur, zoowel des zomers als des winters, ko-
men de knechten op stalom zes uur hebben zij
ontbeten, hunne paarden gepoetst en zijn gereed om
te vertrekken. Om elf uur komen zij terug, span-
nen weder om een uur i.i en keeren dan om zes uur
naar huis, zij verzorgen dan hunne paarden en zijn
daarna, in welken tijd van het jaar ook, verder vrij.
Des Zondags laten zij des avonds hunne paarden nog
gedurende een uur afstappen. Men laat de paarden
gewoonlijk drinken, zoodra zij van den arbeid ko
men; gedurende het voederen worden zij niet ge-
drenkt, maar men brengt ze op nieuw aan den
drinkbak voor zij weder aan het werk gaan, alleen
des avonds worden zij op stal gedrenkt.
De eerste Junij is de gewone tijd, waarop de
paarden in de weide worden gebragt; men laat ze
terstond ook 's nachts buiten, en stalt ze eerst weder
op als in het najaar de nachten al te guur worden.
Gedurende den zomer (wanneer er gewerkt wordt)
geeft men ze des ochtends en des middags telkens
vier kop haver, 's avonds echter niets. Het weiland
in Schotland is bijna uitsluitend kunstweidevoor-
namelijk roode en witte klaver en raaigrasmen
kiest voor de paarden bij voorkeur het hoogste land.
Zoodra bet zaaijen der knollen is afgeloopenwaar-
mede in Schotland gewoonlijk een vierde tot een
vijfde van het bouwland beteeld is en dat zoo tegen
half Junij is geeindigdhebben de paarden zes weken
rust, maar dit is ook de eenige rusttijd in het ge
heele jaar en hoewel ze dan geen haver krijgen
komen zij toch veel in 't vleesch. Wanneer het
binnenhalen van den oogst begint gaat men ook weder
aan het voederen. Zoolang als de paarden buiten zijn
wordt minder zorg aan het poetsen besteed, of dit
ook wel soms geheel nagelaten.
Tegen 25 September is de gewone tijd, dat de
paarden 's nachts stal worden gezetmaar men brengt
ze dan nog 's middags in de weide. Men arbeidt
gewoonlijk den geheelen winter door, zoowel met
ploegen en verdere bewerking van het landals met
aanvoeren van allerlei aardin den regel wordt dan
in den vroegen morgen een uur gedorscht met het
dorscliwerktuig.
Maar aan voeder wordt daarbij ook niet gespaard,
vooral de haver niet. Bijna algemeen heeft men
de gewoonte een gedeelte van de haver te kooken
men acht dat dit de paarden levendig houdt en ze
vooral glanzig in het haar maakt. Men neemt daar-
voor meestal ligte haver en ook de achterworp van
ander graanen laat dit danmet eenige koolrapen
er ondereen uur kookenwaarna men er veelal
haverkaf of garstbaarden ondermengt en het dan des
avonds nog laauwwarm aan de paarden geeft. Het
kneuzen of breken van de haver acht men over het
algemeen zeer nuttig, vooral voor oude paarden, wijl
het voeder beter verteerd wordtmaarwaar men het
doetvermindert men daarom de hoeveelheid haver
nietmaar laat er de paarden het voordeel van hebben.
Wanneer de paarden geheel stal staangeeft men
gewoonlijk bet volgende's ochtends vier of vijf
kop haver, 's middags dezelfde hoeveelheid haver en
drie Ned. ponden gesneden koolrapen 's avonds twaalf
kop gekookte haver, hetwelk zoo ongeveer met zes
kop drooge haver overeenkomt, en voorts telkens
genoegzaam haverstroo, waarvan men voor voeder
en strooisel zestien tot achttien Ned. ponden per kop
en per dag noodig acht. Hooi geeft men alleen een
tijd lang in de maand Maart, maar dikwerf ook in
het geheel niet. Aan haver geeft men dus te zamen
veertien tot vijftien kop; op enkele boerderijen wordt
zelfs nog zwaarder gevoederdtot twintig kop toe.
Men spaart ze dan echter ook den arbeid niet. Bij
niet zwaar ploegwerk rekent men dan ook met een
span 0.80 tot 0.90 bunder te ploegen, bij diep
ploegen toch minstens een half bunderterwijl men
eene karrevracht op 900 Ned. ponden stelt. Hoewel
dan ook het land over het algemeen zeer zorgvuldig
bewerkt wordt en men op iedere boerderij nog heel
wat bijwerk heeft, waartoe vooral het mestaankoopen
het kalkenhet onderhoud der wegenenz. aanleiding
geeft, zoo rekent men toch slechts voor elke 25 tot
30 bunders land een span paarden. Men zou alzoo
voorzeker bij vergelijking vindendat zwaar voederen
en minder paarden houden voordeeliger uitkomt dan
het omgekeerde.
