I
m
III
24
m
I
HMBRMV
2 k
5®
derhoud der zeewerende duinen een bron van verpligting
daartoe voor Rijnland gelegen is in zijn belang bij het bestaan
clicr duinen als zeewering, zoo schijnt het duidelijkdat, waar
die bron van verpligting ontbreekt en geen andere te berde
gebragt wordt, elke helmbeplanting door Eijnland voor zoo
verre zij plaats had, nooit anders is geweest dan een misbruik
van gelden, die, overeenkomstig den aard der Hoogheemraad-
schaps-inrigting, alleen bestemd waren om te voorzien in het-
geen voor het behoud en de diensten van den gemeenen boe-
zem vverd gevorderdeen misbruik waardoor zeker eene
op haar zelve goede zaak werd gediendmaar dat desniette-
min misbruik blijft, omdat die bevordering, in stede van te
geschieden door hendie er toe verpligt warenplaats vond
door een bestuur, onbevoegd om tot dat einde de gelden van
Rijnland's ingelanden te besteden.
Het is geenzins de bedoeling hiermede een blaam te werpen
op vroegere besturen. De tijd, waarin, en de instellingen en
omstandighedenwaaronder zij leefden en regeerden, verschoont
hen. Maar, zoo de adressanten in hetgeen vroeger plaats
vond eene bron van verpligting voor het heden zoeken, om
op grond dier vermeende verpligting Rijnland te dwingen ten
zijnen koste in hunne eigene niet zeewerende duinen ten
liunnen behoeve helm te plantenis het noodig den werkelijken
aard van de bronwaaruit zij puttenmet strikte onpartijdig-
heid te onderzoeken en te doen kennen; en kan er, na
het aangevoerde, van geene aan het Reglement van 1857 an-
terieure verpligtingvoor vvelke door hen dan ook geen bewijs
hoegenaamd bijgebragt wordt, sprake zijn.
Bij deze vcrdediging van de beschikking der Vereenigde
Vergadering van 29 Julij 1862 tegen den aanval der Heeren
Borski c. s. schijnt men nog drie opmerkingen te mogen
voegen
De eersle opmerking is, dat, gelijk aan niemand beter dan
aan Gedeputeerde Staten bekend is, in gebeel Noord-Holland
buiten Rijnland zelfs de zeewerende duinen niet door eenig
waterscbap rnaar door de Provincio vvorden onderhoudendock
dat deze dan ook tevens het onderhoud der niet zeewerende
duinen aan de eigenaren van deze of daarbij belang hebbende
landen overlaat.
Daar nu de Vereenigde Vergadering, nicttegenstaande zeker
niet alleen Rijnland maar de geheele Provincie bij bet onder
houd der zeewerende duinen belang heeft, in het meest nabij
gelegen belang van Rijnland bron van verpligting voor Rijnland
tot dien onderhoud ziet, schijnt zij zeker hare roeping niet te
eng op te vatlen, zoo zij zich slechts onverpligt acht tot den
onderhoud van dio duinen, welko buiten belang zijn voor de
waterwering en de Provinciate Waterstaat zelve in het overige
Noord-Holland evenzeer aan den onderhoud van arideren over
laat, als bet Bestuur van Delfland dit ten zuiden van Rijn
land doct.
De tweede opmerking isdat terwijl eensdeels de Veree
nigde Vergadering van ineening is, dat de bij art. 113 gcboden
zorg niet verder gaat dan die legen afstuiving van die duinen,
welke ten alien tijdc geaclit zijn tot zeewering te dienen en
nog, bij de breedste opvatting van dat woord, dit geacht
kunnen vvorden te doen,zij anderdeels tot die zorg Dijk-
graaf en Hoogheemraden steeds door eigen helmplanting ruim-
schoots in staat heeft gesteld en dit nog doet.
Ten blijke strekke:
1°. de verordening op de duinen of zceweringen van 24 Dec.
