J! 119 jaaar verzocht iu alien gevalle verdeeling der sluis- gelden Diet meer over bruto rendementmaar over netto opbrengst. De toenmalige minister (wie, is mij niet gebleken) achtte bet verlangen van Amsterdam billijk en verzocht Ged.Staten omRijnland en Haarlem daartoe te bewegen. Rijnland weigert zonder andere beweegreden dan beroep op verkregen regt. He minister trekt zicli den 10 September 1857 de zaak der verdeeling niet aan, omdat het voor het algemeen belang onverschillig isdoor wie de sluis- regten worden genotenmaar verzoekt op nieuw voorstelling van tarief. De stad Amsterdam begint nu te verhalendat zij een hoog tarief moet houden, omdat zij hier niet heft plaatselijke belastingen, Gemeentewet art. 254, maar perceptie buiten het grondgebied der gemeente, artt. 232—237. Amsterdam beweert voor daarstelling te hebben besteed 230,964; zonder deze opgave ook maar eenigzins te bewijzen, en onderhoud 1600 'sjaars, en wil dus 13,000 heffen 'sjaars, als rente van het aangewende kapitaal a 5 pet. 's jaars. Amsterdam zegt de verpachting brengt op/ 1 4,800 en zal dus maar even rente en kosten goedmaken, dus laat ons het oude tarief behouden. Alleen zal het onderscheid tusschen gewone en buitengeioone schuttingen (die dubbel betalen) ophouden. De minister keurde het tarief goed maar noodigde Burgemeester en Wethouders uitom telken jare in te zenden eenen staat, waaruit blijken de ontvangsten en uitgaven der sluis, ten einde na verloop der 5 jaren (in 1863), gedurende welke de concessie van kiacht zal zijn, kunne worden beoordeeld of, en zoo jawelke veranderingen in het tarief moeten worden gebragt. De zwarigheden van Rijnland, dat het door te menigvuldige schuttingen te veel water uit Amsterdam op zijnen boezem zou ontvangen, worden niet verder onderzocht, als waarschijnlijk en te regt van te geringe beteekenis geacht. Dijkgraaf en lloogheemraden wenschen te vele of onregelmatige schuttingen door hunne boden te doen eonstateren. Dit wordt hun toegestaan. Het is mij niet gebleken, of Dijkgraaf en lloog heemraden imrner in de noodzakelijkkeid zijn geweest van dat hun regt gebruik te maken. Thans is aangebroken het tijdstip voor de herzie- ning van het tarief. Daarbij zijn naar mijn inzienverschillende punten te onderzoeken 1°. Zijn de regten noodig tot onderhoud der sluis? 2°. Zoo neen, zijn die regten noodig tot daarstel ling en onderhoud van andere werken, daarmede in verband, en voor de vaart vereischt? 3°. Hoe moeten die regten worden verdeeld? Ad I. 1°. Zijn de regten, zoo als die thans ge- heven wordennoodig tot onderhoud der Overtoomsche sluis In 1854 beweerde de minister van binnenlandsche zaken (van Reenen), dat de Overtoomsche sluis aan Amsterdam had gekost f 87,000, en in de eerste jarpn geene f 1000 onderhoud kosten zou. Hoe de minister aan deze wetenschap is gekomen beb ik niet gevonden; doch daar Z Exc. oud-Bur- gemeester van Amsterdam was, moet ik veronder- stellen dat dit cijfer niet uit de lucht gegrepen was. Het latere cijfer in 1857 door Amsterdam aan°-e- geven, 230,964, als kosten van daarstellin°- der sluis, is door niets gestaafd, en blijkbaar sleclds op- gemaakt om tot eene hooge rentebecijfering te komen. Als lk nu aanneemdat de sluis met de bru"' nieuw daar^ te stellen is voor honderdduizend gulden (hetgeen wel boven, maar niet beneden de waarheid zal zijn), dan zou de opbrengst van de pachtgelden der sluis, circa 15,000, gerust met kunnen worden verminderd, om nog aan de belanghebbenden eene behoorlijke schadevergoeding te kunnen ver- schaffen, Het tarief zou dus in alle zijne posten met 2Z kunnen worden verlaagd. Hierbij dient dan vooral te worden in het oog gehouden, dat na die verlao-in°- de vaart door de sluis stellig veel zal vermeerderem lmmers vooral de kleine schippers, die mest, puin zand, stroo, bloemen, groenten en dergelijke warei'r vervoeren van grooten omslag bij weinig waarde vreezen thans het sluisgeld, dat voor hen dikwijls tweemaal daags wederkeert, en in vele gevallen de vaart onmogelijk maakt. De vermindering van het tarief zou dus vooral moeten komen op de schepen onder twintig ton, en in de eerste plaats op de veerschuiten (bij wier drukke vaart Amsterdams klemhande! zoo groot belang heeft) en op de mestschuitenwant het groot beiang dat de hoofdstad (ook voor hare