WEE'KBLAD van 1805. Vrijdag, 7 Augustus. Vierde Jaargang Landbouw. AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. HoofdredacteurC. E. DE CLERCQ. KORT VERSLAG NAARMRMB Abonnementen worden aangenomen bij de Boekbandelaars C. M. VAN GOGH. Leidschestraat, te Amsterdam, J. J. VAN BREDERODE,Iiaarlem, bij den Heer BRIEVENGAARDER te Ilaarlemmermeer en verder bij alle soliede BOEKHANDELAREN en POSTDIRECTEUREN in het Rijk. De Pelts is 6,— in het Jaar. Elke 3 Maanden wordt over 1,50 beschikt. Advertentien van 1—5 regels 50 Cts.elke regel meer 10 Cts., belialve 35 Cents Zegelregt bij elke plaatsing. Alle Toezendingen moeten geschieden aan den Hoofdredacteur, te Amsterdam. VAN DEN Gezondheidstoostand van het Vee, alhier en in den omtrek, geduvende het tweede kwartaal dezes jaars. Het cijfer der zieken en ziekten was in dit tijdsver- loop gering, Bij het paard vertoonden zich nog eenige gevallen van kolijk, hetgeen ophield toen ze in het land kwamen, behalve enkelen, waarvan wormen de oorzaak waren. In het voorjaar, we zeiden het vroe- ger reeds, verlaat een zekere worm zijne winter-kwar- tieren, om eene andere gedaante aan te nemen en het paard op eene andere wijze te kwellen; doch het sehijnt dat de groote verwisseling van voedsel, van droog tot groendie gasten wel eens niet goed bevalt of bekomt, dat ze daarop onrustig worden en kolijk verwekken; het jeugdige gras is dus niet alleen een uitmuntend voedsel, maar ook een heerlijk medicijn. Voorst kwamen er nog onderscheidene gevallen voor van hoest en droes; maar ook deze werdenna het in de weide loopenal minder en minder. Eene heerschende ziekte heeft wel eenige overeenkomst met een aanrukkend vijandelijk leger; heeft dit toch zijne voorhoede, zijn gros en zijne achterhoede, ook zij fast eerst slechts weinige dieren aan, vervolgens ge- heele stallen en kuddenom later nog enkele indi- viduen te treffen. Weehet land dat tegen eenen naderenden vijand niet op zijne hoede is, maar wee ook den veehouder, die bij het uitbreken van eene heerschende ziekte, de noodige voorzorgsmaatregelen verzuimt. Hoe gebrek aan kennis tot sehade leiden kan moge uit het volgende blijken: Iemand was van plan om een zijner paarden te verkoopen wijl men hem diets gemaakt haddat het een zoogenaamde snui- ver" geworden was. Bij onderzoek bleek hetdat de hoorbare en snorkende ademhaling alleen ontstond uit eene zwelling der oorklieren door gevatte koude; onder eene gepaste behandeling genas dit spoedig en de eigenaar was zeer in zijn schik dat hij zijn beste paard, uithoofde van een veelal ongeneeslijk gebrek, niet voor een appel en een ei verkocht had. Kan het met een mensch gaauw gedaan wezen met een dier ook. Eene kracbtige merrie6 a 7 jaar oud, waaraan men den vorigen avond nog niets gezien hadvond men den anderen morgenmet hangenden kop, treurig in 't land staan, terwijl het bloed straalsgewijze uit de beide nensgaten liep; de zeer versnelde ademhalingde marmerkoude der lede- maten enz. deden het allerergste vreezen en 't was helaas 1 goed gezien want binnen het eerstvolgende uur nogwas het paard al dood. Als de vermoe- delijke oorzaak van het bersten of springen van een of meerdere longvatenmoest hier de paardig- of hengstigheid beschuldigd worden, ten gevolge waar van het dier zeer onrustig was en het land op en neder rendetelkens als het een paard langs den Zou het wel eens zoo kwaad zulke merrien een dag of wat stal te zetten en weg hoorde of zag. zijn te grazen Ze staan in dien toestand toch aan nog meer andere gevaren bloot. Gelukkig komen derge- lijke gevallen zeiden voor, maar mogt het ooit ge- beuren en men niet spoedig genoeg geneeskundige lnilp kunnen inroependan raad ik (hoe tegenstrijdig sehijnbaar ook) het doen van eene aderlating en het laten inademen van warme azijndampen aan. Gewoonlijk zijn de moederdieren zeer bezorgd voor hunne jongen en menig ouder zou daaraan een lesje kunnen nemen; toch zijn ook hierop enkele uitzonde- ringen. Eene gulzige merrie, die altijd at, wijdde njeer aandacht aan de welvoorziene ruifel, dan aan haar jonggeborene en trapte zoodoende op zekeren nacht haar liggend veulen een der achterbeenen stuk gelukkig was de breuk op eene plaats en op eene wijze, dat herstelling mogelijk was; want, het zij hier gezegd, het is maar een praatje dat eene been- breuk bij het paard niet genezen zou kunnen worden, omdat ze geen merg in de pijpen zouden hebben; het komt er maar op aan welk been en waar en hoe het gebroken is, terwijl ook de leeftijd en het al of niet rustig en bedaard zijn van het dier, veel aan de genezing toe of afdoen. Maar bij al de beweging en de drukte, die bij het zetten van het beentje in het hok plaats hadbleef de raoeder onophoudelijk door- eten, zonder ook zelfs maar een enkel oogenblik naar het veulen, of wat er mede gebeurde, om te zien; was het voor de eerste maal dat ze geveuld had, als het mijn paard wasdan zou het ook voor de laatste maal geweest zijnofschoon men wel eens zien wildat zulke merrien voor de tweede maal trouwer voor haar veulen zijn. Waarvoor de hulp van den veearts al niet ingeroe- pen wordt. Dat