WEEKBLAD
van
^•gesizrrrnTiedS?,5:'meer 10 cts-
1865.
Vrijdag, 10 Julij.
aan landbouw, gemeente- en polder-belangen gewijd.
Vierde Jaar gang.
Landbouw.
By
Abonnementen
Het 18de
LANDHUISHOUD,_.UNDIG CONGRES
HAARLE1UERMEER,
worden aangenomen bij de Boekhandelaars
C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam,
J. J. VAN BREDERODEIlaarlem,
bij den Heer BRIEA'ENGAARDER te Ilaarlemmermeer
en verder bij alle soliede
BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN
in het Rijk.
te Mjeeutvar-den.
Congresdagen laten toch steeds eerie aangename
hammering na. Te huis ziet ieder, en te re^t, in
den landbouw hoofdzakelijk zijn middel van bestaan
men verliest zicb in de tallooze dagelijksche zorgen
en werkzaamhedenen moet steeds het oog hebben
geiigt op al wat het eigenbelang vordert. Bij zulk
eene gelegenheid als deze daarentegen, waar van uit
alle streken landbouwers en zij die in den landbouw
belangstellen zamenkomen, voelt men eerst regt de
belangrijkheid van het landbouwvak zelven, dat bet
de grondzuil is van de welvaart van het land, en
dat elke vooruitgangdaarin verkregen, eene winst is
voor de geheele maatochapjjij. Ilei eigeu aueu eu
laten treedt meer op den achtergrondmen verheugt
zich een deel nit te maken van het groote geheel
en begroet met blijdschap elk teeken van levenont-
wikkeling en vooruitgang, dat zich vertoont. En
zulke indrukken zijn vruchtbaar ook. In de praktijk
en in het dagelijksche werk teruggekeerdblijft de
gedachte bij dat men niet uitsluitend voor zich zel
ven arbeidt, maar gemeenschappelijk werkzaam is tot
het bevorderen van een grootsch doel; men neemt
een steeds meer levendig aandeel aan hetgeen ook
buiten den beperkten dagelijkschen kring geschiedt,
en tracht ook zooveel men kan de algemeene belan-
gen van den Nederlandschen landbouw te behartigen.
Het is daarom goed, dat men van tijd tot tijd
zamenkome, om zulke indrukken te ontvangen en te
vernieuwen, en daar al onze landbouw-maatschappijen
slechts plaatselijk zijn, zoo is het jaarlijksche Con-
gres de eenige gelegenheid, waarbij die vereeniging
eene geheel vaderlandsche is.
Het is echter zeker, dat ons volkskarakter eene
eigenschap bezit, die voor deze zaak wel eens nadee-
lig werkt, dat wij namelijk wat te kalm en te koel zijn.
"Wij lagchen wel eens om de groote geestdrift en
opgewondenheid die meestal op de Congressen van
de meer zuidelijk gelegen landen heerscht, waar men
zelfs weinig belangrijke kwestien met eene warmte
en heftigheid bespreekt, alsof het welzijn van den Staat
en de meest dierbare persoonlijke belangen daarvan
afhingenmaar het is stelligdat er eene zekere
mate van dien geest noodig is, om het eigenaardig
nut en effect eener dergelijke bijeenkomst te verkrij-
gen. De kalme bezadigdheiddie onzen landaard
kenmerkt, zelfs bij het behandelen zijner gewigtigste
belangen, is zeker eene deugdmaar kan bij zulk
eene gelegenheid althans tot een gebrek worden. Men
mag dan de zaken niet zoo kalm bespreken en be-
oordeelenals men in het dagelijksch leven doet;
men moet de al te bezadigde of prozai'sche beschou-
wing van zich afwerpen, en de kwestien van een
breeder standpunt met warmte en geestdrift in het
oog vatten. Moge zulk eene stemming de meest
voorzigtige soms niet zijnwaar het op de uitvoering
van zaken aankomt, hier is zij de meest gepaste
wijl het Congres de plaats is, waar wat nieuws moet
worden ontworpenwaar nieuwe denkbeelden en ge-
dachtenal zijn zij ook nog niet volkomen door-
dacht of voor het oogenblik onpraktisch, zich baan
moeten breken, waar, door de verhoogde levensstem-
ming en de krachtige gemeenschapszin in zulke dagen
banden moeten worden gevormd en grondslagen ge-
egd waartoe het bij het eenzelvige alledaagsche le
ven aan warmte tot aaneensluiting of moed tot het
aanvangen van wat nieuws ontbreekt.
