Bemesling met Beenderen in Engeland.
EEN BOEDELHUIS VAN OUDEN DATUM.
MANGELWORTELBLAD.
MEEKEAP.
vooruitgang, waarop reeds zoo veel werd verrigtmnav zoo
ontzettend veel meer te doen overblijft.
Oot wij weten bij den aanvang van een nieuw jaar, de
Hollandsche landbouwers geen beter wensch te doen dan dat
ook zij deze gewigtige lesdoor de tijdsomstandigheden ge-
gevenernstig ter liarte mogen nemen, en bun liandelen
gedurende het nieuvve jaar het bewijs tnoge leveren, dat zij
die in prakfijk wenschen te brengen, overtuigd ais we zijn,
dat dan ook elk nieuw jaar van liunne toeneinende welvaart
en van den verraeerderden bloei van den Nederlandschen
landbouw zal getuigen.
Bij het doen van geschiedkundige nasporingen omtrent
eene verdrijving van Friesche monniken van bet eiland Mar-
ken, door graaf JFillem IF, verrigt door den archivarius
Dr. It. C. Bakhuizen van den Brink, is ook voor den dag
gekomen de rekening van een boedelhuis in het jaar 1344
of 1345 dus ruim 500 jaren geleden op Marken gehouden
nadat de monniken, vermoedelijk op vrij wederregterlijke
wijze, door genoemden graaf uit hun bezit waren ontzet. In
een open brief beantwoordt Dr. Staring de vraag van den heer
van den Brink, of er uit die rekening ook inliehtingen zijn
te verkrijgen omtrent den landbouw van dien tijd en streek,
en deelt hij daaruit menige kurieuse bijzonderheid mede.
Marken was toen veel grooter dan nuhet verdrijven
der monniken bragt geen zegen aanen een groot deel van
het welligt door hen voor de zee beveiligde land, werd ten
gevolge van het nalatig beheer van hunue opvolgers weder
verzwolgen. De veehouderij blijkt de hoofdzaak der monniken
te zijn geweest, zoowel bet fokken van rundvee als paarden,
het maken van kaas en een weinig boter. De verkooping
werd bekend gemaakt door de3 Graven bodendie liepen in
Aemstelrelant, in Waterlant, in den Zevane, tot Apecoude
ende te Lonen, en dit ruim adverteren van den graaf bleek
niet verkeerdwant de koopers op den boeldag waren niet
slechts van Marken, maar ook uit Zevane, Aedamme, Monike-
dammeZuderwoude Wtdamme Scellingwoude Velsen,
AemstelredammeDijemerdammeDyemen, Muden, Weespe,
Apecoude Lonen en Naerden.
De verkooping van het inghebodelt ging kontant, hi ghereden
gelde; het vee dus waarschijnlijk op tijd. Er werden geveild
27 paarden, 127 stuks runderenwaaronder 93 koeijen, 18
varkensen ganzen en eendendoch geen schapen. A1 de
paarden zijn bij de kleur oangeduid, en Staring zegt: Merk-
waardig is het groote verschil in kleur, en dat op bet geheel
gemis aan zorg wijst, om een ras tevormen, of rassen zuiver
te houden, eene agronomische onbedrevenbeiddie vijfhonderd
jaar later, nog even sterk in ons goede vaderlaud heerscht
als toenmaals. Er waren acht zwarte of zwartachtige paarden
negen schimmels en negen bruinen of vossen.
Bij het rundvee vindt men hetzelfde verscbijnselgroote
verscheidenheid van kleur.
Vermoedelijk ook LakenveldersStaring meent dit althans
uit de beteekenis van wit en wit gouderde koeijenwaarmede
eenigen wordeu aangeduid te kunnen afleideu. Blare koeijen
houdt hij voor betgeeu wij er nu nog mede aanduidenzwarte
of roode koeijen met witte koppen. Er is ook spraak van
rugghelde en scillede koeijenmaar wat dit juiat wil beduiden
blijft onzeker. Staring besluit daaruit
Even als bij de paarden zien wij ook liier eene verwarde ver-
menging van rassen. Er bestaat eene overleveringdat het
Hollandsche vee voormaals rood is geweest, en, bij de vee-
pest van nu bijna honderd jaar geledendoor invoer van
zwartbonte Holsteinscbe koeijen de roode kleur heeft verloren.
