52
Iii ler nation ale Tentoon stelling
December GEMIDDELDE Maanclelijksche Waterstanden, Water-ontlastingen en
1862- werking der Stoomtuigen in het Hoogheemraadschap van Rijnland.
44-
Leidschendara.
Bodegraven.
TE RIJSSEL EN TE HAMBURG.
V
louden door hunnc lioogere ligging geen do minute overlast
van water hebben, ja zelfs nog steeds op hot lager gelcgen
land kunnen uitwateren lietzij dit overstroorad ware of niet
volgcns hot oud Hollandsch principe, dat lager liggend land
liet water van bet liooger liggend moet ontvangen. De duin-
valleijen mogen op den boezem uitwateren, bij dc instand-
bouding van dien boozem ljebben zij geen hot minste belong.
Men zoude met even veel grond kunnen beweren, dat do
dakgooten van een huis niet zouden kunnen afwaterenwan-
neer de kelder tegen bet indringen van water niet behoorlijk
bcvciligd was.
Hot is dus billijk, dat de polders, al zorgen zij voor de
instandhouding hunner kaden en voor bunne bemaling, ook in
de gemeene lasten van den boezem dragen, omdat zij zonder
dien in hot geheel niet of allhans niet dan met groote onkos-
tcn kunnen bestaan. Maar het is onbillijk dat de eigenaren
van duinen zelve de beplanting zouden bekostigen, omdat die
beplanting niet geschicd ten bate van de duinen als zoodanig,
maar alleen ten bate van de aangrenzende landcn en deze niet
noodzakclijk aau denzelfdcn eigenaar bebooren.
De onvvettigbeid van bet aangevallen bcsluit naar het oor-
deel van de Ondergeteekendenopzeerjuiste en afdoende gron-
den door de Uecren Borski en Pallandt c. s. beweerd wordt
door de meerderbeid dor Vcreenigde Vergadering op eenigzins
logischer trant dan de onbillijkhcid, maar tocli geenszins op
onomstoolelijke gronden tegengesproken.
De Meerderheid beweert:
1°. De zorg tegen afstuiving, welke art. 113 van het rcgle-
ment aan Dijkgraaf en Iloogheemraden opdraagt, omvat
slecbts de duinen die tevens zeeweringen zij n.
2°. Al omvalte die zorg alio duinendan zoude dat nog
geenszins medebrengen de verpligting van Rijnland, om
ten zijne koste ook de duinen die geene zeeweringen
zijn en aan derden toebehooren, te bcplanten.
Ad Ium. Indien de woorden duinen en zeeweringen in
art. 113, ais geheel synoniem moeten worden opgevat, dan
had de wetgever een van beiden gcrust kunnen vveglaten. Het
strijd toch met eene goede redactie om twee synoniemen met
het woordje of te verbinden.
Ilij had alsdan gezegd duinen, dat is zeeweringen, of zoo
bij de duinen als zeeweringen had willen omschrijven, van de
uitdrukking: zeewerende duinen gebruik gemaakt.
De uitlegging, door de Meerderheid aan dit artikel gegeven,
zoude dan alleen kunnen opgaan, wanneer eene zeewering, die
geen duin' is, ook niet aan verstuiving kon onderhevig zijn,
want dan was geene andere uitlegging mogelijk en zoude men
wel eene minder juisle redactie aannemen, Nu echler kan aan
het artikel wel geene andere beteekenis gegeven worden dan
deze: Dijkgraaf en Iloogheemraden moelen zorgen, dat
noch de duinen, noch de zeewetingen door verstuiving ver-
achleren of aan de omliggende landen schade toebrengen.
Maar ook voor een oogenblik aangenomen, dat de woorden
van art. 113, duinen of zeeweringen, zeewerende duinen
beteekenden, des neen, vvat bewijst dan dat de wetgever daar-
onder niet den aaneengeschakelden duinkoten langs Hollands
kust en dus ook de zoogenaamde voorkantloopers begrepen
heeft en ook deze aan do zorg van Dijkgraaf en Hooglieem-
raden heeft toevertrouwd. Ilet is geheel willekeurig slecbts
eene smalle duinstrook, de zoogenaamde zcerecp met dien
naam te bcstempelen. Zeer teregt hebben reeds de adressan-
ten gewczen op de uitdrukking: omliggende landen, en het
gaat niet op te beweren, dat hiermede de pannen in de dui
nen gelegen, de duinvalleijen langs den zeekant, zouden be-
doeld zijn, immers die pannen zijn vlakten van alle kanten
door de duinen omslolcnhot zijn landen in, niet om de dui
nen gelegen.