1859, vvaarbij, blijkens art. 2 al. 2 en art. 7, het onderhoud
der duinen wordt gewild voor zoo verre dit door Dijkgraaf
en Hoogheemraden in Rijnland's belang noodig ivordt geoor-
deeld. Aan die verordening hebben adressanten in bun adres
vvel eene breedere beteekenis. willen geven, namelijk die, dat
zij het onderhoud van duinen ook daar zou bcoogen, waar dit,
vreemd aan Rijnland's belanguilsluitend in het landbouw-be-
lang der naastbijgelegeu landen kon geschieden. Die inee
ning dor adressanten stuit evenwel af: a op het opschrift der
verordening, dat, gebeel getrouw aan art. 113, spreekt van
de duinen of zeeweringenb. op art. 1 hetgeen zegt dat
door duinen of zeeweringen in die verordening alleen die wor-
den verslaan, vvelke uitmaken do aaneengescliakelde duinen
langs de Noordzeeen c. op de vvoorden Rijnland's belang
in de artt. 2 en 7vvoorden, met vvelke, blijkens de discus-
sie bij de vaststelling der verordening in de Vereenigde Ver
gadering, juist is bedoeld misbruiken, als de adressanten ver-
langente vveren, elk denkbeeld van regt eens duineigenaars
op helmbeplanting zijner duinen ten Rijnland's koste af te
snijden en het onderhoud te beperken tot dat van zulke dui
nen als voor Rijnland van belang zijn, d. i. ter verdediging
van den gemeenen boezem vvorden gevorderd;
en 2°. de begrooting over 1862, waarbij uitdrukkelijk voor
de helmbeplanting der zeewerende duinen eenesom van/5000.
is beschikbaar gesteld
Die verordening en die begrooting, uit vvelke beiden zooivel
blijkt van de bepcrkte opvattingvvelke de Vereenigde Ver
gadering aan art. 113 meent te moeten geven, als van bare
ruime voorziening in hetgeen voor de verzorging der zeewerende
duinen in dier ruimsten omvang gevorderd kan worden, heb-
den dan ook de goedkeuring van Gedeputeerde Staten mogen
erlangen.
De derde opmerking is, dat, mogten Gedeputeerde Staten
vermeenen, dat art. 113 de zorg van alle Duinen omvater
geene vrees schijnt te bestaandat de Vereenigde Vergadering
daartegen op zich zelf bezvvaar zou hebben mils men in die
zorg geene verpligting zie van bet Hoogbeemraadschap om zelf
ten zijnen koste in de helmbeplanting van die alien te voorzien.
De Vereenigde Vergadering erkent volkomen het groote na-
deel dat alle duin door afstuiving aan de ondiggende landen
berokkenen kan, en zij acht bij behoorlijke zorg tegen die af
stuiving zoovvel het bijzonder als het publiek belang betrokken.
Alleen vermeent zij, dat noch de aard der Hoogheemraadschaps-
inrigting, noch art. 113 van Rijnland's Reglement die zorg,
voor zooverre zij namelijk andere duinen betreft dan die bij welke
Rijnland belang heeft, eene doet zijn van hare bevoegdheid,
en zij zich die mitsdien zonder hooger bevel niet aanmatigen
mag. Mogten Gedeputeerde Staten evenwel oordeelen, dat
die zorg vvel tot hare bevoegdheid behoort, er schijnt geen re-
den te bestaan, waarom de Vereenigde Vergadering zich die
zorg niet aan zoude trekken, en Dijkgraaf en Hoogheemraden
tot haar in staat stellen.
Bij het stellig gemis van eenige verpligting van Rijnland om
zelf ten zijnen koste duinen, die in de versle verte niet tot
zeewering dienen en aan derden behooren, te onderhouden,
V-.-.--VKWW.
zou evenwel gezegd oordeel nimmer kunnen leiden tot vernie-
tiging van het aangevallen besluit. Daarbij toch vverd alleen
afgewezen het verzoek des Heeren Borski tot helmbeplanting
zijner duinen door en ten koste van Rijnland, terwijl het
oordeel van Gedeputeerde Statendat de zorg tegen afstuiving
van niet zeewerende en aan derden behoorende duinen onder
die van art. 113 begrepen zij, in geen geval tot iets anders
zou kunnen leiden, dan bij de in bewerking zijnde herziening
van alle vroegere verordeningen ook die op de duinen en zee
weringen zoodanig.te wijzigen, dat zij (even als in Delfland
onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten plaats vindt) alle
de duinen en duingronden omvatte, en elke zulke bepaling
inhoude, als noodig zal worden bevonden om het noodzakelijk
verzorgen en onderhouden der niet zeewerende duinen door de
eigenaren, als uit den aard der zaak daartoe verpligt, te ver-
zekeren.
