208 -
Landbouw.
«che Polderszoo van de beweegredenen daartoe
als van de behandeling van de Polderbelangen daar-
bij en van de gevolgen daarvan, staat men verbaasd,
dat een met zoo vele opofferingeu daargesteld en door
zoo vele verbeteringen waarlijk schoon gelieelvaueen
wordt geseheurdtegen den wil van de groote meer-
derheid der Ingelanden, wier bezwaren daartegen on-
verhoord zijn geblevenmet onthouding zelfs van de
kennisneming der tegenbedenkingen van weinigen
terwijl door niets is bewezen dat de belangen van
enkelen de opoifering van die van alien eischten.
Dat bij de miskenning van Dijkgraaf en Ileemra-
den van de Nieuwkoopsche en de Zevenhovensche
Polders ook hunne verklaringen tegen die splitsing
verkeerd zijn uitgelegd blijkt nit de discussion daar-
over in de Najaars-Vergadering 1860 der Provinciale
Staten van Utreeht, waarbij tot verdediging van meer-
gemclde splitsing onjuiste voorslellingen als gedaan,
door den Dijkgraaf en Secretaris van voormelde Pol
ders zijn vermcldwaarvan de indruk ten gevolge
haddat de niet beter wetende steraden voor die
splitsing, zoo als deze dan ook, zonder verdere dis-
cussien werd aangenomen. Men was NB. door den
Dijkgraaf en Secretaris voorn. tot de slotsom gebragt,
dat de bezwaren tegen die splitsing niet van dien
aard zijn, als in de adressen der meerderheid wordt
aangegevenen wat nog curieuser is, de Dijkgraaf
en Secretaris voorn. stelden zieh ook van de splitsing
geene verhooging van lasten voor, en verder nog dat
de dijk, of liever de weg, die de beide Polders van
een scheidt, zeker 3 el hoog is boven den water-
stand in de beide Poldersterwijl de voornoemde
leden van bet Bestuur zich steeds, met ondersteuning
van de meerderheidtegen die splitsing verklaarden
op gronddat twee Besturen noodwendig verhooging
van lasten ten gevolge moesten hebben, en dat zij
bovenalals een der grootste bezwaren tegen die
splitsingbeschouwden de 3 a 4 el lagere ligging
van de oude Zevenhovensche en Nieuwveensche we-
gen die de beide Polders als seheidijk moeten die-
nen. Dat die seheidijk 3 el hoog is boven den wa-
terstand in de beide Poldersdaarvan was nimmer
sprake en is ook onjnistmaar waar is dat hij 8
ii 4 el lager is dan de algemeene ringdijkdie het
buitenwater moet keeren en daarom bij die. split
sing voor beide die Polders ieder afzonderlijk niet
natnuurg Tegen Jlet uUltGnwn^ Amofol on
Rijn kan opleverendie beide die Polders als een
geheelbij een onverdeeld bebeervan den algemee-
nen ringdijk zoo veel hoogerdaarin bezitten.
Ook de klagt hierover, bij de vele overige grieven,
ontwikkeld bij een adres nan de Gedep. Staten van
Zuid-Holland en Utrecht, d. d. 25 Maart 1861had
geen ander gevolg, dan het antwoord van 2/21 Mei
1861: dat thans geene wijzigingen gebragt knnnen
vvorden in het eenmaal goedgekeurde besluit tot split
sing der genoemde Polders, maar dat, wanneer bij
de toepassing mogt blijken eenige wijziging noodig
te zijn, Gedeputeerde Staten voorn. die alsdan zullen
voordragen aan de Staten der voormelde Gewesten.