het jonge vee wel eens de slechte gewoonte heeft om de staarten der paarden af te bijten, is algemeen bekend; nu! daarvoor dan kwam men bij mij om raad; ik wi3t er niets anders of beters aan te doen dan in de staarten touwtjes te laten vlech- ten of breijen, besmeerd met het een of ander stinkend vocht, b.v. koolteer, dat kon, dacht me, voor de vlie- gen ook geen kwaadhet scheen iets te helpenmaar men. was er te laat bij geweest, om voldoende over de proef te kunnen oordeelen. Waarom of ze dit toch doen en of ze het haar ook inslikken of het alleen maar afbijtenzie 1 dat zou ik wel eens willen weten; haast zou men tot het eerste besluiten, omdat het haar niet in het land gevonden wordt, ook schij- nen ze eenen onweerstaanbaren aandrang er toe te gevoelenanders toch zouden ze zich niet zoo telkens aan het groote gevaar blootstellen om duchtig gesla- gen te worden; hoe het ook zij, het is eene leelijke gewoonte en het ware wel te wenschendat op de eene of andere manier die ontsiering van het paard kon belet worden. Voor dat ik van het paard afstapmoet ik nog eens even op mijn vorig verslag terugkomen waar eene drukfeil ingeslopen is die ik niet met stilzwij- gen mag voorbijgaan. Er staat namelijk ongeveer in 't midden van de tweede kolom „Voortdurend kwamen er nog gevallen voor van koliek enkele van keel- en long-ontsteking van ongeneesbare dampigheiden eenbij een „Eriesch paard, van de longziekte." Hieruit nu zou men alligt kunnen opmakendat het paardengeslacht in 't algemeenen het Eriesche ras in 't bijzonderook vatbaar is voor de onder het rundvee heerschende longziektenoch het een noeh het ander is waar. Zoover mij bekend is be' staat er geen voorbeeld vandat een paard door die ziekte aangetast werd hoe ook aan de besmetting er van blootgesteld wel is het ook onderlievig aan ziekten der longenzelfs meer nog dan het rund maar noch tijdens het levennoch na den dood neemt men er de karakteristieke kenteekenen bij we die aan de longziekte eigen zijn maar ook al ware het zoodan nog bestaat er geen enkele reden waarom het Friesche ras er meer dan eenig ander aan onderhevig zou zijn, De drukfout dan is deze: in plaats van: de longzieYie, had er moeten staan: de Zawfziekte. De meestezoo niet alle Friesche paarden kwij- nen het eerste jaar dat ze in Holland zijn in meer dere of mindere mategedeeltelijk zal dit nu wel daaraan toegeschreven moeten wordendat de paar den voor den handel bestemd bijzonder en meer ge- voerd worden dan anderenmaar grootendeels zal het wel een gevolg zijn van de verandering van lucht voedsel en vooral van het drinkwaterdit nu noemt men de landziekteofschoon oneigenlijk want daar- onder moet meer verstaan worden eene ziekte die aan eene landstreek uitsluitend eigen is. Hetzelfde is eenigzins het geval met het Groninger rundvee waavom men hier in Zuid-IIolland dan ook gewoon is te zeggeneen Groninger koe gaat van je af maar een Noord-Hollandsche komt na je toe 1" Welk een' grooten invloed overigens zelfs op korten afstand verandering van grond en water kunnen te weeg brengenis mij duidelijk gebleken toen de Haar- lemmermeer pas droog was en er van hier werkpaar- den naar toe gingen ze verspeelden al hun vleesch en kwamen lust- en krachteloos terug; sommigen zelfs kwijnden geheel weg en men was genoodzaakt ze naar hier terug te sturen, wanneer ze zich spoe dig weder herhaaldenja 1 er bestaan voorbeelden van dat paardendie aan zoet water gewoon zijn, op reis liever dorst lijdendan zoogenaamd brak water te drinkenen ook omgekeerd. Ook dit voorjaar ging het vee weder vroeg genoeg naar buitendit maal echter onder zeer verschoonende omstandigheden. Er was niet te veel hooihet was niet te best ook en de koek duur en dan nog slecht; het land lag er al lang zoo mooi bij en het weder was zoo verlokkendmaar ook nu weder bleek het hoe menschelijke berekeningen falen kunnen. Het is waardie vroege uitgang werd wel geene oorzaak van ziektemaar toch bragt hij misschien meer schade dan voordeel aanimmershet weder werkte niet in de hand, de weilanden werden spoedig kaal gegeten en men moest van armoe het hooiland indaarvan zijn de hooibergen nu nog de stomme getuigcn! Gelukkig vergoedt de puike kwaliteit van het reeds gewonnen hooi, de mindere kwantiteit er van, en we willen hopen dat de nasnede in beide opzigten mag voldoen. De belangrijkste ziektegevallen bij het Rund, wa ren de volgende Eerst eene en later meerdere koeijen uit denzelfden koppelleden aan bloedwaterentengevolge van het weiden in heeremoezig land; de paarden hebben daar o-een hinder van en door toemaken met varkensmest, kan men dit onkruid verdelgen. Dezer dagen nog vertelde mij een landmanhoe hij eens zijn sterk met heeremoes bezet land gebloot had en dit hooi des winters ongestraft aan zijn paard gevoerd. Eene koe beviel des morgens vroeg van een twee- ling alles ging naar wensch maar ziet 1 plotseling zwelt ze zoodanig op, dat ze nog dikker was dan voor het baren 't was eene ontwikkeling van gas- soorten in de groote maag; op de toegediende me-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1863 | | pagina 1