Het rundvee onzer oude veesehildersvan de Poller bij voor-
beeldis ook voor het grootste deel rood. Uit de vele
zwarte en zwartachtige runderen van de Eriescbe monniken
op Markenmoet men evenwel besluitendat dit verkleuren
der Hollandsche koeijenveeleer aan den invloed van Friesch
vee moet worden toegeschreven. Juist gelijk tegenwoordig zullen
de Friesen zich meer op de fokkerij dau de Hollanders bebben
toegelegden zwartezwartbonte en grijze jonge koeijen
aan de Hollandsche boeren hebben verkocht; terwijl denkelijk
de zwartblaar-koeijen ook van daar afkomstig waren, van
waar deze nog heden ten dage kerwaarts overkomenuit
Groningen namelijk.
De roode koeijen moetengeloof ikalleen als echte
Hollanders worden aangezienals vertegenwoordigers v
het thans zeldzaam meer in Holland voorkomende ras, maar
dat nog in Gelderland en Overijssel gevonden wordten
daar tegenwoordig veelal, doch ten onregte, Drentscb ras
genoemd wordt.
Men zoude meenen des te grooter afscheiditig in de rassen
van runderen en paarden te vindennaarmate men tot vroeger
tijden terug ging, toen, bij minder verkeer onder devolken,
minder vervoer van vee en dus een minder kruisen der
rassen moest plnats vinden. Vijf honderd jaar geleden echter
blijkt men hier te lande nog vrij wat minder- "zuivere rassen
te bebben gehad dan tegenwoordig.
Als bijvoeging tot dit gevoelen van Dr. Staring omtrent de
raskleur van het vee en de beteekenis daaraan iu vroeger
tijd gehecht, moge hier iets volgen uit den Onderwijzer der
boeren of landliedenopgesteld door een voornamen lleer en
Liefhebber van 't Landleven, gedrukt te Leeuwarden in 1758,
en dat, gelijk verder uit bet werk blijkt, hoofdzakelijk de
Friesche toestanden beschrijft. Daar wordt gezegd
De koleur van 't Hair doet eygentlijk niets tot de Deugd
der Koejenmaar men meent egter bevonden te hebben
dat de swarte en swartbonte de meesle en beste Melk geven
nlsmede de witte, dochwelkers .Melk niet zoo goed zoud
zijnDaarcnboven siju dese witte tederder van aard. Hoe
t sij bijna vder Landman of Boer heeft in de koleur syn
verkiesing en een soort van Liefkebberijdie hem ook vrij
staateu een soort van groot vermaak geeft Dus sal men
by de eene Boer dikwils meest louter swart bonteby de
andere allemaal rode of rood bonte Koejen, etc. vinden.
Edog Helaas de verkiesing in desen staat niet altijd vrij
gelijk nu sedert veele jaren door de droevige sterfte des Rund-
vees gebleken is, maar alles scbijnt sig in desen opzigte weer
te herstellenen 't daardoor voor den Landman en 't Land
florissanter te worden.
Eindelijk is er uit de rekening ook nog wat omtrent de
prijzen van toen op te maken. Onder het geveilde komen
ook voor 11 mudden rogghen, en werd elk mud verkocht
voor vijf schelling en acht groot. De heer Staring neemt
deze prijs in vergelijking met den middenprijs der rogge in
de laatste tien jaren tot bazis, om den prijs der andere zaken
olgens de hedendaagsche waarde van het geld te berekenen.
Daaruit volgt dat het duurste paard betaald werd met/408;
het goedkoopste, een lamme merrie, met 10.20; de duurste
koe gold 112.40, de goedkoopste /36; gemiddeld golden
de zwarte koeijen 86, de roode 70. _De duurste stier
werd met/ 50 betaald, de minste een kalf voorzeker, bragt
slechts 23 op. Het vee had dus ook toen reeds een be-
trekkelijk hoogen prijs en het kaasmaken was alzoo zeker ook in
dien tijd een voordeelig bedrijf.
Het zijn wel slechts enkele bijzonderhedendie wij aldus
vernemen omtrent den landbouw onzer voorvaderen van vijf
eeuwen herdoch die toch niet van belang ontbloot zijn.
Snuffelde men met dit oogmerk wat meer in oude geschriften
dan zou er zeker nog al wat zijn op te delven, vooral wan-
neer men als Dr. Staring uit zeer enkele gegevens toch aar-
dige gevolgtrekkingen weet te maken.