Ondertusschen bleef het zoo billijke verzoek van
Ingelanden onverhoord, om dan toch bij het besluit
tot die splitsing, te gelijkertijd te bepalen de hoogte,
zwaarte en afmeting der waterkeering tusschen de
Nieuwkoopsche en de Zevenhovensche Polderszoo
volstrekt noodzakelijk, om deze twee Poldersonaf-
hankelijk van elkander te makenmet begrooting der
kosten en bepaling door wie deze gedragen moeten
worden. Bij het splitsing-reglement is evenwel die
splitsing vastgesteld alleen op het papierhoedanig
en ten wiens koste deze tot stand moct worden ge
bragt, is geacht van latere zorg te zijn, terwijl In
gelanden voorn. beweerdenzoo het mij voorkomt
teregt, dat het onderzoek daaromtrent het besluit
daartoe had behooren vooraf te gaan, en dat daarbij
de bepalingen omtrent de uitvoering, vastgesteld had-
den moeten zijn geworden. Het heeft nu den schijn,
als of de Provinciale Staten vreesden, door de slechte
uitkomsten van dat onderzoek en de bezwarende be
palingen voor Ingelanden daaruit voortvloeijende,
overtuigd te kunnen wordendat de reeele splitsing
aan vele bezwaren onderhevig is en er bij de toe-
passing daarvan vele moeijelijkheden zullen ontstaan.
Hoe het zijde bij de toepassing meest belangrijke
puntenwerden in het onzekere gelaten en tot eene
onbepaalde toekomst verschoven als of bet de daarbij
zoo veel belanghebbenden volstrekt niet aanging, wan
neer hoe en ten wiens koste die splitsing zal worden
tot stand gebragt. De Provinciale Staten gaven als
het ware te kennende Ingelanden moeten dat ge
heel aan ons overlateu en er in bernstendat er bij
het splitsing-reglement daaromtrent is bepaald
dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en van
Utrecht belast zijn met de vaststelling van een
Staat, aanwijzende de hoogte, zwaarte cn verdere
„afmetingen, waarop de waterkeeringen ten koste
van elken Poldermoeten worden gebragt en
gehouden."
Even als of er geen ander Bestuur over deze Polders
bestondals dat van Gedeputeerde Staten voornoemd,
is die splitsing doorgedrevenen zonder vaststelling
van die zoo hoog noodige bepalingen, is aan de In
gelanden van genoemde Polders ontnomen de waar-
borg voor eenen goeden Waterstaat, die door het
Gouvernement droogmakerin eene algemeene bedij-
king voor beide voornoemde Poldersonder een zelf-
standig bestuur, bij een wetlig koopcontract, aan de
primitieve koopers in der tijd is toegewezen en ge-
transposteerd. In het behoud van welken toestand
de meerderheid van Ingelanden te vergeefs heeft ge-
tracht zich te handhaventegen den wetteloozen wil
van voornoemde Provinciale Statendie bij het gemis
van de Wet op den Waterstaat, gevorderd bij Art.
191 van onze Grond wet, zonder zich of aan het wettig
Bestuur dezer Polders, of aan hunne Ingelanden in
iets te storen, onvoonvaardelijk tot die splitsing hebben
besloten.
Wanneer, hoedanig en. ten wiens kosten Gedepu
teerde Staten voornoemdgevolg zullen geven aan
de hiervoor vermelde onbepaalde toezegging omtrent
de waterkeeringwaardoor de Nietiwkoopsche en de
Zevenhovensche Polders zullen worden gescheiden, is
nog, althans aan de Ingelanden, die daarbij het
meeste belang hebben, geheel onbekend die evenwel
vermeeuen regt te hebbenop het voor hen lcosteloos
daarstellen van eenen toestandvoor het bestaan en het
behoud hunner eigendommengelijk aan diehun tegen
liunnen toil ontnomenwaardoor aan de door die splitsing
gemaakte twee a/zonderlijke deelen, ieder een van elkan
der onafhankelijk en zelfstandig bestaan wordt verzekerd.