Wij gelooven dat over het algemeen de eerste Con
gressen rijker waren aan dien geest, dan die van den
iaatsten tijd. De nieuwheid van de zaak bragt daar-
toe zeker veel bij en toen men later veelal de in opge
wondenheid en met levendige deelneming ontworpen
plannen met tot stand zag komen en in vergetelheid
zag begravenkon het wel niet uitblijven dat die
geestdrift zich meer temperde en daarentegen een
ze er gevoel van zwakte en gebrek aan vertrouwen
in zich zelven ontstond, waardoor men schroomvallio-
werd om grootsche zaken te ontwerpen en te bespreken
en zich liever met ondergeschikte onderwerpen of
plannen van kleiner omvang bezig hield. En toch was
ia uai uc wulc „lei? m& SodvuSi Mongrel
beschouwen als het veldwaar men steeds blijft zaaijen,
vooral vreemde of onbekende zadenwaarvan men niet
weet wat of er uit groeijen zalen men behoort zich
vooral te wachten elk jaar angstvallig om te zienwat
er uit geworden is en of het wel de moeite van
zaaijen waard was. Wat in goeden grond viel zal
zich wel zelf verder ontwikkelen en men zal dan
dikwerf op eens onbekende krachtig bloeijende plan-
ten zien verrijzenwaarvan men het zaad achteloos
daarheen wierp; en wat niet opkwam of spoedig ver-
kwijnde, daarover bekommere men zich niet: de
grond blijft, waarop wat nieuws en beters kan wor
den uitgestrooid. Op het Congres moet men trachten
de toekomst tot het tegenwoordige te makenzich
sterker verbeelden dan men is, hetgeen men anders
een opgewonden denkbeeld noemen zou, als een rui-
meren blik in het verschiet begroeten en de geloofs-
kracht oefenen die bergen verzet, Daarom moet de
taak van het Congres vooral nimmer te laag worden
gesteldhet geldt toch hier geen bereiken maar be-
proeven, en het spreekwoord zegt, dat hijdie op
de zon mikt hooger schiet, dan die op eene struik
aanlegt. Men moet althans onderwerpen behandelen
die de sprekers gelegenheid geven in vuur te komen
en die tot levendige wisseling van gedachten aanlei-
ding kunnen gevenwant dan komen dikwerf onge-
zocht de nieuwe denkbeelden te voorschijn, die later
op andere wijze en in anderen kring hunne praktische
verwezenlijking erlangen.
Het heeft daaraan op het Congres te Leeuwarden
even als op die van de laatste jarenwel wat out
broken.