Het gevoelen van de Ondergeteekenden wordt volkomen ge-
deeld door Mr. G. M. van deu Linden blijkens zijn advies
over de duinbeplanting, te vinden in de notulen van de Ver-
cenigde Vergadering van Rijnland, gehouden 18 Augustus 1859,
pag. 178.
Als 2de grond voor hare uitlegging van art. 113, voert de
meerderheid aan, dat Rijnland een waterschap en geen zand-
schap is en de wetgever niet kan gewild hebben aan Dijkgraaf
en Hoogheemraden eene zorg op te leggen, die met den boe
zem niets te maken heeft. Dit argument zoude misschien eenige
waarde hebben, wanneer over de vaststelling van het reglement
voor Rijnland sprake was, maar het heeft geen dc minste waar
de, waar het geldt de toepassing van eene eenmaal opge-
legde verpligting. Ook is de zorg voor de duinbeplanting niet
de eenige welkezonder in dadelijk verband met den boezem
te staan, aan Dijkgraaf en Iloogheemraden wordt opgelegd.
Het toezigt op wegen en bruggen cnz. is bun ook toevertrouwd
Ad Hum. De meerderheid tracht hier door eene histori-
sche ontwikkeling te betoogendat Rijnland nooit tot de helm-
beplanting verpligt is geweest, maar deze steeds als eene vrij-
willige daad heeft plaats gehad. De ondergeteekenden willen
de historische waarde van dit bctoog niet onderzoeken, maar
alleen doen opmerken dat, zooais ook niet wordt ontkend,
de helmbeplanling van de geheele duinstrook ten kosto van
Rijnland dan toch facto* geschied is; en dat geen enkele grond
wordt aangevoerd om bet beweren van de Heeren Pallandt
en BonsKi" c. s. te wederleggen, dat art. 113 uit die beplan
ting door of van wege Rijnland, hetzij dan verpligt of onver-
pligt, zijnen oorsprong te danken heeft.
Wanneer wij dit nu mogen aannemendan kan het ook
niet ontkend worden, dat van hot oogenblik af dat art. 113
wet geworden is, de pligt om voor de duinbeplanting te zor
gen op het Iloogheemraadschap berust en daar het de kostcn
niet op de respcclieve eigenaars kan verhalen, zullen deze
wel ten laste van het waterschap moeten komen.
In de verordening op de duinen, door de adressanten
Borski en Pallandt c. s. aangehaald, wordt dit sijsteern ook
gehuldigd en de Vergadering van Hoofdingelanden is dus met
zich zelf in tegenspraak.
Als Leden van Rijnlands Bestuur zijn de Ondergeteekenden
doordrongen van de verpligting welke op hen rust, om elke
uitgave van de begrooting te weren, welke niet noodzakelijk
door het belang van hot waterschap gevorderd wordt, maar zij
achten zich daarom niet geregtigd om met ler zijde stelling van
cen bepaald artikel van het reglement, de belangcn van een
aanzienlijk gedeelte van het waterschap to benadeclen; en het
is daarom, en op de hierboven ontwikkelde gronden, dat zij
gemeend hebben zich tot U Hoog Iidel Gestrengen te moeten
wenden ter handhaving van hot in het adrcs van dc Heeren
Borski on Pallandt c. s. voorgestane begipsel, dat de pligt
om den duinkoten in zijnen geheelen omvang to beplantcn in
art. 113 van het reglement aim Rijnland is opgelegd.
Leiden, January 1863.
(teas get) T. P. Viruly.
L. Ghaaf van Limburg Stirum.
C. H. Baron van Pallandt.
A. H. VAN WlCKEVOORT CROMMELIN.
Jlir. N. J. Steengracht van Duiven-
VOORDE.
A. van Lennep.
BIJLAGE.
Aan Gedeputeerde Staten der Provxncie
Noord-Holland,
Do ondergoleekendenalle eigenaars van duingronden, ge
legen onder de gemeenten Bloemendaal en Zandvoort, hebben
met verwondering en leedwezen kennis genomon van een be-
sluit der Verccnigdo Vergadering van het Iloogheemraadschap
van Rijnland, gehouden den 29sten Julij 1862, strokkende
om de helmbeplanling van wege hot waterschap te bepalen tot
de onmiddelijk aan zee gelegen duinen en der halve de be
planting der meer binnenwaarts gelegen duinen achlenvege
te laten en aan de eigenaars over te laten.
Naar het oordeel van de adressanten is dit besluit gevaar-
lijkonbillijk en onwellig en zij gevoelen zich derhalve ge-
drongen hunne bezwaren daartegen bij U Hoog Edel Gestrengen
in te brengen.