Intusschen hebben voorn. Gedeputeerde Staten
naar aanleiding van het Beglement tot splitsing van
de Polders Nieuvvkoop en Zevenhoven, den 2 December
1860, N°. 70, door dea Koning goedgekeurd bij
Besluit van 17/26 Maart 1863, benoemdeene Com-
missie uit Ingelanden, belast met het in werking bren-
gen der voor elken voornoemden Polder afzonderlijk
vastgestelde reglemeuten. Aan deze Commissie zijn
opgedragen de regten en verpligtingen van het Bestuur,
tot tija en wijle tie Tiieuvv te benoemen Besturen
hunne betrekkingen zullen hebben aanvaard. Aan
deze Commissie heeft het oude Bestuur, na een eervol
ontslag, den 15 Julij 1863 rekening en verantwoor-
ding moeten doen, met afgifte van het archief, en
is door haar volledig gedechargeerd.
Deze Commissie is benoemdmet uitzondering van
een lid, uit de weinige aanleggers der splitsing; zij
bestaat geheel uit Ingelanden van het hoogste gedeelte
der voornoemde Polders, en telt vijf leden, met
toevoeging van een Secretaris en Penningmeester, die
geen Ingeland ismaar die tot de splitsing aange-
spoord en geholpen heeft; onder het Yoorzitterschap
van eenen medewerker daartoe, die tevens is aannemer
van diverse timmerwerken in den Zevenhovensche Pol
der en van het onderhoud der wegen in beide voor
noemde Polders.
Deze Commissie nu heeft, zonder zich belioorlijk
bij Ingelanden te hebben gelegitimeerd den 5 Junij
1863 reeds kennis gegevendat zij had vastgesteld
eene lijst van stemgeregtigde Ingelanden, om daarnaar
twee nieuwe Besturen te stemmenzonder voor In
gelanden daarbij ter visie te leggen tot verificatie de
kadastrale registerstot kohier dienendeen zonder
het splitsing-reglementen dat voor beide voornoemde
Polders afzonderlijk vastgesteld, aan Ingelanden ter
inzage aan te bieden.
AmsterdamSept. 1863. J. J. IIoltzman.
Wordt vervolgd.)
MASTENBROEK:.
Indien men naar waarde wenscht te schatten wat
een goed beheer van landerijen vermag, moet men den
polder van Mastenbroek bezoeken. Zelfs eene opper-
vlakkige beschonwing is genoegzaam om de voordee-
leii aan te toonen van een goed ingerigt plaatselijk
bestuuraan hetwelk het toezigt op de landbouw-
belangen eener streek is toevertrouwden dat de
genoegzame magt bezit om ieder eigenaar te doen
deelen in de kosten van werken tot algemeene ver-
beteringin verhouding tot de uitgestrektheid van
zijn grondbezit. Mastenbroek ligt tnsschen Zwolle
de Zuiderzeede IJssel en het Zwarte Water. Het
is eene uitgestrckte weidestreek, ongeveer 9000 bun
ders groot. Een gedeelte is kleigrondhet overige
is veenaehtig, door dat de polder, in de vijftiende
ceuw ingedijktvoor de overstroomingen van den
IJssel werd beveiligd, voor dat het water dezer ri-
vier het geheel met eene vruchtbare sliblaag had kun
nen overdekken. Daar het Mastenbroek zich ter naau-
wernood boven de oppervlakte der zee verheftzoo
Iconzoodra de Westewinden liet water naar de kus-
ten jagen en hoog opstuwen, de polder zijn water
niet mecr ontlastenen gedurende den geheelen win
ter was het werkelijk een moeras. Om dit belangrijk
nadeel te verhelpen had men drie molens gebouwd,
die het water oppompten en over den dijk heensloe-
genmaar deze molens waren onvoldoende, de gron-
den bleven dras en het hooi en het gras waren van
slechte kwaliteit. Voor eenige jaren heeft het be
stuur van den polder besloten zich niet meer met
de wisselvallige eh onregelmatige hulp door wind-
kracht tevreden te stellenmaar daartoe de steeds
gehoorzame altijd gereed staande en onbeperkte kracht
van den stoom in te roepenen men heeft een
stoomwerktuig gebouwd. Sints dien tijd kan de wa-
terstand op veel lager peil worden gehoudende
gronden zijn drooger geworden en leveren veel meer
ophunne waarde is daardoor belangrijk gestegen.