De deelneming aan het Congres was evenwel juist
talrijk, vooral onder de friesche en groninger land
bouwers en zoo wel de algemeene- als de sectie-ver-
gaderingen, die wel tot tachtig personen vereenigden
waren druk bezocht. Het is een verblijdend verschijn-
sel en dat voor de toekomst veel goeds belooft. De
Fries is denker, de natuurkundige wetenschappen
vinden in geene provincie zoovele beoefenaars, zoodat
bij de toenemende ontwikkeling en het verbeterd on-
derrigt van den landbouwenden stand, hier zeker
eenmaal de kern der wetenschappelijk gevormde land
bouwers van ons vaderland zal te vinden zijn. Maar
daarom was het te meer jammer, dat bij zoo talrijk
gehoor aan de beraadslaging geen meer algemeen
en levendig aandeel genomen werd; het moge voor
eene goede behandeling van het onderwerp misschien
wenschelijker zijndat er niet te veel aan het gesprek
deel nemen en slechts zij die daarvan de gewoonte
hebbenvoor het doel zelf is eene mindere kalme
vergadering en wat warme en scherpe woordenvvisseling
te verkiezen. Het is echter een vooruitgang, dat de
landbouwers meer dan in vorige jaren van hun doen
en laten mededeelen en daarover beginnen mede te
sprekenen daarvoor zijn zeker de praktische onder
werpen en bijzondere landbouwzakenzooals er hier
vele voorkwamen, meer geschikt, dan zaken van
meei algemeen gezigtspunt en die tot gewigtiger be
raadslaging aanleiding kunnen geven.
Er waren dit jaar slechts twee afdeelingendaar
het voor de koloniale aan deelneming ontbrak. De
eerste werd door Dr. L. M u 1 d e r voorgezetenwaarbij
de heer Jongkindt Coninck als onder-voorzitter
en de heer Nag el als secretaris werkzaam waren,
S3 vei?°ucileR f'RR R Rif' R
alle vragen in behandeling gebragt. De talrijke aan-
wezigen zullen daarbij toch zeker menigen praktischen
wenk hebben ontvangenof voor hun bedrijf belang
rijke bijzonderheden hebben vernomen.
De tweede afdeelingonder het voorzitterschap van
Baron S 1 o e tbijgestaan door den heer de Stoppe-
1 a a r uit Zeeland en den heer van Rees-Moorrees
als Secretaris, lokte ook een vrij goed bezoek uit; de
aan de orde gestelde vragen waren wel meer land-
bouwkundig dan land- en staathuishoudkundig, maar
enkele gaven tot nog al belangrijke gedachtenwisseling
aanleidingwaartoe ook inzonderheid de door den
heer Sloet geopperde kwestie over het beproeven der
kunstmatige vischfokkerij in Frieslands talrijke meren.
Het glanspunt der algemeene vergadering was de
opening door eene belangrijke rede van den Congres-
voorzitter Mr. J. H. Beucker Andreae waarin
over Frieslands gesteldheid en landbouw vele merk-
waardige bijzonderheden werden medegedeeld, en ten
slotte eene welverdiende hulde werd gebragt aan de
friesche boerin, die door hare bekwaainheid in het
boter en kaas maken, zooveel tot de welvaart van
deze streek bij bragt. Overigens waren de hier ver-
rigte werkzaamheden gering, terwijl het behandelde
in de afdeeling ook niet tot vele of gewigtige voor-
stellen aanleiding gaf. Op uitnoodiging der afdeeling
Tholen van de Zeeuwsc/ie Landbouw-Maatschappij
werd een adres namens het Congres ontworpenen
door een zeker aantal leden geteekendom de handelin-
gen tot het afkoopen van tienden of hunne verwisseling
in grondrente van zegel en registratie-kosten vrij te
stellen. Op de vraag omtrent de reglementen betreffende
de verzameling van meststoffen, waren van een groot
aantal gemeenten bescheiden ingekomenzij zijn in
handen der heeren Sloet, Dr. L. Mulder, J. J.
Bruinsma, J. Boeke en Jongkindt Coninck
gesteld, die daarvan een rapport zullen opmaken.
Op de prijsvraag omtrent het ontwerp eener landbouw-
statistiekvan den heer van Jen Bergli te Amers-
foort, waren twee antwoorden ingekomen, welke door
eene commissie zullen worden onderzocht.
De gehouden tentoonstelling was goed. De friesche
paarden werden zeer geroemd. Het rundvee, het
werd algemeenook door de friesche landbouwers
gezegd, was niet goed vertegenwoordigdde stieren
toonden dat het ras goed is en fraaije vormen bezit,