De verbouwers van mangelwortels zijn niet altijd gewoon het
loof aan hun vee te vervoederen. In voederarme streken
zoo als op de zandgronden in Gelderland en in Belgie on
Duitschland geschiedt dit altijd ja zelfs dikwerf bewaart men de
bladeren met tusschenstrooijen van zoutin kuilen, die men
met grond dekt. Veelal verwaarloost men het echteromdat
het vee tijdens het oogsten nog niet stal staat en ook wijl
men het toch voor geen best voeder houdt, omdat het vee
als men er ruim mede voedert daarvan sterk aan den afgang ge-
raakt. Wat nu dit laatste betreft, zoo meent men te hebben
ontdekt, dat den purgerende eigenschap alleen is toe te schrijven
aan de groene kleurstof der bladeren. Laat men het blad bij
het oogsten drie of vier dagen in hoopen liggenwaar-
door het venvelkt en geel wordt, zoo zou het dit nadeelig ge-
volg voor de gezondheid van het vee niet meer hebben en een
gezond voedsel zijn.
Dat het werkelijk de moeite van het naar huis halen wel
waard moet zijn mag daaruit blijken dat er streeken zijn
waar de vrouwen van arbeiders het oogsten van de mangel
wortels voor niet willen doen, als zij slechts het loof voor
belooning hunner moeite mogen hebben, waarmede zij dan
hunne koe voederen.
Deze raadgeving is wel wat uit den tijd, maar zal hen,
die dit lezen en er nut van kunnen hebben een volgend
jaar als het loof ongebruikt op den akker blijft liggen,
of bij het ploegen van het land nog last en arbeid veroor-
zaakt om het uit te spreiden en er goed onder te werken,
toch alligt weder in de gedachten komen terwijl het niet
gezegd is, dat we juist op het geschikte oogenblik er nan zou-
den der.kenom er de aandacht op te vestigeu. Acht men het
mangelwortelblad niet veel waard; het hooi dat men er door
uitspaart heeft spoedig een waarde, die meer in het oog valt,
en in landbouw vooral geldt de lespas op de kleine winsten
dan komen de groote van zelf.
Heeds voor geruimen tijd had men in Engeland de beenderen
als eene krachtig werkende meststof leeren kennen, zoodat
die, welke in de steden werden verzameld en voor geen ander
doel geschikt waren-, door de landbouwers gebruikt werden,
Men stopte ze iu geheelen toestand of grof verbroken in
den grond, doch het duurde dan wel tien tot vijftien jaren
eer ze geheel vergaan waren. In de omstreken van Sheffield
verkreeg men echter zeer gunstige uitkomsten door het mesten
met den afval der draaijers in Ivoor, hoorn en beenderen,
waar men aanvankelijk geen weg mede wist en als geheel
zonder waarde beschouwde. Eerst konden dan ook de land
bouwers ze graag voor de moeite van het weghalen verkrijgen
later gaf men 90 cents voor het mud en weldra steeg de prijs
tot/ 50 a 60 de 1000 nederlandsche ponden. Thans wordt
er jaarlijks ongeveer 800,000 ned. ponden van dien afval
te Sheffield verkocht.
Dit bragt echter tevens op het denkbeeld om de grove
beenderen te breken en fijn te malen.
Eerst brak men ze slechts tot kleine stukjeslater maakte
men ook beenAexmeel. Men zaaide de gemalen beenderen
afzonderlijk uit, of vermengde die eerst met stalmest.
Vooral werd er buitengewoon veel gebruik van gemaakt op
de destijds zeer arme gronden in het noordwesten van Engeland
en Schotland. In weinige jaren waren die streken buiten
gewoon in vruchtbaarheid toegenome^. De zoogenaamde wolds
van Lincolnshire, die tot de krijtformatie behooren de drooge
en dorre gronden van Nottingham en Cambridgeshire en de
zware kleigronden en weilanden van Derbyshire en Cheshire
werd door ruiine bemesting met beenderen in opbrengst gelijk
aan de beste gronden van het geheele land. Overal werden
stoommolens opgerigt; in de nabijheid der stad Lincoln alleen
bestonden voor weinige jaren geleden zestig stoommolens,
voornamelijk tot het fijnmalen van beenderen bestemd. Buiten-
dien had men op vele groote bouwerijen eene eigen inrigting
daartoe. Aanvankelijk gebruikte men 5000 tot 7500 ned.
ponden per bunder, later 2500 tot 3500 en eindelijk slechts
1250 tot 1500 ned. ponden beendermeel. Hoe fijner men
de beenderen maalde, des te minder bleek er namelijk noodig
te zijn voor het verkrijgen van gelijke nitkomst. Het is
daaroin dat het stoffijne gestoomde beendermeel thans veelal
de voorkeur geniet boven dat op elk andere wijze bereid.
Om de working buitendien te verhoogen, liet men het been
dermeel eerst in hoopen gistenterwijl men het tevens vermengde
met asch, vochtige aarde, turfmolm of mest, en de hoop met
gier of waschwater besproeide.