De slechtste, die voor 200 a 300 per bunder
verkocht werden, gelden thans 500 en de beste
zijn van 2000 tot 3000 gestegen. Het stoom
werktuig heeft daardoor eene vermeerdering van waar
de te weeg gebragt, welke men op niet minder dan
twee millioen gulden kan schatten. De algemeene
kosten voor de dienst van het stoomwerktuighet
onderhoud van dijkenwegen en waterleidingen
worden het eene jaar door het ander gedekt door
een ornslag per bunder van 2.50 1.50 en0.80,
naar gelang van de kwaliteit en de hoogteligging van
den grond. Onvoorziene omstandigheden kunnen ech-
ter somwijlen belangrijke kosten-verhooging te weeg
brengenb. v. wanneer er eene dijkbreuk plaats heeft.
Dit is nog den vorigen winter geschied. In de maand
Januarij had een hevige storm uit het Westen het
zeewater in den IJssel en vooral in het Zwarte Wa
ter hoog opgedreven. Het water steeg langzamerhand
tot aan de kruin van den dijkdie door de golven
werd ingevreten. Niet ver van de stad llasselt be-
zweek de dijk daardoor over eene lengte van 100
ellen en ae geheele polder werd overstroomd. Ge-
lukkig waren menschen en vee in de boerderijen, die
alien op hoogten gebouwd zijn, in veiligheid, zoodat
men geen belangrijke verliezen te betreuren had. Ten
tijde der beruchte stormen in 1825 was men zoo
gelukkig nietde overstrooming had in den zomer
plaats en er kwam veel vee bij om. Het herstellen
der dijken is steeds een lastig en kostbaar werk
omdat het met kracht naar binnen stroomende water
diepe waterkolken ingraaftdie aangevuld moeten
worden om daarop weder den dijk te doen rusten.
De polder is in een aantal boerenplaatsen verdeeld
die aan verschillende eigenaars toebehooren. Op de
meeste boerderijen houdt men ongeveer 28 tot 30
melkkoeijen en even zooveel jong vee en vetweiders.
Er zijn er echter onder, waar men 's winters 100
stuks vee stalt. De beste stukken dionen tot het
vetweiden het hooiland wordt eenmaal gemaaid en
daarna geweid. De huurprijs wisselt af van 20
tot 60 per bunder, naarmate de grond veenaehtig
of klei is. Merkwaardig is hier nog, dat men van
eenige lage landen veel partij weet te trekken door
beplanting met biezen of russchen, waarvan men hier
in den omtrek veel matwerk vervaardigten de
waarde van de opbrengst kan met goed hooiland
wedijveren.
Zoo verhanlt ons Emile de Laveleije, van
Gentbij velen onzer landbouwers bekenddie hem
op de beide laatste Congressen te Middelburg en te
Leeuwaarden hebben ontmoetof op zijne rondreizen
in ons land leerden kennen. Hij gaf zijn voornemen
te kennen om zijne reisherinneringen en onderzoekin-
gen omtrent onzen landbouw uit te geveneven als
hij dit vroeger van Belgie en Zwitserland deed. In
het nommer van 1 5 September van de Revue des deux
Mondes, treffen wij thans zijn eerste artikel over on
zen nederlandschen landbouw aan. Hij beschrijft
daarin de weidestreek onzer aangeslibde gronden
Noord-Hollandde Friesche greidestreekZwolle's
omstreken en het Kampereiland. Hij heeft goed
waargenomenen al hetgeen hij mededeelt munt door
juistheid en geest van opmerking uitterwijl het in
een zeer aangenamen vorm met levendigen stijl en
dikwerf schilderachtige teekening, wordt wedergegeven.
Hoewel het voor een grooter pnbliek en alzoo ook
voor niet-landbouwers gesehrcven wordt, zullen ook