Uit dien laatsten hoofde schijnt het mitsdien vvenschelijk
dat de Vereenigde Vergadering de meening van Gedeputeerde
Staten omtrent het al of niet begrepen zijn der niet zeewerende
duinen in de zorg van art. 113 verneme.
Leiden, 28 November 1862.
P. L. F. Blussb.
S. Piek.
J. VAN DEE BkEGGEN Az.
YEEEENIGDE YERGADERING,
gehouden in het Gemeenlandshuis te Leiden den
19den Januarij 1863 's voorm. ten 10Y2 ure.
Tegenwoordig 20 Leden.
Afwezig de Heeren Blussf,, Roeloffs en J. van der Breg-
gen Fzn.
De notulen der vorigc Vergadering worden gelezen en goed-
gekeurd.
1°. De Dijkgraaf doet de navolgende mededeelingen
a. Dat binnen weinige dagen aan de leden zal vvorden toe-
gezonden een vijfjarig register op de notulen waarin zullen
vvorden opgenomen de fouten en onnaauwkeurighedenwelke
in de redactie zijn ingeslopen. Dat wordt voorgesteld om in
het vervolg al de bijlagen dor notulen, en dus al datgene vvat
niet direct tot de beraadslagingen der vergaderingen behoort
afzonderlijk te paginerenten einde de lezing en hot naslaan
gemakkelijker te maken.
b. Dat ontvangen is de goedkeuring van Gedeputeerde Staten
op de vvijziging van het Reglement op de Waarborggelden.
Deze goedkeuring is reeds in de maand Mei 1.1. ontvangen,
doch men heeft verzuimd daarvan mededeeling te doen.
c. Dat is ontvangen eene missieve belielzende het berigt van
het overlijden van den Heer Tijken Houfd-Ingeland-Plaatsver-
vanger van Rijnland.
d. Dat het perceel grond aan den Spaarndamschen dijknabij
Amsterdam gelegen aan het Bestuur van genoemde stad is
verhuurd geworden voor den tijd van vier jaren.
e. Dat de aflossing der waarborgkapitalendoor de Vergade
ring goedgekeurd heeft plaats gehad.
fDat aangaande den plaats gehad hebbenden hoogen vloed
op den 19den, 20sten en 21sten December j. 1., het navol
gende kan worden medegedeeld
De hoogsle stand van de zee te Katwijk was op den 19den
3 Ned. ellen. Het Y steeg dien dag tot 1,64 el boven A. P.
De IJssel volgde dien stand en klom op den 20sten tot 3 Ne-
derl. ellen.
De zee-reep der duinen heeft zvvaar geleden en is van 10
tot 12 Ned. ellen afgeslagen.
Aan den Spaarndamschen dijk had hier en daar uitslag van
glooijingen en dijksmuren plaats. Te Sloterdijk was dit vrij
ernstig.
Men heeft gedurende den storm de aangebragte scliade zoo-
veel men kon met behulp der nood-materialen herstelden is
zulks later met kracht voortgezet geworden.
De kosten, hierdoor veroorzaakt, znllen kunnen gevonden
worden uit de gelden, voor die werken bij de Begrooting toe-
gestaan, en zullen de som van 4000.niet te boven gaan.
De Heer Jonker zegt datnaar zijn inzien te Sloterdijk
werkelijk gevaar bestaan heeften meent dat men aldaar
slecht voorzien was van het noodige nood-materiaal. Hij zou
wenschen dat een aantal zeilen vverd aangeschaft en ook ijze-
ren pennen om die te bevestigen.
De Dijkgraaf zegtdat er vvel is waar op dat oogenblik geen
zeilen aan het magazijn te Sloterdijk aanwezig warenmaar
dat zij daar terstond zijn gebragt uit het magazijn te Halfweg
en Dijkgraaf en Hoogheemraden hebben ook reeds in overwe-
ging genomen in hoeverre het nuttig kan zijn, genoemd maga
zijn beter te voorzien, ofschoon het niet mogelijk is zich zoo-
danig in te rigten dat men op elk punt van den dijk steeds
van alle materialen voorzien zij.
De Heeren Piek en Crommelin wederleggen eenige bemer-
kingen van den Heer Jonker daar die meer van toepassing
zijn op de schade welke aan rivierdijken kunnen ontstaan en
o. a. het opkisten van een zeedijk met geen mogelijkheid ge
schieden kan. De ondervinding heeft thans geleerddat het
verhoogen van den Spaarndamschen dijk een goed werk geweest
iswil men nog meerder zekerheidmen zoude alsdan tot
eene nieuwe verhooging moeten overgaan.