gezondheid) heeft bij den spoedigen en onbelemmerden afvoer van mest- stoffen, zal ik hier niet weder behoeven aan te toonen. Ik acht het zelfs voor Amsterdam wenschelijk dat schepenuitsluitend met mestspecien geladengeheel van schutgeld werden vrijgelaten; dit zoude aan de meststoffen der hoofdstad groote waarde gevenen hoe voordeelig zulks op stadskas kan werken, heeft nog onlangs Groningen bewezendat daarvoor 40.000.'sjaars ontvangt. Ware het mogelijk, dat de vaart door de stad Am sterdam, allhans in de herfst- en wintermaandenniet na zonsondergang en voor zonsopgang, geheel voor schepen werde verboden (hetgeen tegen de grond- wet strijdtals belettende de gemeenschap van pro- vincien onderling; ook verboden gemeentewet, Art. 237) zoo zoude de vaart nog veel verlevendigd worden daar vele schippers dikwijls in dien tijddoor de korte dagen en de afwisselende hoog- en laagwater- standen, geheel belet worden de stad in de vrije uren des daags te bereikenen weder weg te varen. Zoolang echter de stad blijft voortgaan(tot haar merkelijk nadeel) hare accijnsen slechts op eene plaats (den Biunen-Amstel) te heffen, en alle schepen te dwingen, binnen een kort aantal vrije uren, daarheen te varen zoo is hieraan niet te denken, en het zoude ons te ver leidenhier aan te toonen, hoe dit ver- ouderde stelsel van belasting heffen dient te worden verbeterd. Genoeg is het, hier te hebben aangetoond dat, zoo alles in den tegenwoordigen toestand moet blijven, '/3 van het tegenwoordig tarief genoeg is, om aan Amsterdam eene behoorlijke schadeloosstelling te geven voor de door haar daargestelde werken. Ad II. Zijn de tegenwoordige sluisregten noodig tot daarstelling en onderhoud van andere werken, betrekkelijk op de vaart door den Overtoom of daar mede in verband? De vaart van Amsterdam door de Overtoomsche sluis, komt of uit het Y of uit den Amstel. I. Uit het Y, varen de schepen door de Wester- doksluisBrouwersgracht, Buitensingel en Kostver- loren Wetering. Hier zijn verschillende beletselen in de vaart: a. bij c|e drie ophaalbruggen in de Brouwersgracht is slechts e'e'n bruggeman, dat veel oponthoud geeft. b. de vaart van de Brouwersgracht naar de Bui tensingel is te kromte ondiep en te naauwzij ligt daarenboven altijd vol schuiten van vuilniskrabbers waarop de policie diende te passen. c. in den Buitensingel staan geene due d'alven om op te verhalen en ontbreekt het jaagpad, tot aan de brug bij de rnolen de Kat. d. van deze brug tot aan de sluis aan den Over toom ontbreekt almede een behoorlijk jaagpad. Daar het zeilen in den Buitensingel en op de Kostverloren Wetering onmogelijk en ook verboden is, zoo kunnen de schepen niet voortkomendan a boomende, hetgeen moeijelijk, tijdroovend en kost- baar is; vooral daar de Kostverloren Wetering en Buitensingel ook als houthavens gebruikt worden hetgeen de vaart op vele plaatsen zeer belemmert. e. de bruggelden van de vele bruggen in deze vaart zijn bezwarend en dienen te worden berekend waar het vaststelling van tarief geldt, want hunne optnengst komt ten goede van Amsterdam. II. Uit den Amstel. In dit geval komen de schuiten uit Prinsen-, Keizers- of Heerengrachtdoor de Leidsche en Baangrachten naar den Leidschen Buitensingel. Deze vaart is zeer belemmerd door de regte hoe- ken voorkomende bij de Hollandsohe manege en den stads schouwburg. Dit laatste gebouw staat in de Baar.gracht en on- derschept de vaart tusschen het gedeelte dezer gracht langs de cellulaire gevangenis en dat langs de manege. Het is eene groote fout geweest van vroegere ste- delijke regeringendat zij stadsgebouwen plaatsten, waar die de vaart konden belemmerenin de meest noodige grachten. De beurs belemmert de vaart door den Amstel. De St. Anthoniespoort en nieuwe vischmarkt de vaart door den Kolveniersburgwal enz. I\ are nog maar eene doorvaart gelaten onder de gebouwen zooals bij het postkantoor of de toornsluis het ware dragelijk geweest, doch nu is in vele ge vallen de vaart geheel belet. De vaart naar den Overtoom wordt nog vooral daardoor bemoeijelijktdoordien het houten brusgetje bij de Leidsche poort ongeveer twee el lager is boven A. P., dan de bruggen in de stad, zoodat eenigzins hoog geladen schuiten daaronder moeijelijk kunnen doorvaren, schuiten met hooi, stroo, takkebossen of tuifschepcn in het geheel