Zij achten het besluit gevaarlijk. Icder toch die eenigzins
met den aard der duinen bekend isweet hoe spoedig de
versluivingen bij ontoereikende voorziening toencmen, en hoe
bij winderig weder eene kleine stuifplek in weinige dagen in
eene aanmerkelijke kuil verandert, zoodat al spoedig eene
verplaatsing der zandmassa over het aangrenzend land plaats
heeft. Do aanhoudende zorgwelke Rijnland vrocger voor de
in dat waterschap gelegen duinen genomen heeft, maakte dat
bun toestand zich toen gunstig bij die der duinen van andere
waterschappon onderscheidde, en dat zij met betrekkelijk ge-
ringe kostcn in goeden toestand te onderhouden waren. Dat
die toestand sedert de optreding van het nieuwe bestuur ver-
minderd is, kan nu reeds, om van andere gedeelten niet te
gewagenuit den door verstuiving verachterden toestand der
duinen aan den eersten ondergeteekenden toebelioorende blij-
kenen wordt die zorg, gelijk bovengemeld besluit bedoelt,
aan de meer binnenwaarts gelegen duinen geheel onltrokken,
dan kan het niet anders, of het nog gedeeltelijk bevestigde
duinzand zal binnen weinige jaren in eene woelige zandzee
ontaarden, die niet alleen de daarin gelegen bebouwde of voor
bebouwing gesctaikte pannen, maar ook de omliggende lagere
gronden met gewissen ondergang zal bedreigen. Dat alle land-
bouw-ontginningen daardoor hoogst moeijelijkzoo niet onmo-
gelijk zullen worden zal gewis geen betoog bohoevendewijl
steeds, wanneer op het in cultuur brengen der duinvalleijen
is aangedrongen, de beves'iging der omliggende stuifduinen als
eersle voorwaarde gesteld is, (c. f. bet rapport over de dui
nen van het jaar 1798, en do bekroondc verhandeling van
den Ileor Jhr. Mr. D. T. Gevers).
De adressanten noemen het besluit onbillijk. Immersbe-
halve voor de onbebouwde duingronden, wordt voor alle in
cultuur gebragte gronden, in of bij de duinen gelegen, door
de eigenaars bet voile Rijnlands bundergeld botaald. Deze
gronden nu liggen alle, blijkens gedane waterpassingen
liooger dan de kruin van den Spaarndammerdijken zijn derhalve
le ver boven het oppervlak der zee gelegenom immer aan
eenige ovorstrooming te zijn blootgesteldzij hebben dus,
ofsclioon binnen de grenzen van het waterschap gelegen, vol-
strekt geen belang bij de instandhouding der waterkeerende
of waterloozende werkon van Rijnland. Daar het waterschap
dczo gronden voor geene overstrooming behoeft te hehoeden,
is het niet meer dan billijk dat zij althans door hetzelve voor
overstuiving worden gevrijwaard.
Maar het besluit is, volgens het oordeel van de adressanten
ook onivettigals in strijd met art. 113 van het reglement
van het Iloogheemraadschap van Rijnland, vastgesteld bij
Koiiinklijk besluit van 6 Julij 1857 (St.bl. N°. 90) en met
de verordening op de duinen, door de Vereenigde Vergadering
van het Hoogheemraadschap vastgesteld, en goedgekeurd bij
de besluitcn van Gedeputeerde Staten van Zuid- en Noord-Hol
land van 8 en 13 December 1859.
Artikel 113 van bovengemeld reglement bepaaltdat Dijk
graaf en Iloogheemraden zorg dragen, dat de duinen of
zeeweringen door afstuiving niet verachteren en dat de
omliggende landen zoo min mogelijk door overstuiving wor
den benadeeld."
Het artikel spreekt bijna te duidelijk om eenige verklaring
te behoeven; en toch scbijnt de Vereenigde Vergadering het
te hebben opgevat als of er stondde onmiddellijk aan zee
gelegen duinen die het hoogheemraadschap als zeeweringen
wil beschouwen." De pligt om de duinen te beplanten, welke
steeds op het Hoogheemraadschap gerust heeften waar-
aan dit artikel zijnen oorsprong te danken heeft, duldt
echter zulk eene uitlegging niet, hetgeen te meer bevestigd
wordt door de toevoeging: a dat de omliggende landen zoo
min mogelijk door overstuiving worden benadeeld." Landen
om de duinen gelegen kunnen niet anders zijn dan de vlakke
gronden die door de duinen begrensd worden, de vlakte, aan
den voet der duinen gelegen, of zoogenaamde »Voorkant", en
deze zullen geenszins door de beplanting der onmiddel
lijk aan zee gelegen duinen alleenmaar wel door de beplan
ting der duinstrook in hare geheele breedte voor overstuiving
worden gevrijwaard.