Omtrent de opmerking van den Heer Jonker dat geen der
opzigters tijdens de uren van gevaar op de bedreigde plaatsen
te vinden wasmerkt de Dijkgraaf aandat dienaangaande
aan den Hoofd-opzigter nadere instruction zijn gegevenen het
ook bij Dijkgraaf en Hoogheemraden misnoegen verwekt heeft,
dat zij niet eerder door de beambten met den juisten staat
van zaken werden bekend gemaakt,
De Heer Bultman heeft vernomen dat er gebrek aan horden
bestaan heeft.
De Dijkgraaf antwoordt, dat wel is waar de bestaande voor-
raad verbruikt werd, doch dat er geen gebrek bestaan heeft.
De verbruikte voorraad is thans weder behoorlijk aangevuld.
De Heer de Clercq is onderrigt, dat de spoordijk bij Half
weg sterk beschadigd is gewordenen daar dit een gevolg is
van de wijze waarop dit gedeelte van den dijk door de Admi-
nistratie van den Hollandschen Spoorweg wordt onderhouden
zoo vraagt bij of Dijkgraaf en Hoogheemraden bij genoemde
administratie niet zouden kunnen aandringen, bet talud van
den dijk op dat punt ook van steenen glooijing te voorzien.
Verder schijnt hetdat er langs den geheelen dijk gebrek aan
geschikt personeel bestaan heeft; hij zou ineenen dat daarin
op eene of andere wijze kon voorzien worden.
Wat het eerste punt betreft, zoo antwoordt de Dijkgraaf, dat
reeds vroeger bij de spoorweg-administratie op de betere voor
ziening is aangedrongen en dat Dijkgjaaf en Hoogheemraden
daarop kunnen terugkomen, doch dat de administratie in deze
niet kan gedwongeu wordenook is dat punt niet het zwakste
van den dijkdaar de geheele breedte van den spoordijk tegen
dep bestaanden dijk is aangebragt. Omtrent het tweede punt
kad hij mededeelen dat aan den hoofdopzigter de taak is opge-
dragen een voorstel te doen aan Dijkgraaf en Hoogheemraden
omtrent het vormen van een zoogenaamde dijkwacht, be
staande uit losse arbeiders, die in tijd van nood beschikbaar
zijn zullen, en alsdan voor hunne diensten goed zullen worden
beloond. Nog deelt de Dijkgraaf mede, dat Dijkgraaf en Hoog
heemraden zich verstaan hebben met de spoorweg-administratie,
en dientengevolge aan Rijnlands beambten is toegestaan, om
in tijd van nood gebruik te maken van den telegraaf te Ilalf-
wege, ten einde het collegie onmiddelijk te kunnen berigten,
in oogenblikken van onverhoopt gevaar.
Thans zijn aan de orde de punten op de Agenda vermeld,
en wel:
2°. De behandeling van het rapport over de adressen omtrent
de duinbeplanting.
De Heer van Lennep zegt, dat het rapport in den geest van
de meerderheid der Vergadering (vroeger de minderheid) is op-
gesteld, en dat hij zich daarom verpligt acht nogmaals het ge-
voelen der minderheid verdedigen.
In het rapport wordt beweerd dat de duinvalleijen water-
lozing noodig hebben zullen zij vruchtbaar worden gemaakt,
en het uit dien hoofde billijk is dat de ontgonnen duingronden
bundergeld betalenevenzoo dat het beplantcn der niet zeewe
rende duinen ten koste van Rijnlands kaseen onbillijkheid
zou zijn tegenover de lager gelegen landen.
Dit beweren nu is niet juist, de duinen wateren zoowel af
op de zee als op den boezem voor dat het Hoogheemraadschap
bestond en zijne kunstwerken tot lozing waren daargesteld,
konden de duinen bet overtollige water loozenzij zijn dan ook
in dat opzigt in geen beter toestand dan vroeger. Het regle
ment maakt de duingronden omslagpligtig, niet uithoofde der
waterloozing, waarbij zij geen belang hebben, maar wel uithoofde
van de vrijwaring voor overstuiving, volgens Art. 113.