Wij gelooven dan ook dat uit het bovenstaande
wel wat voor ons land te leeren valt. Over het al
gemeen is men hier niet gewoon zwaar te voederen,
vooral niet om veel haver te geven. In den voor-
en najaarswerktijd is het wel algemeenmaar hooger
dan vier of vijf kop zal men zelden gaanterwijl men
gewoonlijk den geheelen winter, als er niet gewerkt
wordt, in het geheel geen haver geeft. Ook aan
het poetsen wordt vooral in den winter zeker zooveel
zorg niet besteed. Men ziet er over het algemeen
ook tegen op om een hoogen prijs voor werkpaarden
te besteden, niet bedenkende dat hetgeen men op
den aankoopprijs uitzuinigt, veelal dubbeld aan meer-
der voeder of minder arbeid verloren gaat. Door
minder fiksche paarden te hebben en weinig te voe-
ren is men dan ook genoodzaakt er veel meer te
houdendan anders het geval zou behoeven te zijn.
In onze bouwstreken is een paard voor elke acht tot
tien bunders vrij gewoon, ja bij zwaren grond vindt
men dikwerf tot een paard voor elke vijf bunders.
Hier draagt zeker ook toe bijdat voor de bewer
king van dien zwaren grond in het najaar de tyd
zeer kort isen als men dan drie of vier paarden
voor de ploeg moet zetten laat het zich begrijpen
dat men dan een aantal paarden noodig heeftdie men
verder het geheele jaar door voor niet mag voederen.
Hier zou het zwaarder voederen alleen weinig baten,
maar er zijn andere krachtige hulpmiddelen. Yooreerst
het gebruik maken van een goeden ploeg, welke ook
bij goeden diepgang in zwaar land niet meer dan een
tweetal forsche paarden noodig heeft. Voorts vooral
het droogleggen van den grond met gebakken buizen
waar de hooge waterstand dit niet belet. Goed droog-
gelegde grond kan bij open weder den geheelen win
ter door bewerkt worden, en dus behoeft men dan de
paarden niet twee of drie maanden ledig op stal te
laten staan, daar wij toch zelden meer dan een zes-
tal weken vriezend weder hebben. En waar de hooge
waterstand de bewerking of het spoedig genoeg droog
worden van den grond belet, daar moet het hulp-
middel in diepere bemaling gevonden worden. Maar
wij dwalen op die wijze te ver af; het bewijst ech
ter hoe in landbouw de eene verbeterlng met de an
dere zamenhangt. In vele streken zou het echter
voorzeker mogelijk zijn door diepere bemalingdroog
leggen van den grond, gebruik van beter werktuigen,
houden van beter paarden en het zwaarder voederen
van dezehet aantal paarden met de helft te ver
minderen, en dit zou ongetwijfeld eene besparing van
25 tot 30 per bunder, alzoo wel van den hal-
ven pacbtprijs kunnen geven.
In een Engelsch maandberigt over den veehandel
in November wordt gezegd
Berigten uit Holland meldendat er eene ruime
hoeveelheid vee ter vetmesting is opgestaldmet het
voornemen ter verzending naar de Londensche markt;
maar dat de prijzen op het oogenblik te hoog zijn
om tot verkoop voor Engelsche rekening aan te moe-
digen.
De Hollandsche schapenwaarvan thans het
meerendeel met Engelsche rassen gekruist zijn, blijven
steeds blijken van toenemende verbetering in kwali-
teit geven en vonden goede vraag tegen vaste prijzen."
Een der beste Engelsche ploegen is die van
Hornsby. Op eene landbouw-bijeenkomst werd
onlangs medegedeelddat aan zijne fabriek tegen-
woordig geregeld elke week 150 tot 160 van deze
ploegen worden afgeleverd.
Bij den heer Bosker, in den polder Nieuwland
op Wieringen, werden met een paarden-dorschwerk-
tuig van Barrett in vier jaren tijds afgedorscht ze-
ven duizend mudden tarwe, rogge, garst, haver,
boonen en erwten, en het kostte in dien tijd slechts
10 aan onderhoud. Bij matig stroo en behoorlijk
geladen graan kon in acht uren 50 a 60 mud tarwe,
100 a 125 mud haver, of 125 mud zomergarst wor
den gedorscht, waarbij drie paarden vijf arbeiders
en vier jongens noodig waren. Verslag 17de Congres.)
STOOMPLOEGEN IN HET KLEIN.
De heer K o e k e 1 i s zegt in het Weekblad van
Haarlemmermeer n°. 49 dat indien mijn stoomploeg
niet zoo kolossaal wareen hij om iets aan te ge-
ven bestond uit twee in plaats van uit drie scharen
of misschien nog beter uit e&ie schaar, bij gemak-