Dat de Vereenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap
deze uitlegging, door de adressanten aan artikel 113 gegeven,
ook vroeger heeft aangenomen, blijkt uit de geheele strekking
der boven aangehaaide verordening op de duinen. In die ver
ordening toch wordt de verpligting van het Hoogheemraadschap
om de duinen binnen zijne grenzen gelegen te beplanten, wel
niet met zooveel woordenmaar toch vrij duidelijk erkend
immers er worden maatregelen in genomen dat de eigenaars
van duingronden geene verstuivingen te weeg brengen, en aan
de eigenaars van vrijgemaakte duingronden wordt de verplig
ting opgelegd om zelve voor de bevestiging zorg te dragen
onder toezigt van het Hoogheemraadschap. Uit de talrijk uit-
gegeven vrijdomsbrieven blijkt, dat deze verordening niet alleen
op de onmiddellijk aan zee gelegen duinen, maar ook op de
meer binnenwaarts gelegen duingronden is toepasselijk ver-
klaard. Waartoe alle deze maatregelen, indien Rijnland zich
niet over den toestand der duinen behoefde te bekommeren?
Elk besluit der Vereenigde Vergadering, om de beplanting
of bevestiging van onvrije duinen binnen het waterschap ge
legen achterwege te laten, zal dus wel, zoolang art. 113
van het reglement en de verordening op de duinen van kracht
blijven, als daarmede strijdig en dus ais onwettig moeten
worden beschouwd.
Het is op bovenstaande gronden dat de adressanten gemeend
hebben zich tot U Hoog-Edel Gestrengen te moeten wenden
met eerbiedig verzoek om het aangevallen besluit der Veree
nigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland
en het daarin aangenomen bcginsel te vernietigonals in strijd
met het reglement en met het belang van een aanzienlijk ge-
deelle van het Hoogheemraadschap.
Bloemendaal, 16 September 1862.
W. Borski.
J. H. Croockewit.
A. L. van Lennep, Wed. van Lennep.
K. A. E. Barnaart.
J. W. A. van Sypesteyn mede namens
de eigenaren van de hofstede Boe-
kenrode.
van Gelder de Neui-ville.
WAARNEMINGEN.
Vloed op het IJ
den IJssel
de Noordzee
bet IJ
den IJssel
de Noordzee
Boezematanden
u bij Boezemstanden
fl 1 Vcrval in de Sluizen
i? N i Tijd van loozing
p .2 Hoeveelheid geloosd
De meest heerschende wind.
Gewerkt gedurende.
Opbrengst
Uitgemalen
Gestopt v. hoog water,
id. voor Slni9gang
id.
id.
Ebbe
id.
id.
i-r
WAAItGENOMEN TE
Spaarndam. Halfweg.
0,182 A P.
0,126 A.P.
0,487 A.P.
0,553 A.P.
0,071.
77*.
16,320784.
Noord-West.
250.
0,509.
17,740586.
18.
0,203 A.P.
J)
0,102 A.P.
0,475 A.P.
0,503 A.P.
0,072.
75.
9,879051.
Zuid-West.
206—15.
0,551.
10,701674.
1.
24—40.
Gouda.
1,219 A.P.
0,015 A.P.
0,415 A.P.
0,579 A.P.
0,0169.
144-
212555.
Zuid-West.
157—7.
1,091.
5,925736.
11—59
Katwijk.
1,116 A.P.
0,586 A.P.
0,52 A.P.
0,656 A P.
0,089.
159.
18,637634.
West.
AANTEEKENINGEN.
Rijnland 0,508 A.P.
Delfland 0,293 A.P.
Rijnland 0,433A.P.
Woerden 0,424 A.P.
De tijdruimte uitgedrukt in uren en minuten. Lengte-afmeting in Ned. Ellen. Inhouds-afmeting in Ivubieke Ellen.
Woensdsg 4 dezer is de aangekondigde vergadering
te Leiden, in het lokaal Zomerzorggehouden.
Tegenwoordig waren de heeren: J. B. Snellen,
S. de Clercq Wz.J. van der Br eg gen Az.
Mr. J. D. Viruly, lid van het hoofdbestuur
der Eollandsche Maatschappij van LandbouwDr. W.
C. IL Staring, G. G. Snellen, G. van Geer,
C. E. de Clercq, J, C. van Dorsser, P.Vro-