Art. 113 Spreekt van duinen of zeeweringen en van het
onderstuiven der omliggende landen, het rapport hecht aan deze
benamingen een geheel andere beteekenis dan de opvatting die
voor de hand ligt, en wat zal nu het geval van deze verkeerde
uitlegging zijn, er zal van lieverlode een zandzee ontstaan,
waardoor zelfs de boezemwateren zullen bedreigd worden
blijft integendeel Rijnland zich met de zorg der beplanting be-
lasten, het in kultuur brengen der lager gelegen duinen zal
daar het gevolg van zijn, waardoor de oppervlakte van den
omslagpligtigen grond zal vermeerderen.
De Heer Piek zegt dat het rapport alleen het gevoelen der
meerderheid uitdrukt, hij zal dan ook alleen antwoorden wan-
neer de meerderheid mogt meenen dat hare zienswijze niet
duidelijk werd voorgesteld. Evenwel moet hij ten aanzien
van hetgeen door den vorigen spreker in het midden werd ge
bragt antwoorden, dat de commissie geenszins de veronachtza-
ming der duinen beoogt, maar krachtens art. 113 alleen de
zorg voor de beplanting aan Dijkgraaf en Hoogheemraden wil
opdragen ofschoon niet ten koste van Rijnlands kas.
De Heer Crommelin is van oordeeldat de Vergadering de
zaak niet au fond heeft beslist, maar veeleer de beslissing
aan Gedep. Staten heeft willen overlaten. De kwestie is alleen
ontstaan door eene ongelukkige verwarring der benamingen van
zeeduinen en zeewerende duinen terwijl, naar zijn inzien,
bet reglement heeft willen bestendigen de staat van zaken zoo
als die voor de invoering bestond.
De Heer Piek zegtdat de vorige spreker tegen het begin-
sel en niet tegen het rapport te velde trektverder moet hij
opmerkendat er wel degelijk eene meerderheid bestaat, welke
het stelsel van onbeperkte beplanting niet is toegedaan.
De Heer J. van der Breggen Az. voert aandat sedert hij
lid der Vergadering is, hij steeds bij alle besluiten de duin
beplanting betreffende, wel degelijk eene sterke meerderheid
heeft opgemerkt, die de beplanting binnen zekere palen wenscht
te beperken.
De Heer Pallandt zegtdat onder de meerderheid geen
eigenaren van duinen gevonden worden en zij alzoo door hun
beginsel niet kunnen benadeeld wordende schadelijke gevol-
gen zullen echter op de eigenaren nederkomen. Ook is hij
van gevoelen dat de kosten door al de ingelanden moeten gedra-
gen worden, aangezien alien door de duinen beschermd worden.
Tegen de inrigting van het rapport heeft hij nog dit bezwaar,
dat Ged. Staten niet bekend zullen worden met het gevoelen
der minderheid.
De Dijkgraaf zegt dat het gevoelen der meerderheid als
het gevoelen der Vergadering moet worden beschouwd en brengt
daarop het rapport in stemming dat met 14 legen 6 stemmen
wordt aangenomen Tegen stemden de Heeren van Lennep,
Virulu, Steengracht, Crommelin, van Stirum en Pallandt.
3°. Aanvraag tot restitutie van waarborggelden. Komt ter
tafel een voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden tot aflossing
van waarborgkapitalen gevestigd op gronden in de groote droog-
gemaakte en Rottepolders, onder Hazerswoude en in de Noord-
en Zuid-polder onder Benthuizen. Zoo mede op eenige uitge-
kleide perceelen onder AarlanderveenAlphen, Hazerswoude,
Leiderdorp, Oegstgeest, Oudshoorn, Noordwijk, Soetermeer,
Valkenburg, Voorschoten en Wassenaar, waarvoor een nomi-
naal kapitaal van f 128.900 3£ pCt. Nat. schuld te gelde be
hoort gemaakt te worden.
De Heer J. van den Breggen Az.doet de vraag, waarom
niet de Achterofsche Polder hieronder eveneens wordt voor-
ragen, hij meent dat de daartoe strekkende aanvraag, ook
in 1861 geschied is.
De Dijkgraaf zegt dat niet de aflossing, maar de overschrij-
ving ten name van den Polder is aangevraagd, en dat daartegen
bij Dijkgraaf en Hoogheemraden bezwaar bestond; hij gelooft echter
niet dat er bezwaar bestaan zal, wanneer de eigenaren daarom
verzoeken en de dijken van den Polder in goeden staat zijn.
-■