De handel in beenderen werd door dit toenemend gebruik
van groot belang. Een rapport in 1842 aan het Huis der
Gemeenten ingeleverd toonde aan dat alleen uit elf zeehavens
van de Noordzee en de Oostzee jaarlijks 13 millioen nederl.
ponden naar Engeland werden uitgevoerd. Uitsluitend te Hull
bedroeg de invoer volgens officiele opgaven
In 1815 8 millioen nederl. ponden.
,,1835 25
1845 32
Deze belangrijke lioeveelheden werden in later tijd nog
vermeerderd door het gebruik van het beenzwart, dat als afval
bij de suikerraffinaderijen verkregen wordt, en de beenasch
die uit Amerika werd aangevoerd.
In het jaar 1840 toonde Liebig het nut aan, om de been
deren met sterke zuren te behandelenwaardoor de oplosbaar-
heid en de snelle werking der beenderen verhoogd werd.
Hierdoor bewees hij den landbouw zeer groote dienst, en de
goede uitkomsten met de aldus toebereide beenderen verkregen
waren de oorzaak dat een aantal fabriekanten zich op de
bereiding van deze meststof toelegdendie in den eersten
tijd onder den naam van opgeloste beenderen of duitsche
compost verkocht werd. Daar het weldra aan beenderen ontbrak
om deze fabrikatie geregeld voort te zettenzocht men overal
rond naar stoffendie even als de beenderen hoofdzakelijk
uit phosphorzure kalk bestaan of phosphorzuur bevatten.
Deze vond men in de beddingen van natuurlijke phosphaten,
welke als fossiele stoffenof als zoogenaamde nodulen in het
crag van het graafschap Suffolk voorkomenen in de coproliten
der krijtbeddingen van Cambridgeshire; en dit werd een voor-
name grondstof voor de bereiding van die meststof, welke
men thans onder den algemeenen naam van superphosphaten
aanduidt. Ook uit het buitenland voerde men daartoe gelijk-
soortige stoffen aan. De apatite uit Noorwegenhet phos-
phoriet uit Spanje, de guano's van Sombrero en van Kooria-j
Mooriahet beenzwart, beenasch uit Amerika, enz. worden van
alle punten van den aardbol naar Engeland vervoerdom daar
tot superphosphaten te worden verwerkt.
Vap welk een overwegend belang deze meststof voor den
Engelschen landbouw geworden iskan men eenigermate uit
de volgende cijfers opmaken.
De jaarlijksche invoer van beenderen bedraagt tegenwoordig
ongeveer84 millioen ned. ponden.
Die in het binnenland verzameld
schat men op 50
134
Daarvan zal ongeveer voor gebruik
in de nijverheid (voor messen, knoo-
pen en andere bestemming) afgaan 20
blijft 114
Hiervan worden 40 millioen ned. ponden als gebroken
beenderen of beendermeel gebruikt; hetgeen tegen/70 de
duizend nederl. ponden 29,000,000 bedraagt.
De overige 74 millioen ned. ponden, door behandeling
met zuur tot 110 millioen ned. ponden superphosphaat ver
werkt, vertegenwoordigen tegen den prijs van/75 de duizend
ned. ponden, eene waarde van 82,500,000.
Het verbruik van rainerale phosphaten aeht men ongeveer
te zijn
Coprolitlien van Cambridge. 50 millioen ned. ponden
Idem van Suffolk 5
Apatite en verschillende phosphaten 5
te zamen 60
welke tot 90 millioen ned. ponden superphosphaat verwerkt
en tegen een prijs van 60 de duizend ned. ponden nog een
bedrag van 5,400,000 uitmaken.
In Groot-Brittanie besleden de landbouwers alzoo jaarlijks on
geveer lionderd en zestien millioen nederlandsche gulden voor den
aankoop van beenderen en andere meststoffendie hoofdzakelijk
uit phosphorzure kalk bestaan.
Zij erkennen daardoor hoe volstrekt noodig het is dit ge-
wigtig bestanddeel, dat door de granenhet zuivel en de
beenderen van het gefokte vee aan den grond ontnomen wordt,
en dat met den stalmest niet weder in den grond komt,
daaraan terug te geven.
In Nederland wordt daarvoor zeker niet zooveel duizendtallen
gulden besteed als in Engeland millioenen.
In een berigt der heeren makelaars IF. Sp C. Foutedezer
dagen uitgegeven, wordt omtrent dit artikel het volgende gezegd:
Sedert ons berigt van 26 October (zie Weekblad 1863 biz. 209),
is in de stemming weinig verandering gekomen. De kooplust
kan onder de ongunstige omstandighedendie op dit artikel
drukken, zich niet belangrijk ontwikkelen. Voor behoefte word!