niet kunnen biunenkomen maar aan den Overtoom moeten lossen. Om een en ander te verbeterenzoude het houten bruggetje op de schans bij de Leidsche poort moeten worden verhoogd tot de maat van de and^je stads- bruggen, of wel moeten worden veranderd in een wip- of draaibrug. Hierdoor zoude echter de vaart door de Baangracht aldaar nog te eng en te hoekig blijven, en daar- tegen weet ik geen ander middel dan om eene nieuwe opening te maken voor schepen tusschen de nieuwe Leidsche poort of hek en de cellulaire gevangenis van de Baangracht naar den Buitensingel. Aldus zou de vaart van Overtoom naar Amstel aanmerkelijk worden bekort, daar de schuiten alsdan niet meer de Leidsche-gracht behoefden om te varen maar zich door de Yijzelgracht, Spiegelgracht en Reguliersgracht naar de Prinsengracht en den Amstel zouden kunnen begeven; hetgeen vooral voor het vervoer te water van boter en vee langs het Leidsche hek zeer voordeelig zoude zijn; en het vervoer van accijnsgoederen zeer te gemoet komen. Alle deze werkeu zijn van zeer gewonen aard; om hunne kosten te berekenen zal wel niemand van mij vergen; doch globaal berekend, zoude ik denken, dat de voorgeslagen verbeteringen aan vaartjaagpad bruggen enz., te zamen geene ton gouds kunnen be- loopen. Ik erkendat deze berekening door deskundigeu, na behoorlijke opneming, zoude dienen te worden geverifieerd. Doch zoo die juist is, zoude het tweede J/3 van het sluisgeld, ten bedrage van 5.000.—, voor de stad moeten blijven behouden worden. De vaart door den Overtoom is ook te smal en wordt ook veelal belemmerd door waterschuiten vlotten en bakken daarin gehouden door oeverbewo- ners, niettegenstaande alle verordeningen het tegen- deel bevelen. III. De vaart van de Overtoomsche sluis naar de Nieuwemeer heeft een trekpad door Amsterdam on- derhouden. Dit pad ligt zeer kronkelend en wordt afgebroken door het huis de Vraagwaar de schepen van de lijn moeten, hetgeen veel oponthoud veroor- zaakt. De boorden zijn ook slecht in orde, vooral bij het Nieuwemeer, waar die zoodanig afslaandat het gat voor de pont te wijd is gewordende vaart telkens verondiept door de afgeslagen specie, en zoo hierin niet spoedig voorziening komt, een groot ongebreideld Meertje zal ontstaandat belangrijke sommen tot herstelling zal vorderen. Daar de Ringvaart langs Haarlemrnermeerpolder uitnemend in orde is, vind ik het jammer, dat de stad Amsterdam van hare zijde ook niet de voorge- nomen werken maakt, hetgeen haren kleinhandel zoude verbeteren. De droogmaking van Haarlemmermeer heeft Am sterdam veel welvaart bezorgd de geheele Leidsche- straat en hare winkels zijn sedert gaan bloeijen; de meeste voortbrengselen van de Meer (wel eens bere kend op een millioen guldens 's jaars) komen te Am sterdam ter markt, de landerijen, in Haarlemmermeer worden voor circa 2/3 bezeten door burgers van Am sterdam, en nog nimmer heeft Amsterdam een enkelo cent uitgegeventot verbetering der gemeenschap met eene voor haar zoo belangrijke gemeente. Mogt de hoofdstad nu de vaart naar en door hare grachten, de gemeenschap met hare markten op de voormelde wijze willen verbeteren, zoo zoude ik het billijk vinden, dat zij in het sluisgeld eene vergoe- ding vond voor de kosten aan jaagpaden en vaarten te makenen zoude ik in dat geval oordeelen dat van het tegenwoordige sluisgeld zoude kunnen worden behouden (wel te verstaan), indien die verbe teringen aan jaagpad en vaart alien binnen het jaar werden uitgevoerd. Ik merk nog aandat ik hier geene eigett plan- nen aanvoer, mait* den wensch uitspreek van vele schippers, die dagelijks deze vaart gebruiken, en wier maatschappelijke toestand alleen hen belet, deze wenschen zoo omstandig uit een te zetten, als dit thans door mij geschiedt. Mogt men van hunne zijde verzoekschriften begee- renzie ik kans die in menigte te bezorgen. Dat de vaart door de Overtoomsche sluis naar Katwjjk leidt, alwaar eene sluis is in de Noordzee, en dat deze vaart van Amsterdam tot in de Noordzee gemakkelijk zoude in te rigten zijn, althans voor de kofvaart, hetwelk spoediger, goedkooper en zekerder zoude zijn, dan de doorgraving van Holland op zijn smalst, heb ik vroeger in dit zelfde Weekblad van Haarlemmermeer aangetoond, en met eene proeftogt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1863 | | pagina 7